ECLI:NL:RBOVE:2021:5035

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
29 maart 2021
Publicatiedatum
14 april 2023
Zaaknummer
08/063929-20, 08/250421-19 (tul), 13/654003-18 (tul) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor poging tot afpersing, poging tot zware mishandeling en diefstal met geweld

Op 29 maart 2021 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere misdrijven, waaronder poging tot afpersing, poging tot zware mishandeling en diefstal met geweld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 8 maart 2020 in Enschede een afspraak had gemaakt met een slachtoffer via een datingsite. Tijdens deze afspraak heeft de verdachte, gewapend met een groot keukenmes, geprobeerd het slachtoffer af te persen door hem te dwingen geld af te geven. De verdachte heeft daarbij dreigende woorden geuit en heeft daadwerkelijk met het mes gestoken, waardoor het slachtoffer verwondingen opliep die medische behandeling vereisten. Daarnaast heeft de verdachte een tweede slachtoffer, een vrouw op een fiets, beroofd van haar bezittingen door geweld te gebruiken. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, met daarnaast de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met voorwaarden. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen opgelegd aan de slachtoffers, die door de verdachte zijn benadeeld. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de feiten, de omstandigheden van de zaak en de persoonlijke situatie van de verdachte, waarbij ook rekening is gehouden met zijn psychische problemen en verslavingsproblematiek.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers: 08/063929-20, 08/250421-19 (tul) en 13/654003-18 (tul) (P)
Datum vonnis: 29 maart 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
wonende in [woonplaats] ,
nu verblijvende in de P.I. Nieuwegein in Nieuwegein.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 22 juni 2020, 7 december 2020, 12 maart 2021 en 15 maart 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S. Leusink en van hetgeen door verdachte en de raadsvrouw mr. R.S.E. Bruinen, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:heeft geprobeerd [slachtoffer 1] af te persen;
en/of
primair: heeft geprobeerd [slachtoffer 1] van het leven te beroven door hem met een mes te steken;
subsidiair: heeft geprobeerd om aan [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door hem met een mes te steken;
feit 2:[slachtoffer 2] heeft afgeperst;
en/of
[slachtoffer 2] door (bedreiging met) geweld van haar fiets, sleutels, mobiele telefoon, paspoort en OV-chipkaart heeft beroofd.
feit 3:heeft ingebroken in een auto en daaruit een brillenkoker heeft gestolen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
Hij op of omstreeks 8 maart 2020,
te Enschede, op de Beneluxlaan, in ieder geval op de openbare weg,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf en
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te
bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld, een persoon,
genaamd [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van 130 euro, in
elk geval van enig goed en/of geldbedrag geheel of ten dele
toebehorende aan die [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
hij, verdachte
(nadat hij van tevoren een afspraak met die [slachtoffer 1] had
gemaakt)
- voorzien van een (keuken)mes op die [slachtoffer 1] is afgelopen
en/of
- meermalen, in ieder geval eenmaal dreigend tegen die [slachtoffer 1]
heeft gezegd “geef me je geld, geef me je geld”, althans woorden van
gelijke strekking en/of aard en/of
- een (keuken)mes op die [slachtoffer 1] heeft gericht (gehouden) en/of
- meermalen, in ieder geval éénmaal met een (keuken)mes in de hand
en/of (onder)arm en/of in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 1]
heeft gestoken/geprikt/gesneden
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en/of
hij op of omstreeks 8 maart 2020 te Enschede, ter uitvoering van het
door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk,
van het leven te beroven, die [slachtoffer 1] meermalen, in ieder geval
éénmaal, met een mes, in ieder geval een dergelijk (scherp) en/of puntig
(steek) voorwerp, in de (onder)arm en/of in de richting van het
(boven)lichaam heeft gestoken/geprikt/gesneden, terwijl die [slachtoffer 1]
op de bestuurdersstoel van een auto zat, terwijl de uitvoering
van het voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 8 maart 2020 te Enschede, ter uitvoering van het
door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer 1]
meermalen, in ieder geval éénmaal, met een mes, in ieder geval een
dergelijk (scherp) en/of puntig (steek) voorwerp, in de onder(arm) en/of
in de richting van het (boven)lichaam heeft gestoken/geprikt/gesneden,
terwijl de uitvoering van het voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op of omstreeks 8 maart 2020
te Enschede, op de Getfertsingel en/of de Burgermeester van Veenlaan,
in ieder geval op de openbare weg,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te
bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld, [slachtoffer 2] ,
heeft gedwongen tot de afgifte van een fiets en/of één of meerdere
sleutel(s) en/of een mobiele telefoon (IPhone SE )en/of een paspoort
en/of een OV-chipkaart, althans enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan die [slachtoffer 2] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
en/of
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen,
een fiets en/of één of meerdere sleutel(s) en/of een mobiele telefoon
(IPhone SE )en/of een paspoort en/of een OV-chipkaart, althans enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van
geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] gepleegd
met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of de
medeverdachten de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het
gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij
verdachte
- op die [slachtoffer 2] is afgelopen, terwijl zij op haar fiets reed en
waardoor zij tot stilstand moest komen en/of
- meermalen, in ieder geval éénmaal met zijn vuist en/of een voorwerp
op het hoofd van die [slachtoffer 2] heeft geslagen en/of
- meermalen, in ieder geval éénmaal dreigend tegen die [slachtoffer 2]
