ECLI:NL:RBOVE:2021:5036

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
5 maart 2021
Publicatiedatum
14 april 2023
Zaaknummer
08/192569-20 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meerdere diefstallen in vereniging met anderen

Op 5 maart 2021 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van meerdere diefstallen in vereniging met anderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van tuinstoelen, een bromfiets en een Nexus camera. De feiten vonden plaats op verschillende data in juni 2020, waarbij de verdachte samen met medeverdachten handelde. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden en een taakstraf van 120 uren, met bijzondere voorwaarden voor behandeling en begeleiding in verband met haar verslavingsproblematiek. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks haar verslaving, verantwoordelijk was voor haar daden en dat er sprake was van een bewuste samenwerking met de medeverdachten. De vordering van de benadeelde partij werd afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing van de schade.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/192569-20 (P)
Datum vonnis: 5 maart 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum 1] in [geboorteplaats] ,
verblijvende aan de [woonplaats 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 19 februari 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. K.J.L. de Valk en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. V.P.J. Tuma, advocaat te Amersfoort, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere (gekwalificeerde) diefstallen, al dan niet in vereniging met een ander of anderen, dan wel heling.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
zij, op of omstreeks 24 juni 2020 te Schuinesloot, gemeente Hardenberg tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meerdere tuinstoel(en), in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde(n), te weten aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2
zij, op of omstreeks 28 juni 2020 te Almelo tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een gele snor-/bromfiets (van het merk/type Piaggio Vespa Sprint), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij, op of omstreeks 28 juni 2020 te Almelo, een goed, te weten een gele snor-/bromfiets (van het merk/type Piaggio Vespa Sprint) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl zij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
3
zij, op of omstreeks 24 juni 2020 te Slagharen, gemeente Hardenberg tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een Nexus camera, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed onder haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
4
zij, in of omstreeks de periode van 27 juni 2020 tot en met 28 juni 2020 te Almelo tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een fiets (van het merk/type Gazelle Orange C7+), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Vrijspraak
Feit 4
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
De raadsman heeft bepleit dat er geen wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft medegepleegd. De verdachte dient te worden vrijgesproken.
Het oordeel van de rechtbank
Het dossier bevat een aangifte van [slachtoffer 4] , waarin hij onder meer verklaart over een diefstal van twee fietsen van het merk en type Gazelle Orange C7+ en een andere fiets die bij zijn woning zijn weggenomen in de nacht van 27 juni 2020 op 28 juni 2020. Het dossier bevat verder een verklaring van getuige [getuige 1] die verklaart in voornoemde periode ’s nachts gezien te hebben dat twee mannen een heren- en damesfiets uit de kofferbak van een auto halen en dat deze fietsen bij de woning van verdachte, die volgens de getuige op dat moment de auto bestuurde, werden gestald.
De rechtbank is van oordeel dat het dossier geen bewijsmiddelen bevat waaruit overtuigend blijkt dat verdachte de diefstal heeft (mede)gepleegd. Bovendien blijkt onvoldoende uit het dossier dat de zilverkleurige heren- en damesfiets, waarvan door getuige [getuige 1] gezien werd dat die uit de kofferbak zijn gehaald en bij de woning van verdachte werden gestald, de fietsen van aangever [slachtoffer 4] zijn. De rechtbank zal verdachte dan ook van het ten laste gelegde feit vrijspreken nu dit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.2
De overige feiten
Feit 1, feit 2 primair en subsidiair en feit 3
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de onder feit 1, feit 2 primair en feit 3 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte weliswaar blijft bij de verklaringen die ze bij de politie heeft afgelegd, maar dat die verklaringen in de context van haar gemoedstoestand op dat moment moeten worden beoordeeld. Verdachte was in die periode zwaar verslaafd aan GHB. Dit kan van invloed zijn geweest op haar geheugen en verklaringen. Verder kan niet bewezen worden dat verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met de medeverdachten. Verdachte droeg geen wetenschap van het geheel en heeft geen bijdrage van voldoende gewicht geleverd. Van medeplegen is geen sprake. Verdachte dient van deze feiten te worden vrijgesproken. De onder feit 2 subsidiair ten laste gelegde variant van heling kan wel wettig en overtuigend bewezen worden.
Het oordeel van de rechtbank
Als hieronder wordt verwezen naar bewijsmiddelen, dan zijn dit bewijsmiddelen opgenomen in de bijlage bij dit vonnis.
De rechtbank is van oordeel dat er geen feiten of omstandigheden uit het dossier naar voren zijn gekomen op grond waarvan moet worden aangenomen dat het drugsgebruik van verdachte in de periode van de ten laste gelegde feiten van invloed is geweest op de verklaringen die verdachte bij de politie heeft afgelegd. Deze verklaringen zullen dan ook voor het bewijs gebruikt worden.