heeft geroepen “ geef me jouw geld”, althans woorden van gelijke
strekking of aard;
3
hij in of omstreeks de periode van 8 september 2019 tot en met 9
september 2019,
te Enschede, in elk geval in Nederland, uit een auto, een brillenkoker, in
elk geval enig goed dat geheel of ten dele aan een ander dan aan
verdachte toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 3] , heeft weggenomen met
het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, waarbij hij,
verdachte zich de toegang tot die/dat auto en/of goed heeft verschaft
en/of die/dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door
braak en/of verbreking.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1 ten laste gelegde poging tot afpersing en de ten laste gelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard. Verdachte heeft bekend dat hij het slachtoffer heeft geprobeerd af te persen. Het slachtoffer heeft verklaard dat hij door verdachte met een mes gestoken is. Deze verklaring vindt steun in de medische gegevens van het slachtoffer waarin wordt gesproken over een wond die gehecht moest worden. Daarnaast zijn in het kader van de forensische opsporing in het vest dat het slachtoffer droeg meerdere gaten gevonden die niet passen bij het grijpen naar het mes tijdens een worsteling, zoals verdachte heeft verklaard. Door met een groot koksmes in te steken op iemand die achter het stuur van een auto zit en geen kant op kan, heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij het slachtoffer dodelijk zou verwonden. De officier van justitie heeft zich daarnaast op het standpunt gesteld dat het onder 2 en onder 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, mede op basis van de bekennende verklaringen van de verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde poging tot afpersing wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, met uitzondering van het steken met het mes. Daarnaast heeft de verdediging vrijspraak bepleit van de primair en subsidiair tweede cumulatief/alternatief tenlastegelegde poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling. Uit het dossier en de handelingen, die mogelijk te kwalificeren zijn als afpersing, kan niet ook het opzet op de dood dan wel op zwaar lichamelijk letsel – ook niet in voorwaardelijke zin – worden afgeleid. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde merkt de verdediging op dat verdachte ter zitting een bekennende verklaring heeft afgelegd, met uitzondering van het meermalen slaan. Van dat onderdeel dient verdachte dan ook vrijgesproken te worden. Het onder 3 ten laste gelegde kan bewezen worden verklaard.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Feit 1
De redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op zondag 8 maart 2020 heeft aangever [slachtoffer 1] (hierna: aangever) via de datingsite Blendr een afspraak gemaakt met verdachte. Zij hebben elkaar in Enschede ontmoet en verdachte is bij aangever in de auto gestapt. Zij zijn naar de Beneluxlaan gereden waar verdachte is uitgestapt en een portiek is binnengegaan. Enige minuten later zag aangever een schim achter zijn auto langslopen. Vervolgens werd het portier van zijn auto open getrokken en zag aangever verdachte staan, die een capuchon over zijn hoofd had getrokken. Verdachte schreeuwde ‘geef mij je geld, geef mij je geld”. Aangever zag dat verdachte een groot keukenmes in zijn hand hield en dat hij daarmee stekende bewegingen naar aangever maakte. Het lukte aangever zijn portier te sluiten en weg te rijden. In het ziekenhuis is geconstateerd dat aangever een snijwond op zijn linker onderarm had. Deze wond is met vijf hechtingen gehecht. Aangever had daarnaast nog meerdere verwondingen aan zijn linkerhand. Het vest dat aangever die avond droeg is door de Forensische Opsporing onderzocht. Zij hebben geconstateerd dat in het vest meerdere perforaties in de linkermouw en een rechtlijnige beschadiging in de manchet van de linkermouw zaten. Aan de voorzijde van het vest zat aan de linkerkant boven een steekzak een kleine, ronde perforatie. In het T-shirt van aangever zat iets uit het midden aan de linkerkant een kleine perforatie.
Verdachte heeft bekend dat hij geprobeerd heeft aangever geld afhandig te maken en dat hij daarbij heeft gedreigd met een keukenmes afkomstig uit de messenset van zijn vriendin.
De overwegingen van de rechtbank
Verdachte heeft ontkend dat hij aangever ook met het mes gestoken heeft. Volgens verdachte is aangever gewond geraakt doordat aangever zich verweerde en er een worsteling ontstond terwijl verdachte het mes in zijn handen had.
-
Wel of niet gestoken met het mes?
Door aangever is gezien dat verdachte een groot koksmes in zijn hand hield en dat hij daarmee stekende bewegingen in aangevers richting heeft gemaakt. De door verbalisanten van de forensische opsporing geconstateerde rechtlijnige steekbeschadiging in het manchet van de rechtermouw van het vest van aangever past naar het oordeel van de rechtbank bij het letsel dat aangever heeft aan zijn linker onderarm en bij de verklaring van aangever over het ontstaan van dat letsel. Ook de overige perforaties die door de verbalisanten zijn geconstateerd in de kleding van aangever en de plaatsen waar die perforaties zijn aangetroffen, passen naar het oordeel van de rechtbank bij de verklaring van aangever. Het letsel en de steekbeschadigingen in de kleding van aangever passen naar het oordeel van de rechtbank niet bij de verklaring van verdachte, inhoudende dat dit zou zijn ontstaan doordat aangever tijdens een worsteling in het mes heeft gegrepen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte aangever heeft gestoken met het keukenmes.
- (
(Voorwaardelijk) opzet op de dood?
De rechtbank ziet zich vervolgens allereerst voor de vraag gesteld of sprake is van (voorwaardelijk) opzet op de dood van aangever.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het dossier en de behandeling ter terechtzitting niet kan worden vastgesteld dat verdachte aangever met het mes heeft gestoken, met het opzet om aangever van het leven te beroven. Niettemin kan voorwaardelijk opzet op de dood bewezen worden geacht als op grond van de bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat aangever door het steken met het mes zou komen te overlijden.