Feit 1
Uit de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, te weten de aangifte van [slachtoffer 1] , de verklaring van getuige [getuige 2] en het proces-verbaal van bevindingen volgt, kort samengevat, het volgende. Op 24 juni 2020 zijn bij aangeefster tuinstoelen ontvreemd. Ten tijde van de diefstal stond een blauwe Peugeot 206 op de oprit en zijn twee mannen bij de woning van aangeefster gezien. De tuinstoelen zijn in de tuin van verdachte aangetroffen. Verdachte heeft verklaard dat zij samen met de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in de omgeving van Slagharen, gemeente Hardenberg was, dat zij de auto bestuurde, de medeverdachten stoelen bij een huis weghaalden en de stoelen in haar auto hebben gelegd.
Feit 2 primair
Ook dit feit, te weten dat verdachte zich schuldige heeft gemaakt aan de diefstal van de bromfiets van [slachtoffer 2] , acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank komt tot deze bewezenverklaring op grond van de aangifte van [slachtoffer 2] en de verklaringen van getuigen [getuige 3] , [getuige 4] , [getuige 5] en [getuige 6] . Daaruit blijkt onder meer dat de gele bromfiets op 28 juni 2020 in Almelo is weggenomen en door twee mannen in een donkerblauwe Peugeot werd geladen. Deze auto werd bestuurd door een vrouw. De bromfiets werd vervolgens bij de woning van verdachte aangetroffen. Verdachte heeft verklaard dat zij samen met voornoemde medeverdachten aan het rondrijden was, de medeverdachten op enig moment terug kwamen lopen met een bromfiets, de bromfiets in de auto werd geladen door de medeverdachten, zij dacht dat het geen zuivere koffie was, maar samen met de medeverdachten is weggereden waarna de bromfiets bij haar woning werd neergezet.
Feit 3
De rechtbank acht eveneens bewezen dat verdachte zich op 24 juni 2020 schuldig heeft gemaakt aan diefstal van een Nexus camera. Dit volgt uit de aangifte van [slachtoffer 3] , het proces-verbaal van bevindingen en het proces-verbaal van herkenning waaruit onder meer blijkt dat door een camera wordt geregistreerd dat een blauwe Peugeot de oprit oprijdt, er twee mannen en één vrouw rondom de woning lopen, plotseling het beeld van de camera weg valt en verdachte door de politie wordt herkend als de vrouw op de camerabeelden. Deze verklaring en bevindingen beziet de rechtbank in onderling verband en in samenhang met de verklaring van verdachte onder meer inhoudende dat zij samen met de medeverdachten het erf van een woning is opgereden en dat medeverdachte [medeverdachte 2] de camera heeft weggenomen.
Op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat naar de uiterlijke verschijningsvorm sprake is geweest van een gezamenlijke uitvoering van een voorafgaand plan tot diefstal van de tuinstoelen, de gele bromfiets en de Nexus camera. Verdachte en de medeverdachten waren samen op pad en zijn constant in elkaars nabijheid geweest. Geen van allen heeft zich op enig moment gedistantieerd of geprobeerd de ander tegen te houden en verdachte en de medeverdachten zijn bij alle feiten gezamenlijk aangekomen en vertrokken in de auto van verdachte die door haar werd bestuurd. Dat niet alle handelingen feitelijk door verdachte zijn begaan, maakt dat oordeel niet anders. Bovendien is de buit, de gestolen tuinstoelen en de gestolen gele bromfiets, bij de woning van verdachte aangetroffen. Uit de wijze waarop de feiten hebben plaatsgevonden kan worden afgeleid dat er sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking zodat de rechtbank het medeplegen wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank is aldus van oordeel dat op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 1, feit 2 primair en feit 3 ten laste gelegde feiten.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 1
zij, op 24 juni 2020 te Schuinesloot, gemeente Hardenberg tezamen en in vereniging met anderen, meerdere tuinstoelen, die geheel aan een ander dan aan verdachte en haar mededaders toebehoorden, te weten aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om zich die wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 2 primair
zij, op 28 juni 2020 te Almelo tezamen en in vereniging met anderen, een gele bromfiets (van het merk/type Piaggio Vespa Sprint), die geheel aan een ander dan aan verdachte en haar mededaders toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om zich die wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 3
zij, op 24 juni 2020 te Slagharen, gemeente Hardenberg tezamen en in vereniging met anderen, een Nexus camera, die geheel aan een ander dan aan verdachte en zijn mededaders toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om zich die wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en haar mededaders dat weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder feit 1, feit 2 primair en feit 3 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 en feit 2 primair
telkens het misdrijf: diefstal, door twee of meer verenigde personen;
feit 3
het misdrijf: diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 100 uur, subsidiair 50 dagen hechtenis, en daarnaast een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals die zijn opgelegd in de schorsingsbeschikking van de raadkamer van de rechtbank Overijssel van 20 januari 2021. De officier van justitie heeft de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden gevorderd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat bij een bewezenverklaring van heling (feit 2 subsidiair), een gevangenisstraf gelijk aan de duur die verdachte in verzekering gesteld is geweest en daarnaast een taakstraf voor de duur van 20 uren een passende straf is. Bij een bewezenverklaring van gekwalificeerde diefstallen (feit 1, feit 2 primair en feit 3) is een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, zonder bijzondere voorwaarden een passende straf. De vordering tot de dadelijke uitvoerbaarheid dient te worden afgewezen.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere diefstallen in vereniging. Verdachte heeft er bij het plegen van deze misdrijven blijk van gegeven andermans eigendomsrechten niet te respecteren, geen rekening te houden met de veiligheidsgevoelens van de slachtoffers en alleen maar te denken aan haar eigen financieel gewin, kennelijk om haar drugsverslaving te bekostigen. De rechtbank rekent dat verdachte zwaar aan.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen. Ten aanzien van de bewezenverklaarde feiten heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting voor diefstal van vervoermiddelen en insluiping in een woning, waarbij in onderhavig geval sprake is van veelvuldige recidive. Ten aanzien van diefstal van een brommer betreft dit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden en ten aanzien van insluiping in een woning een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden.
De rechtbank zal evenwel geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Zij vindt dat niet passend gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte waaruit onder meer blijkt dat zij thans in het kader van een schorsing van de voorlopige hechtenis onder toezicht staat van de reclassering met daaraan gekoppeld een aantal bijzondere voorwaarden waaronder behandeling voor haar verslavingsproblematiek. Het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou het door verdachte reeds aangevangen traject doorkruisen. Gezien de persoon van verdachte is behandeling nodig en zal verdachte daarna langdurige begeleiding en verdere hulpverlening nodig hebben om de kans op recidive nog verder te doen verminderen. Verdachte heeft een stevige ‘stok achter de deur’ nodig om niet te recidiveren. De op te leggen gevangenisstraf zal geheel voorwaardelijk worden opgelegd om begeleiding en hulpverlening binnen een voorwaardelijk kader te bieden, verdachte te stimuleren aan haar problematiek te werken en ook om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank ziet in het vorenstaande aanleiding om de officier van justitie te volgen in zijn eis, met dien verstande dat de rechtbank bijzondere voorwaarden bij het voorwaardelijk strafdeel eveneens noodzakelijk acht. Daarnaast heeft de rechtbank - in strafverzwarende zin - rekening gehouden met het uittreksel justitiële documentatie waaruit blijkt dat verdachte vaker voor soortgelijke feiten met justitie in aanraking is gekomen.
Alles afwegende acht de rechtbank een onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van 120 uren, bij niet naar behoren verrichten te vervangen door 60 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met een proeftijd van drie jaren passend en geboden. Aan die voorwaardelijke gevangenisstraf zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden koppelen zoals die zijn opgelegd door de raadkamer van de rechtbank Overijssel op 20 januari 2021.
De rechtbank heeft tenslotte rekening gehouden met het bepaalde in artikel 63 Sr.
De rechtbank gelast géén dadelijke uitvoerbaarheid ten aanzien van de bijzondere voorwaarden. De wettelijke grondslag daarvoor ontbreekt, nu de bewezenverklaarde feiten geen zeden- of geweldsmisdrijven betreffen die zijn gericht tegen of gevaar hebben veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
Feit 2
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen wegens materiële schade tot een totaalbedrag van € 2.691,25, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het aannemelijk is dat de benadeelde partij materiële schade heeft geleden en vordert toewijzing van de verzochte vergoeding.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat, gelet op de bepleite bewezenverklaring van heling, de vordering dient te worden afgewezen. Voorts wordt de omvang van de gevorderde schade betwist.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is de opgevoerde schade van de benadeelde partij [slachtoffer 2] onvoldoende onderbouwd aangezien de schadestaat niet voorzien is van een datum waardoor het voor de rechtbank onduidelijk is welke schade is ontstaan door het bewezenverklaarde feit. Uit het dossier blijkt bovendien dat er reeds een aantal onderdelen van de scooter/bromfiets, die thans als schadepost worden opgevoerd, beschadigd waren. Door of namens verdachte is de omvang van de schade gemotiveerd betwist. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadeposten alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onevenredige belasting van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij die gelegenheid niet zal bieden.