De rechtbank overweegt dat het steken met een keukenmes, zoals door verdachte gehanteerd, op of in de richting van het bovenlichaam van een slachtoffer in beginsel potentieel dodelijk zou kunnen zijn. Dit geldt des te meer indien het slachtoffer zich op dat moment achter het stuur van een personenauto bevindt en dus geen kant op kan. De rechtbank heeft op grond van de redengevende feiten en omstandigheden, zoals die hiervoor zijn opgenomen, in samenhang met de inhoud van het procesdossier, echter niet kunnen vaststellen dat in dit geval sprake was van een aanmerkelijke kans dat aangever als gevolg van het handelen van verdachte zou komen te overlijden. In het dossier ontbreekt informatie over de kracht waarmee verdachte is gestoken en ook een letselbeschrijving van het letsel van aangever ontbreekt. Nu het dossier derhalve onvoldoende aanknopingspunten biedt voor het aannemen van voorwaardelijk opzet op de dood, acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de in de tweede plaats cumulatief/alternatief primair ten laste gelegde poging tot doodslag, zodat zij verdachte daarvan zal vrijspreken.
- (
(Voorwaardelijk) opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel?
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of sprake is van (voorwaardelijk) opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij aangever.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het dossier en de behandeling ter terechtzitting niet kan worden vastgesteld dat verdachte aangever met het mes gestoken heeft met het opzet om aangever zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Niettemin kan voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bewezen worden geacht, als op grond van de bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat aangever door het steken met het mes zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte met een groot keukenmes in de linker onderarm van aangever heeft gestoken, terwijl aangever zich op dat moment zittend achter het stuur van een auto bevond en derhalve geen kant op kon. Aangever heeft hierbij een snijwond in zijn linker onderarm en meerdere verwondingen aan zijn linkerhand opgelopen. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte door zo te handelen de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bij aangever heeft aanvaard. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat zich in de plaats waar het slachtoffer is geraakt, te weten zijn onderarm, pezen, zenuwen en bloedvaten bevinden. De gedragingen van verdachte kunnen naar de uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht te zijn op een bepaald gevolg, namelijk het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij aangever, dat het niet anders kan dan dat verdachte de aanmerkelijke kans dat aangever zwaar lichamelijk letsel zou oplopen, willens en wetens heeft aanvaard. Daarmee heeft verdachte in voorwaardelijke zin opzet gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij aangever.
De rechtbank is aldus van oordeel dat de in de tweede plaats cumulatief/alternatief subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling wettig en overtuigend is bewezen.
4.3.2
De feiten 2 en 3
Feit 2 eerste cumulatief/alternatief tenlastegelegde
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het onder feit 2 eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde, nu er geen bewijsmiddel is voor het dwingen tot afgifte zoals is vereist voor een bewezenverklaring van afpersing.
De feiten 2 tweede cumulatief/alternatief en 3
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 2 tweede cumulatief/alternatief en 3 ten laste gelegde feiten op grond van de in de bewijsbijlage opgenomen bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 in de eerste plaats cumulatief alternatief, het in de tweede plaats cumulatief/alternatief subsidiair, het onder feit 2 tweede cumulatief/alternatief en feit 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij op 8 maart 2020, te Enschede, op de Beneluxlaan, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf en met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld, een persoon, genaamd [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag toebehorende aan die [slachtoffer 1] , welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte
- voorzien van een keukenmes op die [slachtoffer 1] is afgelopen en
- dreigend tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd “geef me je geld, geef me je geld”, en
- een keukenmes op die [slachtoffer 1] heeft gericht (gehouden) en
- met een keukenmes in de hand en onderarm en in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en
hij op 8 maart 2020 te Enschede, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer 1] met een mes in de onderarm en in de richting van het bovenlichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van het voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op 8 maart 2020 te Enschede, op de Getfertsingel en/of de Burgermeester van Veenlaan, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, een fiets en sleutels en een mobiele telefoon (IPhone SE ) en een paspoort en een OV-chipkaart toebehorende aan [slachtoffer 2] , welke diefstal werd voorafgegaan van geweld tegen die [slachtoffer 2] gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat hij verdachte
- op die [slachtoffer 2] is afgelopen, terwijl zij op haar fiets reed en waardoor zij tot stilstand moest komen en
- met een voorwerp op het hoofd van die [slachtoffer 2] heeft geslagen en
- dreigend tegen die [slachtoffer 2] heeft geroepen “ geef me jouw geld”;
3
hij in de periode van 8 september 2019 tot en met 9 september 2019, te Enschede, uit een auto een brillenkoker, toebehorende aan [slachtoffer 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, waarbij hij, verdachte zich de toegang tot die auto heeft verschaft door braak.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten, zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45, 310, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1
de eendaadse samenloop van de misdrijven:
poging tot afpersing
en
poging tot zware mishandeling;
Feit 2 tweede cumulatief/alternatief
het misdrijf: diefstal, voorafgegaan van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken;
Feit 3
het misdrijf: diefstal, terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden met aftrek van de in voorarrest doorgebrachte tijd. Daarnaast heeft de officier van justitie de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: TBS) met dwangverpleging gevorderd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat rekening moet worden gehouden met de verslavingsproblematiek van verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden, waarvan ook sprake was op het moment dat de feiten zijn gepleegd. Zij verzoekt de rechtbank – indien de rechtbank van oordeel is dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is – hem conform de adviezen van de deskundigen TBS met voorwaarden op te leggen en een onvoorwaardelijk strafdeel dat niet of niet veel langer is dan de tijd die door verdachte reeds in voorarrest is doorgebracht. Indien de rechtbank verdachte niet in verminderde mate toerekent, is naast een gevangenisstraf voor de duur van 24 of 25 maanden, een fors voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden een mogelijkheid.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich in één nacht schuldig gemaakt aan twee brutale straatroven, waarbij hij het plegen van fors geweld niet heeft geschuwd. Allereerst heeft verdachte heel berekenend een afspraak gemaakt met een man via de datingapp Blendr. Nadat hij samen met die man een tijdje in diens auto heeft doorgebracht en aldus zijn vertrouwen heeft gewonnen, heeft hij het slachtoffer naar een pinautomaat laten rijden om vervolgens – nadat ze naar een voor verdachte bekende plek in Enschede zijn gereden – uit de auto te stappen en kort daarna met een capuchon op zijn hoofd te proberen het slachtoffer te beroven van diens geld. Verdachte had daarbij een groot keukenmes bij zich en hij heeft dat mes ook daadwerkelijk gebruikt, getuige de steekwond waarvoor het slachtoffer zich in het ziekenhuis heeft laten behandelen. Ruim een uur later fietst een vrouw op haar fiets naar huis, wanneer zij tot stoppen wordt gedwongen door verdachte. Hij slaat haar vervolgens met een bierfles (formaat halve liter) tegen haar hoofd en berooft haar van haar fiets, mobiele telefoon, sleutels en een aantal pasjes. Daarnaast heeft verdachte zich nog schuldig gemaakt aan een auto-inbraak. Een hinderlijk feit dat schade en overlast veroorzaakt voor het slachtoffer. Door aldus te handelen heeft verdachte zich telkens enkel laten leiden door zijn eigen (financiële) motieven, terwijl hij zich geen moment heeft bekommerd om de impact van zijn strafbare handelen – dat met name bij straatroven groot is – op de slachtoffers. Deze impact is ook treffend verwoord op de zitting door [slachtoffer 2] , het slachtoffer van de laatste straatroof. Deze feiten – met name de straatroven – brengen daarnaast in het algemeen ook in de samenleving gevoelens van angst en onveiligheid teweeg.
Justitiële documentatie
De rechtbank betrekt bij de straftoemeting tevens dat verdachte blijkens zijn strafblad vele malen eerder voor vermogens- en geweldsdelicten is veroordeeld en dat hij nog in twee proeftijden liep, waarvan een voor het plegen van een diefstal met geweld.
Gevangenisstraf
De rechtbank is van oordeel dat de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten, mede gelet op het strafblad van verdachte, een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur rechtvaardigen. De rechtbank heeft daarbij tevens acht geslagen op de na te melden over verdachte opgemaakte rapportages.
Pro Justitia rapportages
De rechtbank betrekt bij de straftoemeting de over verdachte opgemaakte Pro Justitia rapportages, die zijn opgemaakt op 17 november 2020 door D.R. van der Velden, GZ-psycholoog, en op 30 november 2020 door M. Çatak en P.K.J. Ronhaar, beiden psychiater. In onderling verband en samenhang bezien, komt uit die rapportages onder meer naar voren dat bij verdachte sprake is van een psychische stoornis in de zin van verslavingsproblematiek (ernstige stoornis in gebruik van cocaïne en een stoornis in gebruik van alcohol) en een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Verder is sprake van een verstandelijke beperking in de vorm van zwakbegaafdheid.
-
Psycholoog
De psycholoog beschrijft dat verdachte in het ten laste gelegde onder feit 1 – op het moment van rapporteren ontkende verdachte feit 2 nog – functionele agressie heeft gebruikt om zijn drugsgebruik te kunnen bekostigen. Enerzijds heeft verdachte gepland om met de man af te spreken met als doel geld afhandig te maken. Vanuit dit planmatige karakter zou het ten laste gelegde hem volledig toegerekend kunnen worden. Anderzijds blijkt verdachte een structureel instabiele en zelfgerichte man met tekortschietende oplossingsvaardigheden (persoonlijkheidsstoornis) die door zijn stoornis in het gebruik van cocaïne totaal geen grip meer heeft en koste wat kost zijn primaire behoeften wil bevredigen. Er is dan sprake van doorwerking van zijn persoonlijkheidsstoornis in combinatie met zijn stoornis in het gebruik van middelen. De psycholoog adviseert het ten laste gelegde verminderd aan verdachte toe te rekenen. Het risico op gewelddadig gedrag van verdachte is groot. Dit risico is sterk gekoppeld aan zijn instabiliteit en stoornis in het gebruik van cocaïne. Verdachte is (cognitief) gemotiveerd voor behandeling/ondersteuning om zijn leven op orde te krijgen, maar het optuigen van een behandeltraject wordt bemoeilijkt door zijn persoonlijkheidsproblematiek. Een klinische opname op een forensische psychiatrische setting en aansluitend een direct, intensief en beschermd 24-uursondersteuningsaanbod wordt aanbevolen. Als kader wordt gedacht aan een TBS met voorwaarden: (1) opname op een forensische psychiatrische setting en hierna (2) ambulant voortzetten van forensische behandeling en (3) beschermd wonen/dagbesteding. De verwachting is dat hij zich in een TBS-kader gemakkelijker aan de voorwaarden zal houden, aangezien omzetting naar dwangverpleging dreigt als hij dit niet doet. Aansluitend aan de TBS met voorwaarden kan gedacht worden aan een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als back-up, zodat verdachte voor langere tijd gemonitord kan worden en direct effect/een gedragsconsequentie volgt als hij zich niet aan de voorwaarden houdt.