De benadeelde partij zal om die reden niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder feit 4 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1, feit 2 primair en feit 3 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder feit 1, feit 2 primair en feit 3 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 en feit 2 primair
telkens het misdrijf: diefstal, door twee of meer verenigde personen;
feit 3
het misdrijf: diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder feit 1, feit 2 primair en feit 3 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij Tactus Enschede op het adres Raiffeisenstraat 75 7514 AM Enschede, telefoonnummer 088-3822887. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- zich laat behandelen door Tactus verslavingszorg of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo spoedig mogelijk. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Indien daarvoor aanleiding is, bijvoorbeeld terugval in middelengebruik, overmatig middelen-gebruik of ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld ontstaat een grote kans op risicovolle situaties. Dan kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling,
detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat verdachte zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
- zal verblijven in een woning aangewezen door "Ambulante Zorg Twekkelerveld" of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang te bepalen door de reclassering. Het verblijf start zo spoedig mogelijk. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor haar heeft opgesteld;
- zal meewerken aan het aflossen van haar schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in haar financiën en schulden;
- zal meewerken aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- zich zoveel mogelijk onthoudt van het gebruik van verdovende middelen;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
120 (honderdtwintig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
60 dagen;
- beveelt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste 60 in verzekering of voorlopige hechtenis doorgebrachte dagen, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.C.S. Bordenga-Koppes, voorzitter, mr. M.A.H. Heijink en mr. R. ter Haar, rechters, in tegenwoordigheid van H.J.A. Teerlink, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 5 maart 2021.
Buiten staat
Mr. Ter Haar is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummers PL0600-2020299973. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 1
1.
Het proces-verbaal aangifte van aangeefster [slachtoffer 1] , van 25 juni 2020, pagina’s 79 t/m 83, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster:
Pleegplaats en tijdstip: [adres 1] . Tijdstip achtergelaten: 24 juni 2020 18:55 uur. Tijdstip geconstateerd: 24 juni 2020 22:00 uur. Vandaag, 24 juni 2020, tussen 19.00 en 22.00 zijn de stoelen behorend tot de tuinset bij ons achter het huis
ontvreemd. Merk: Hartman. Aluminium frame. Teakhouten armleuningen Kleur: Grijs. Aantal: 4.
2.
Het proces-verbaal verhoor van aangeefster [slachtoffer 1] , van 26 juni 2020, pagina’s 84 t/m 86, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster:
Op woensdagavond 24 juni 2020 is er een tuinset gestolen vanachter onze woning. Hiervan heb ik online aangifte gedaan. Dit is tussen 18.55 uur en 22.00 uur gebeurd. Gisterochtend kreeg mijn man een appje van de buurvrouw dat zij een blauwe auto op onze oprit gezien had met de neus richting de weg. Zij hadden er twee mannen bij gezien. Ze liepen vrij rond op het terrein. Niet schichtig of zo.
3.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , van 26 juni 2020, pagina’s 87 t/m 89, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige:
Op woensdag 24 juni 2020 omstreeks 21.00 uur fietste ik samen met mijn man op de
[adres 1] . Bij de [adres 1] zagen mijn man en ik een
blauwe Peugeot 206 op de oprit staan. Ook zagen wij 2 mannen die bij de garage bezig
waren. Volgens mij keken ze of de garagedeur open was of iets dergelijks. Het viel ons op dat de bewoners zelf niet thuis waren, want we zagen dat hun auto's er niet stonden. Wij dachten dat het misschien familie van hun was en hebben daarom er niets mee gedaan. Later hoorde wij van de bewoner van nummer [huisnummer] dat ze de tuinset hadden meegenomen.
4.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , met bijlage, van 12 juli 2020, pagina’s 89 t/m 68, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als bevindingen van verbalisanten:
Vandaag, zondag 12 juli 2020, waren wij, verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] ,
op de [woonplaats 2] . Het is mij bekend dat dit de woning is van: [verdachte] . In de voortuin zag ik vier tuinstoelen staan. Deze stoelen hadden een metalen frame, teak houten armleuningen en grijs geweven rugleuning stof. Ik zag dat deze stoelen van het merk Hartman waren. Collega [verbalisant 3] hoorde ik zeggen dat er bij een recente diefstal tuinstoelen waren weggenomen. Op 29 juni 2020 was ik, verbalisant [verbalisant 1] , ook bij bovengenoemde woning geweest en toen zag ik dat de hierboven genoemde tuinstoelen ook al in de voortuin van de woning stonden.
5.
Het proces-verbaal aangifte verhoor van verdachte [verdachte] , van 25 juli 2020, pagina’s 184 t/m 189, voor zover inhoudende, de verklaring van aangeefster.
U toont mij een andere foto. Daar sta ik op. (opmerking: de foto van verdachte in een wit shirt met zonnebril op het hoofd van bijlage 1 werd getoond) Ik reed vaak. Wat kun je er dan wel over vertellen? A : Het was bij Slagharen ergens geloof ik. Ik weet niet precies hoe het daar allemaal heet. Volgens mij waren er vier tuinstoelen. Die stonden bij mij in de tuin. Die hebben jullie daar nog opgehaald. Het was achteraf ergens. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hadden die stoelen opgehaald en achterin de auto gelegd. Ze hadden die bij een huis weggehaald. Het waren van die boerenhuizen.