-
Psychiaters
De psychiaters zien gedragskundig onvoldoende gronden om tot vermindering van de toerekenbaarheid te adviseren, omdat gepland crimineel gedrag, zoals feit 1, – over feit 2 wordt geen uitspraak gedaan in verband met verdachtes ontkenning ten tijde van het opstellen van de rapportage – geacht wordt voort te komen uit keuzes. Bij het maken van die keuzes, waarvan verdachte weet dat die strafbaar zijn, wordt hij niet door zijn pathologie beperkt. Eerder laat hij deze afhangen van situationele factoren, waarbij hij gefaciliteerd wordt door zijn gebrekkige geweten en gebrek aan empathie. De kans op nieuw delictgedrag is groot. Verdachte zou kunnen profiteren van een behandeling waarin aandacht is voor zijn verslavingsproblematiek en zijn persoonlijkheidsstoornis, maar ook voor adequate huisvesting, dag- en vrijetijdsbesteding en werk. Zo’n behandeling kan alleen succesvol verlopen als deze klinisch, langdurig en voldoende intensief is. Hierbij valt te denken aan het voortzetten van de behandeling zoals deze in FVK Piet Roordakliniek plaatsvond. Hoewel verdachte zich ten tijde van de gesprekken gemotiveerd toont, is het niet de verwachting dat hij een dergelijke behandeling in een geheel vrijwillig kader zal kunnen volhouden en afronden.
De behandeling zou opgelegd kunnen worden in het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel en/of in het kader van een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (GVM). Verdachte toont zich, zoals genoemd, gemotiveerd voor een behandeling in een FVK. Tegelijkertijd wordt opgemerkt dat een dergelijke behandeling in 2019 niet succesvol is afgerond en dat verdachte in de proeftijd reeds is gerecidiveerd. Indien de rechtbank van oordeel is dat een behandeling geïndiceerd is en dat het genoemde kader niet toereikend is om de algemene recidiverisico’s op delictgedrag te verminderen, dan resteert alleen een behandeling in het kader van een terbeschikkingstelling. Naar mening van de psychiaters zou in dat geval een TBS met voorwaarden toereikend kunnen zijn.
Reclasseringsadvies en maatregelenrapport
De rechtbank heeft eveneens acht geslagen op het reclasseringsadvies van GGZ-reclassering Fivoor van 20 november 2020, het maatregelenrapport, eveneens van GGZ-reclassering Fivoor, van 11 februari 2021 en op de toelichting die daarop ter zitting van 12 maart 2020 is gegeven door R. Liekens-Willems.
Wat betreft de toerekenbaarheid schaart de reclassering zich achter de gedachtengang van de psycholoog. Gezien de antisociale persoonlijkheidsstoornis van verdachte, gecombineerd met de gediagnosticeerde zwakbegaafdheid, kan er bij verdachte gesproken worden van complexe problematiek. Verdachte gaat zijn eigen gang en laat zich, in negatieve zin, beïnvloeden door derden. Hij bagatelliseert de problemen en is externaliserend. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog. Een ‘vrijblijvende’ klinische plaatsing in een instelling zal misschien tijdelijk soelaas bieden, maar de kans is groot dat verdachte bij stress, spanning en overschatting van zichzelf terugvalt in agressief en ontwrichtend gedrag. Om de behandeling te laten slagen zijn naar de mening van de reclassering strakke en heldere kaders nodig. De kans op gedragsverandering en verlaging van het recidiverisico wordt haalbaarder geacht met ‘lik op stuk beleid’. Duidelijke afspraken over de gevolgen van zijn gedrag zijn noodzakelijk. Vanwege het recidiverende karakter van zijn agressieve en ontregelde gedrag, de hardnekkige en tot nu toe lastig te behandelen psychopathologie en de hoge kans op herhaling van agressie en geweld, acht de reclassering TBS met voorwaarden niet perse passend. Verdachte heeft zeer langdurige behandeling nodig in een zeer strikt en gestructureerd kader waarbij sprake is van een zeer stapsgewijze terugkeer naar de maatschappij. De kans dat verdachte in het kader van een TBS met voorwaarden uiteindelijk de voorwaarden niet meer zal kunnen naleven (vanuit zijn psychopathologie) is groot en als dat zover is, is er mogelijk weer sprake van slachtoffers. Alhoewel de reclassering dus sterke twijfels heeft aangaande de haalbaarheid van een TBS met voorwaarden, is zij toch bereid verdachte enig voordeel van de twijfel te geven. Verdachte heeft een beperkte behandelgeschiedenis en de reclassering acht het mogelijk dat een langdurige klinische opname in combinatie met het eerder genoemde lik op stuk beleid, een positieve invloed heeft op de responsiviteit. Verdachte is gemotiveerd voor behandeling na detentie in het kader van een TBS met voorwaarden. Hij is zich bewust van de consequenties bij het niet naleven van voorwaarden en afspraken. Verdachte is van mening dat het voorgestelde TBS kader, met bij het niet naleven van de voorwaarden de consequentie van een TBS met dwangverpleging, de stok achter de deur is die hij nodig heeft om zijn leven op orde te krijgen en delictgedrag achter zich te laten.