Feit 2 primair
1.
Het proces-verbaal verhoor aangifte van aangever [slachtoffer 2] , van 28 juni 2020, pagina’s 21 t/m 26, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever:
Snorfiets: Vespa Sprint Piaggio, kleur: geel. Pleegplaats: Almelo. Tijdstip achtergelaten: 28-06-2020 05:00 uur. Tijdstip geconstateerd: 28-06-2020 11:15 uur. Gister rond 4 uur in de nacht kwam ik thuis met de scooter, deze stond voor de deur. Mijn moeder was ook nog wakker rond dat tijdstip, die kon niet slapen. Toen mijn moeder de volgende dag wakker werd kwam ze naar mijn kamer om te vragen waar mijn scooter was, ik was toen net wakker en had geen idee wat er was gebeurd. Toen we voor en achter gekeken hadden kwamen we tot de conclusie dat de scooter gestolen was. Toen hebben wij direct contact opgenomen met de politie. Ik kreeg toen een appje van mijn achterbuurmeisje van de [straatnaam] die vroeg of mijn scooter gestolen was aangezien haar moeder die ochtend rond 6 uur iets vreemds had gezien omtrent mijn scooter. Een andere buurvrouw heeft dat ook gezien. Beide zeggen ze dat ze een donkerblauwe Peugeot 206 van een ouder model zagen met het kenteken [kenteken] . De laatste 2 letters of cijfers van het kenteken konden niet afgelezen worden. Ze zagen beide dat er 2 mannen, 1 lange en een kleine gezette man waarvan beide kaal +- 35 jaar een scooter achter in de auto probeerden te drukken wat best moeizaam ging. Ook zat er een vrouw in met haar haar in een staart van +/- 25 in de auto. Dat is wat de buren aan de [straatnaam] hebben gezien.
2.
Het proces-verbaal verhoor van getuige [getuige 3] , van 28 juni 2020, pagina’s 26 t/m 28, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige:
Ik was vanmorgen zondag 28 juni 2020, omstreeks 06.00 uur in de keuken van mijn woning. Dit is aan de voorzijde van de woning en heeft zicht op de straat, de [straatnaam] . Ik zag toen een personenauto van het merk Peugeot hatchback de [straatnaam] oprijden vanaf de [straatnaam 2] . Ik zag dat de auto, direct op de verkeersdrempel aan het begin van de straat stopte. Ik zag dat er twee (2) mannen uit de auto stapten. Ik zag dat de twee mannen liepen inde richting van de woningen aan de [straatnaam 2] , aan de voorzijde. Ik zag dat de auto iets vooruit reed en een eindje verder weer stopte. Ik zag vervolgens de twee (2) mannen weer aan komen lopen met een gele scooter. Ze waren de scooter aan het beuren en slepen in de richting van de auto. Ik denk dat de scooter op slot was. Ik vond dit wel verdacht. Ik zag vervolgens dat de scooter achterin de auto werd geladen. Ik zag dat de scooter half in de auto was. Ik zag toen dat er een meisje achter het stuur van de auto zat. Zij bestuurde de auto. Ik had een kenteken op een briefje geschreven en dit aan de mensen gegeven die ik later sprak. Zij deden aangifte van diefstal van de gele scooter. Op dat briefje stond het kenteken [kenteken] en toen [kenteken] , dit laatste weet ik niet precies.
3.
Het proces-verbaal verhoor van getuige [getuige 4] , van 28 juni 2020, pagina’s 30 t/m 31, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige:
Vanmorgen, zondag 28 juni 2020 om ongeveer 5.50/5.55 uur, hoorde ik geluiden op straat. Ik werd hier wakker van en keek via het woonkamerraam naar buiten. Ik zag een donkerblauwe Peugeot voor mijn woning staan. Deze stond dwars voor mijn woning. Ik zag twee mannen bij de auto staan. Deze mannen kan ik als volgt beschrijven: Man 1: blank, normaal postuur, kort stekelig haar, 30/35 jaar. Man 2: blank, beetje gezet postuur, korte stekeltjes, blank, 30/35 jaar. Ik zag een gele scooter achterin de Peugeot liggen. Ik zag dat de scooter een windscherm had. De scooter lag met de achterkant in de auto, de voorkant van de
scooter hing uit de auto. Ik zag dat de twee mannen met de scooter bezig waren. Hiermee bedoel ik dat ze bezig waren om de scooter goed te leggen.
4.