Ter zitting heeft getuige-deskundige Liekens-Willems daar aan toegevoegd dat verdachte op zitting – door ook feit 2 te bekennen – weer wat meer verantwoordelijkheid voor zijn gedrag heeft genomen. Er is maximale controle nodig tijdens de behandeling en begeleiding. Zij heeft haar twijfels aangaande het kader van TBS met voorwaarden weergegeven in haar rapportage en die twijfels heeft zij nog altijd. Maar na ampele overwegingen heeft verdachtes beperkte behandelgeschiedenis voor haar toch de doorslag gegeven. Verdachte is in het verleden behandeld in de Piet Roorda kliniek. Dat is met name een verslavingskliniek, terwijl verdachte daarnaast nog veel meer problematiek en problemen heeft die behandeling behoeven, maar die in het verleden nooit behandeld zijn. Daarnaast is het zo dat een TBS met voorwaarden een heel strak en zwaar kader is. Verdachte heeft daarbij de regie niet meer in handen. Het risico op onttrekken aan de voorwaarden is aanwezig, maar het vooruitzicht van een mogelijke omzetting van de maatregel naar een TBS met dwangverpleging is voor hem een goede stok achter de deur. Verdachte heeft laten zien dat de opgelegde detentiestraffen geen indruk op hem maken. Er is hem in het verleden maar één keer eerder een goed behandelaanbod gedaan, waardoor het te kort door de bocht is om nu te zeggen dat er geen andere behandelmogelijkheden zijn. De kans dat verdachte zich conformeert aan behandeling en begeleiding en de responsiviteit van verdachte zijn veel groter bij een TBS met voorwaarden dan bij een TBS met dwangverpleging. Bij een TBS met voorwaarden wordt hem perspectief en hoop voor de toekomst geboden. De verwachting is dat hij dan ook echt met de behandeling aan de slag gaat. Bij een TBS met voorwaarden is er door het strakke kader geen ruimte voor verdachte om, zonder consequenties, achter over te leunen en niet mee te werken met een behandeling.
De reclassering adviseert om de dadelijke uitvoerbaarheid van de TBS-maatregel te gelasten.
De rechtbank neemt de conclusies van de psychiaters, de psycholoog en de reclassering over, evenals het advies van de psycholoog om verdachte feit 1 in verminderde mate toe te rekenen. Het advies van de psycholoog wat betreft de mate van toerekeningsvatbaarheid is goed gemotiveerd en begrijpelijk. Gelet op het feit dat verdachte ter terechtzitting de feiten 2 en 3 alsnog heeft bekend en tijdens het plegen van die feiten de vastgestelde persoonlijkheidsstoornis en de stoornis in het gebruik van middelen ook aanwezig waren, is de rechtbank van oordeel dat die stoornissen ook hebben doorgewerkt, zodat ook deze feiten verdachte in verminderde mate kunnen worden toegerekend.
TBS met dwang of voorwaarden?
De rechtbank is van oordeel dat de terbeschikkingstelling van verdachte dient te worden gelast, nu bij verdachte ten tijde van het begaan van de strafbare feiten een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens bestond, de door verdachte begane feiten misdrijven zijn waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel eist. De vraag waar de rechtbank zich voor gesteld ziet, is of aan deze maatregel voorwaarden moeten worden verbonden of dat verdachte van overheidswege moet worden verpleegd, zoals gevorderd door de officier van justitie.
De rechtbank stelt voorop dat een TBS met voorwaarden alleen aan de orde is bij personen die niet te gevaarlijk zijn, een niet te ernstig misdrijf hebben begaan en een betrouwbare bereidheid tot medewerking tonen. Hoewel er vraagtekens gezet zijn bij de daadwerkelijke intrinsieke bereidheid van verdachte om mee te werken is de rechtbank van oordeel dat op dit moment een TBS met voorwaarden voor verdachte de meest aangewezen behandelcontext vormt. De rechtbank acht het met de deskundigen noodzakelijk dat verdachte langdurig klinisch wordt opgenomen en dat vervolgens doorstroming vanuit een klinische setting plaatsvindt naar een beschermd wonen plek met ambulante behandeling en toezicht. TBS met verpleging van overheidswege acht de rechtbank op dit moment een te vergaande maatregel, met name gelet op de beperkte behandelgeschiedenis van verdachte. De rechtbank sluit zich in dat opzicht aan bij met name de overwegingen van de getuige-deskundige Liekens-Willems daaromtrent, mede gelet op het feit dat TBS met voorwaarden een zeer strak en gestructureerd kader is en het feit dat omzetting van de maatregel in een TBS met dwangverpleging, bij het niet naleven van de voorwaarden, als stok achter de deur dient voor verdachte. Tot slot is van belang dat de door de reclassering geformuleerde voorwaarden, indien verdachte zich daaraan conformeert, volstaan om het recidivegevaar dat van verdachte uitgaat voldoende te beperken en zodoende de maatschappij voldoende te beschermen. Verdachte heeft ter zitting blijk gegeven van (enig) probleembesef en -inzicht en hij heeft zich bereid verklaard medewerking te verlenen aan de voorgestelde behandeling en de voorwaarden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd. Dat in combinatie met het feit dat ook de psychiaters en de psycholoog hebben geadviseerd tot oplegging van een TBS met voorwaarden, maakt dat de rechtbank daartoe zal overgaan.
De rechtbank zal gelasten dat verdachte ter beschikking wordt gesteld onder de voorwaarden zoals hierna te noemen en zoals door de reclassering is geadviseerd.
De rechtbank stelt vast dat de bewezenverklaarde feiten 1 eerste cumulatief/alternatief en tweede cumulatief/alternatief subsidiair en 2 tweede cumulatief/alternatief misdrijven betreffen die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meerdere personen, zodat, met het oog op artikel 38e Sr, de totale duur van de terbeschikkingstelling niet beperkt is tot de duur van vier jaren.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Gelet op al hetgeen hiervoor reeds is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meerdere personen. De rechtbank zal derhalve bevelen dat de TBS met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] (feit 2)
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 2.089,01, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- vervanging (2e hands) fiets € 50,--;
- vervangende huissleutel € 51,05;
- vervangende milieupas € 10,--;
- vervangingskosten paspoort € 73,20;
- vervangingskosten OV-chipkaart € 11,--;
- reiskosten € 83,77;
- kosten kleding € 59,99.
Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 1.750,-- gevorderd.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de immateriële schade te matigen, omdat uit de toelichting bij de vordering naar voren komt dat de geleden immateriële schade ook ten dele is veroorzaakt door het eerdere feit waarvan aangeefstere slachtoffer is geworden. Dat gedeelte van de schade is aldus geen schade die door dit feit is veroorzaakt. De verdediging verzoekt die kostenpost te matigen en stelt als billijk te achten bedrag een bedrag van € 1.000,-- voor.
De verdediging heeft geen opmerkingen over de aangevoerde materiële schadeposten.
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit 2 tweede cumulatief/alternatief rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten zijn onvoldoende betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 2.089,01, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
8.2
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] (feit 3)
[slachtoffer 3] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 467,24, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de post ‘reparatie van auto’.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen verweer gevoerd tegen deze vordering.
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit 3 rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadepost is niet voldoende betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 467,24, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
8.3
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen hebben verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten 2 tweede cumulatief/alternatief ( [slachtoffer 2] ) en 3 ( [slachtoffer 3] ) is toegebracht.

9.De vorderingen tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd de vorderingen tot tenuitvoerlegging onder de parketnummers 08/250421-19 (gevangenisstraf voor de duur van één week) en 13/654003-18 (gevangenisstraf voor de duur van vier maanden) toe te wijzen.
De raadsvrouw heeft om afwijzing van de vorderingen verzocht gelet op de straf die in deze zaak mogelijk opgelegd gaat worden en waarbij mogelijk eveneens een maatregel zal worden opgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat de vorderingen van de officier van justitie moeten worden toegewezen. Het is gebleken dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan het plegen van nieuwe strafbare feiten heeft schuldig gemaakt.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 37a, 38, 38a, 55 en 57 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder feit 1 in de tweede plaats cumulatief/alternatief primair en feit 2 eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 1
de eendaadse samenloop van de misdrijven:
poging tot afpersing
en
poging tot zware mishandeling;
Feit 2 tweede cumulatief/alternatief
het misdrijf: diefstal, voorafgegaan van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken;
Feit 3
het misdrijf: diefstal, terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) maanden;
- bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
TBS-maatregel
- gelast dat verdachte
ter beschikking wordt gestelden stelt daarbij de volgende
voorwaarden:

Algemene voorwaarden

  • de terbeschikkinggestelde pleegt geen strafbare feiten;
  • de terbeschikkinggestelde geeft toestemming aan de reclassering tot het opvragen en uitwisselen van informatie aan alle instellingen die zij relevant achten en die van belang zijn voor een goede behandeling c.q. begeleiding in het kader. Tevens verleent hij zijn medewerking aan het maken van een digitale foto ten behoeve van zijn dossier en verleent hij ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking aan het nemen van een of meer vingerafdrukken, of biedt ter inzage een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht aan;
  • de terbeschikkinggestelde geeft toestemming aan de reclassering en aan zijn begeleiders, dat in geval van ongeoorloofde afwezigheid of calamiteiten en het niet nakomen van bovengenoemde voorwaarden, deze informatie aan alle betrokken partijen gemeld wordt;
  • tijdens de gehele TBS maatregel is het voor de terbeschikkinggestelde niet toegestaan om zich buiten het Europese deel van het Koningrijk der Nederlanden te begeven;
Bijzondere voorwaarden
  • de terbeschikkinggestelde houdt zich aan de voorschriften en aanwijzingen die zijn en worden gegeven door de aangewezen reclasseringsorganisatie en moet zich zo frequent melden als de reclassering dat nodig acht. Daarnaast werkt de terbeschikkinggestelde mee aan huisbezoeken door de reclassering;
  • de terbeschikkinggestelde verblijft in FPK Transfore of soortgelijke instelling en zal zich houden aan de daar geldende huis- en leefregels c.q. voorwaarden die daar aan hem gesteld worden en stelt zich hierin begeleidbaar op en conformeert zich aan de geboden behandeling, ook als dit inhoudt inname van voorgeschreven medicatie;
  • de terbeschikkinggestelde werkt mee aan het, indien nodig geacht, elektronisch toezicht met het doel zijn verlofbewegingen te monitoren;
  • de terbeschikkinggestelde werkt, indien geïndiceerd, mee aan een plaatsing in een vervolgsetting, zoals een beschermd/begeleid wonen en zal zich aldaar houden aan de geldende huis- en leefregels c.q. voorwaarden die aan hem gesteld worden;
  • de terbeschikkinggestelde conformeert zich aan een ambulante (vervolg)behandeling bij een forensische polikliniek of een soortgelijke instelling, na het afronden van klinische opname, ook als dit inhoudt inname van voorgeschreven medicatie;
  • de terbeschikkinggestelde zal niet van verblijfplaats veranderen dan na overleg met zijn behandelaren en de reclassering;
  • de terbeschikkinggestelde zal niet zonder toestemming van zijn begeleiders en/of de reclassering zijn werkuren bij het dagbestedingtraject veranderen;
  • de terbeschikkinggestelde zal geen omgang hebben met personen die zijn resocialisatie in gevaar (kunnen) brengen en stelt zich open op, inzake het aangaan van nieuwe relaties of bestaande relaties en heeft geen bezwaar dat deze op ‘gepaste en discrete’ wijze door de reclassering worden gescreend;
  • de terbeschikkinggestelde zal zich onthouden van alcohol- en drugsgebruik en zich niet onttrekken aan controles hierop;
  • de terbeschikkinggestelde geeft inzicht in zijn financiën als daarom verzocht wordt en accepteert hiervoor begeleiding;
  • de terbeschikkinggestelde zorgt ervoor dat hij altijd bereikbaar is voor zijn begeleiders en behandelaren;
  • de terbeschikkinggestelde werkt, in het geval van een door de reclassering en behandelaren geïndiceerde crisissituatie, mee aan een tijdelijke terugplaatsing in de gesloten unit van de FPA of een soortgelijke instelling;
  • de terbeschikkinggestelde werkt mee aan een Ambulant Forensisch Psychiatrisch Toezicht (FPT) bij een nader te indiceren klinische behandelsetting, ook als dit betekent een time-out opname van maximaal tweemaal een periode van zeven weken. Daarnaast worden er binnen het FPT afspraken gemaakt (na een klinisch traject) inzake onder andere tijdelijke crisisopvang;
- draagt GGZ Reclassering Fivoor op de ter beschikking gestelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de voorwaarden;
dadelijke uitvoerbaarheid
- beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] (feit 2): van een bedrag van € 2.089,01 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 maart 2020);
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit 2 tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 2.089,01,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 maart 2020 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 30 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] (feit 3): van een bedrag van € 467,24 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 september 2019);
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit 3 tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 467,24,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 september 2019 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 9 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;

tenuitvoerlegging voorwaardelijke straffen

- gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel van 9 januari 2020 met parketnummer 08/250421-19 voorwaardelijk opgelegde
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (een) week;
- gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de meervoudige strafkamer in de rechtbank Amsterdam van 5 juli 2018 met parketnummer 13/654003-18 voorwaardelijk opgelegde
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Venekatte, voorzitter, mr. S.K. Huisman en
mr. M.W. Eshuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.M. Hoek, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2021.