Het proces-verbaal verhoor van getuige [getuige 5] , van 28 juni 2020, pagina’s 34 t/m 37, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige:
Ik hoorde op dat moment dat de scooter van ons neefje was gestolen. Dit gesprek was op 28 juni 2020 rond de klok van 17.00 uur. Ik ben toen na de, [straatnaam 3] , gereden. Na tien minuten zoeken zag ik een Peugeot 206 staan in de kleur blauw met een gedeelte van het kenteken [kenteken] staan aan de [straatnaam 4] kruising [straatnaam 5] te Almelo. Ik zag dat het voertuig verdekt stond opgesteld naast een bouwkeet. Ik ben naar de Peugeot gelopen en heb op de bumper gekeken. Ik zag vervolgens een gele verfdeeltjes op de bumper. De scooter van
mijn neefje was een gele Vespa. Ik ben in de buurt gaan rondvragen van wie dit voertuig moest zijn. Via via ben ik op het volgende adres gekomen, [adres 2] . Hier heb ik een man gesproken welke volgens mij [naam 1] heet. Het was een oudere man. Ik heb netjes gevraagd of het voertuig van hem was. Hij bevestigde dit. Maar vertelde daarbij dat dit het voertuig van zijn dochter was. Ik vroeg aan hem of hij een scooter had gestolen. Hij gaf aan dat hij wel wist wie dit wel had gedaan. Zijn dochter had dit voertuig gebruikt. Ik heb hem op dat moment gevraagd, wil jij mij dan naar je dochter brengen. Na een minuut of 5 kwam hij uit de woning lopen. Hij had zijn hoofd naar beneden en leek terneergeslagen. Zijn vrouw zei: ze hebben gevochten. Hij gaf aan ons aan waar de scooter stond. De scooter stond bij de [adres 3] . Maar de vriend van zijn dochter wilde deze niet geven. Ik ben vervolgens naar de woning gelopen. Ik heb aan zijn dochter op een nette manier gevraagd of ik de scooter terug mocht hebben. Ik zag dat ze wees naar de gang. En ik hoorde haar ook zeggen in de gang. Dit schreeuwde ze zelfs. Ik ben de steeg ingelopen. Aan de achterzijde van de steeg kwamen de mannen, welke ik herkende van het station, aangelopen. Ik heb aan deze mannen aangegeven dat ik de scooter terug wou hebben. En ze hebben mij de scooter teruggeven. De scooter stond achter de woning met [huisnummer 2] . Ik heb de mannen met de scooter uit de tuin zien komen van [huisnummer 2] . De lange kalende man stelde zich voor met zijn naam. [medeverdachte 2] . Ik vroeg hem hierna om zijn volledige naam. Hierop zei hij, [medeverdachte 2] . De kleine kalende man gaf mij ook een hand. Ook hebben ze heel vaak
hun excuses aangeboden voor het stelen van de scooter. En daarmee bevestigd het voor
mijn gevoel dat ze het ook hebben gedaan.
5.
Het proces-verbaal verhoor van getuige [getuige 6] , van 12 juli 2020, pagina’s 38 t/m 39, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige:
Ik weet niet meer precies wanneer het was, maar ik weet wel waar het over gaat. Ik was thuis aan de [woonplaats 1] . Ik was samen met mijn vrouw thuis. Die dag tegen de middag aan kwam mijn dochter [verdachte] onverwacht langs. Ik hoorde dat ze aan mijn vrouw vroeg of ze haar auto mochten lenen. Mijn dochter liet een sleutel achter van een Peugeot. Die is in beslag genomen door jullie. Ik denk na een kwartier a 20 minuten kwam er een man aan de deur. Hij zei dat hij op zoek was naar een gele scooter. Hij had camerabeelden. Hij was aan ons adres gekomen doordat hij die Peugeot zag staan. Die Peugeot stond ook op de camerabeelden. Ik ben toen direct met die man en mijn vrouw in die Peugeot naar het adres van mijn dochter gereden aan de [woonplaats 2] . Ik heb toen gezegd dat ik eerst alleen naar binnen zou gaan. Ik deed dit, omdat ik niet wist hoe ze zouden reageren. Toen ik binnen kwam zag ik drie personen. Dit waren mijn dochter, haar vriend en nog een man. Toen ik binnen was vroeg ik naar de scooter. Ik zag dat ze stil werden. Ik zei dat dit niet kon en dat ze moesten zorgen dat de scooter terug onmiddellijk terug moest. Ik zei dat ze hem aan de straat moesten zetten. Ik heb mijn dochter de sleutels van de Peugeot terug gegeven en gezegd dat ik die van mijn vrouw ook terug wilde. De scooter stond in het gangetje. Ik heb toen die man nog meegeholpen om de scooter op te buren en naar de weg te zetten. De scooter stond op het stuurslot, vandaar dat we hem moesten tillen.
6.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] , van
2 juli 2020, pagina’s 49 t/m 53, voor zover inhoudende als bevindingen van verbalisant:
Op 02-07-2020 stelde ik, verbalisant een onderzoek in naar een diefstal van een bromfiets weggenomen bij de [straatnaam] te Almelo. In het onderzoek hierna is vast komen te staan dat het voertuig dat werd gebruikt om de bromfiets weg te nemen een blauwe Peugeot betreft voorzien van het kenteken [kenteken] . Bij het raadplegen van het politie bevragingssysteem zag ik dat dit voertuig ook betrokken is geweest bij een poging woning inbraak/diefstal beveiligingscamera op de [woonplaats 3] op 24-06-2020 tussen 20.45 en 21.05 uur. Ik zag dat de aangever signalementen van drie personen beschrijft: 1. vrouw : normaal postuur, 25/35 jaar, donker haar in een knot, droeg zonnebril boven op hoofd, wit hemd, zwarte korte broek, zwarte schoudertas, witte schoenen 2. man : groot, kaal, 25/35 jaar, normaal postuur, tattoo in nek en op arm, blauw Nike T-shirt, zwarte trainingsbroek met een wit vlak, witte Adidas slippers en witte Sokken 3. man : normaal postuur, zwart shirt met foto Mike Tyson. Wit hoedje met een dun zwart streepje boven de zonneklep. Man heeft flesje vast. Ik zag dat de aangever verklaart dat hij beelden beschikbaar heeft van het voertuig en de personen betrokken bij deze diefstal. Dat op de beelden het kenteken van een blauwe Peugeot zichtbaar is: [kenteken] . Ik zag dat de beelden van de betrokken personen zijn aangeboden aan de collega’s voor herkenning en dat dit heeft geresulteerd in de herkenning van - [medeverdachte 2] , geb. [geboortedatum 2] door twee collega's als zijnde de 3.
7.
Het proces-verbaal herkenning persoon door opsporingsambtenaar, met fotobijlage, van verbalisant [verbalisant 5] , van 15 juli 2020, pagina’s 69 t/m 72, voor zover inhoudende als bevindingen van verbalisant:
Op woensdag 15 juli 2020 kreeg ik via e-mail een aandachtvestiging van de Basisteamrecherche Almelo. Daarin werd op basis van de volgende informatie en
beeldmateriaal de herkenning van een persoon gevraagd.
Verstrekte informatie
Wie kan een herkenning opmaken van de dame op de bij gevoegde foto?
Verstrekt beeldmateriaal
De aandachtvestiging bevatte 2 foto's.
- foto 1 : [bestandsnaam 1]
- foto 2 : [bestandsnaam 2]
Herkenning
De persoon op foto 1 en foto 2 herken ik als: [verdachte] .
8.
Het proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] , met bijlage, van 25 juli 2020, pagina’s 184 t/m 189, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
V: Op welke wijze verplaats jij jezelf meestal? A : Ik ging wel eens met de auto, maar die is er niet meer. Ik heb twee auto's bij de hand gehad. Een Peugeot geloof ik en een Opel Corsa. V : Wat weet je over die gele scooter dan? A : Daar weet ik wel wat vanaf. Dat was een raar verhaal. Ik was rondjes aan het rijden met hem. Met [medeverdachte 1] . [medeverdachte 2] kwam er aan. Hij had een gele scooter bij de auto gezet. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] kwamen met die scooter ergens wegslepen. Die scooter is toen in mijn auto gedaan. Ik ging er vanuit dat die scooter van een van hen was. Ze sleepten met de scooter. Ik ben toen met die scooter half in de auto weggereden. V : Dit waren dus [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] begrijp ik? A : Ja. Voordat ik het wist stond die scooter achter de poort bij het gangetje van mijn huis. Ze hadden het ding bij mij in die Peugeot gegooid. Ik dacht op dat moment eigenlijk niet zo heel veel. Later thuis ging ik schakelen en toen was ik boos. V : Waar was dit gebeurd? A : Ergens op Windmolenbroek. Ik weet de straatnaam niet. Ik reed in de auto met de scooter erin. [medeverdachte 1] zat bij mij voorin de auto. [medeverdachte 2] zat achterin. De scooter lag achterin. Ik dacht er wel wat van, maar als ik zo aan extra geld kom. V : Wat was er afgesproken dan? A : We hadden niets afgesproken, maar toen ik ze met de scooter zag slepen dacht ik wel, dat is geen zuivere koffie. V : Waarom waren jullie naar Windmolenbroek gereden dan? A : Gewoon rijden. Ik heb de auto daarna bij mijn huis neergezet. Ik ben naar binnen gegaan en dacht; bekijk het. Ik was boos op mezelf waar ik mee bezig was. De volgende dag kwam mijn vader bij mij, toen dacht ik; het is klaar. Mijn vader had iets gehoord van diefstal van de scooter. Mijn vader vroeg mij of wij een gele scooter hadden. Ik zei direct 'ja'. Ik vond het nog zielig ook voor die jongen waar de scooter van was. Ze hebben de scooter toen ook opgehaald.