Buiten staat
Mr. S.K. Huisman is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer Eend20/Ekster20 (ON2R020027 / ON2R020028). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 1
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 7 december 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
Met betrekking tot het eerste ten laste gelegde feit kan ik verklaren dat het klopt dat ik heb
gedreigd met een groot keukenmes, afkomstig uit de messencollectie van mijn vriendin Ik zei “geef me je geld" en ik had het mes in mijn hand. Ik ben vervolgens weggerend en ik heb het mes tijdens de vlucht weggegooid. Het was mijn intentie om [slachtoffer 1] te beroven en te laten schrikken. Ik stond aan de bestuurderskant.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , pagina’s 20 tot en met 22, inclusief de bijlage op pagina 25, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever:
Op zondag 8 maart 2020 hebben we elkaar getroffen. Hierop zijn we naar de Beneluxlaan in Enschede gereden. Ik parkeerde mijn auto en hij liep naar binnen. Na ongeveer 2 à 3 minuten hoorde ik iemand hard aan komen lopen. Ik zag toen in een schim dat er iemand vlug achter mijn auto langs liep. Hierop werd meteen mijn portier open getrokken. Ik zag dat dit diezelfde man betrof als waarmee ik had afgesproken en die dus het laatste half uur bij mij was geweest. Ik zag dat hij nu zijn capuchon over zijn hoofd getrokken. Ik weet voor 100% zeker dat het gewoon dezelfde man betrof. Hij begon te schreeuwen “geef me je geld, geef me je geld”. Hierop begon hij op mij te grijpen. Vervolgens wilde ik het portier dichttrekken en duwde hem daarom aan de kant. Op dat moment zag ik dat hij een groot koksmes in zijn rechterhand had. Ik herkende meteen dat het een koksmes was, aangezien ik zelf als kok in de keuken heb gewerkt. Het lemmet van het mes was zeker 20 à 25 centimeter lang. Ik zag dat hij het mes bovenhands vasthield. Vervolgens zag ik dat hij steekbewegingen naar mij begon te maken. Hij maakte continu steekbewegingen in mijn richting. Door zijn handelen wist ik zeker dat hij mij echt probeerde te steken. Hierop heb ik mij zo goed en kwaad als het kon verdedigd en heb hem geprobeerd weg te duwen. Hierop ben ik meteen weggereden. Tijdens het rijden, merkte ik dat er bloed op mijn broek lekte. Vervolgens zag ik dat ik meerdere steekverwondingen aan mijn hand had. En toen ik mijn vest omhoog deed, zag ik tot mijn schrik dat ik een behoorlijke steekwond op mijn onderarm had. In het ziekenhuis is de wond op mijn linker onderarm gehecht. Er zitten vijf hechtingen in. De overige verwondingen op mijn hand hoefden niet gehecht te worden. Tevens had ik nog een kras op mijn buik. Deze verwonding is ook veroorzaakt door het mes. Ik weet zeker dat de persoon waarmee ik heb afgesproken en die dus bij mij is de auto heeft gezeten, dezelfde persoon is als die op de profielfoto staat.
3.
Het proces-verbaal forensisch onderzoek kleding slachtoffer, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] , pagina’s 80 en 81, inclusief de fotomap als bijlage op de pagina 84 tot en met 91, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van die verbalisant:
In de linker mouw van het grijze vest zag ik een tweetal perforaties. Ik zag een rechtlijnige beschadiging in en door het manchet van de linker mouw. Ik heb dit opgemeten en zag dat het ongeveer 1,6 centimeter lang was. Iets hoger in de mouw zag ik een perforatie in en door de mouw. In de voorzijde van het vest zag ik aan de linkerkant boven een steekzak een kleine, ronde perforatie. In het T-shirt zag ik iets uit het midden aan de linkerkant een kleine perforatie.
Feit 2
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 12 maart 2021, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in art. 359, derde lid, laatste volzin, Sv;
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , pagina’s 92 en 93.
Feit 3
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 7 december 2020, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in art. 359, derde lid, laatste volzin, Sv;
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , pagina 189.