Hey dat is mijn auto wel. (opmerking: verdachte ziet bijlage 1, fotoblad van een blauwe Peugeot 206) Ik zit daar op de bestuurdersstoel. [medeverdachte 1] zit naast mij in de auto.
U toont mij een andere foto. Daar sta ik op. Volgens mij was dat bij Slagharen. (opmerking: de foto van verdachte in een wit shirt met zonnebril op het hoofd van bijlage 1 werd getoond).
9.
Het proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] , met bijlage, van 26 juli 2020, pagina’s 190 t/m 195, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
O: [naam 2] heeft het volgende aan mijn collega verklaard: Ik heb op donderdag 11
juni 2020, de Peugeot, kenteken [kenteken] voor [verdachte] gekocht. Sindsdien maakt zij
ook gebruik van dit voertuig. V : Waarom heeft hij dit voertuig voor jou gekocht?
A : Omdat ik zo lief ben.
Feit 3
1.
Het proces-verbaal verhoor aangifte van aangever [slachtoffer 3] , van 27 juni 2020, pagina’s 54 t/m 57, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever:
Om bij mijn huis te komen moet je een oprit oprijden. Aan de linkerkant van de oprit staat ons vrijstaande huis. Tijdens het klussen zag ik dat er een camera (Nexus) die aan de zijkant
hing en zicht heeft op de oprit weg was. Omdat de camera geen geheugenschijf erin heeft, maar de beelden worden opgeslagen op een harde schijf, kon ik de beelden terug zien. Op 24 juni 2020, omstreeks 20:45 uur, zag ik een donker blauwe Peugeot 206 met kenteken [kenteken] onze oprit rijden. Ze reden langs onze camera naar achteren. Ik zag dat er daarna een vrouw bij mijn voordeur liep. Ik zag dat ze een zwart doekje in haar handen had. Ik zag dat ze met dat zwarte doekje onze deurklink vast pakte. De deur ging niet open omdat deze deur op slot zat. Ik zag dat de vrouw daarna wegliep. Ik zag dat er daarna een grote man bij haar kwam staan. Ik zag dat hij bij ons raam naar binnen keek. Ik zag dat hij om zich heen keek. Ik zag daarna een poosje niks. Ik zag vervolgens dat een man via de voorzijde van de woning naar de voordeur liep. Ik zag dat hij via het raam naar binnen keek. Ik zag dat hij om zich heen keek. Ik zag dat de auto omstreeks 20:58 uur naast ons huis stond. Ik zag de camera die gericht staat op onze oprit begon te bewegen. Ik zag dat het beeld ineens wegviel. Op de camera die onze parkeerplaats naast de schuur filmt, zie je de donkerblauwe Peugeot 206 wegrijden.
2.
Het proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] , met bijlage, van 26 juli 2020, pagina’s 190 t/m 195, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
V : Heb jij op woensdag 24 juni 2020 in het voertuig met het kenteken [kenteken] gereden en of gezeten als bijrijder? Dit was in de omgeving van Slagharen. A : We zijn toen naar kennissen van [medeverdachte 1] in Hoogeveen geweest. Op de heenweg reed [medeverdachte 1] , op de terugweg reed ik. [medeverdachte 2] heeft de camera van de woning afgetrokken, waar we daarna zijn geweest. [medeverdachte 2] zei op een gegeven moment: "Kijk daar eens". En toen zijn we het erf opgereden. O: De camera welke bij de woning hing heeft de beelden opgeslagen op een externe harde schijf. Op de beelden zijn drie personen te zien. Twee mannen en een vrouw.
V : Dit ben jij toch? Ik laat jou nu bijlage 2 zien. A : Ja, dat ben ik.
3.
Het proces-verbaal herkenning persoon door opsporingsambtenaar, met fotobijlage, van verbalisant [verbalisant 5] , van 15 juli 2020, pagina’s 69 t/m 72, voor zover inhoudende als bevindingen van verbalisant:
Op woensdag 15 juli 2020 kreeg ik via e-mail een aandachtvestiging van de Basisteamrecherche Almelo. Daarin werd op basis van de volgende informatie en
beeldmateriaal de herkenning van een persoon gevraagd.
Verstrekte informatie
Wie kan een herkenning opmaken van de dame op de bij gevoegde foto?
Verstrekt beeldmateriaal
De aandachtvestiging bevatte 2 foto's.
- foto 1 : [bestandsnaam 1]
- foto 2 : [bestandsnaam 2]
Herkenning
De persoon op foto 1 en foto 2 herken ik als: [verdachte] .