4.2De overige feiten
Feit 1 primair, subsidiair
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit nu verdachte ontkent en er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is.
De raadsman heeft bepleit dat er geen wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft medegepleegd. De verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] is onbetrouwbaar. De verdachte dient te worden vrijgesproken.
Het oordeel van de rechtbank
Als hieronder wordt verwezen naar bewijsmiddelen, dan zijn dit bewijsmiddelen opgenomen in de bijlage bij dit vonnis.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat op 28 juni 2020 in Almelo de bromfiets van [slachtoffer 1] is gestolen. Getuige [getuige 3] (hierna: [getuige 3] ) heeft onder meer verklaard dat zij op voornoemde datum in de ochtend heeft gezien dat er een auto voor haar woning stopte. De auto was een Peugeot met het kenteken dat de cijfer lettercombinatie [kenteken 1] bevatte. De auto werd bestuurd door een vrouw. Uit de auto stapten twee mannen die de straat in liepen en vervolgens terugkwamen met een gele bromfiets. De mannen waren de bromfiets aan het tillen en slepen in de richting van de auto waardoor [getuige 3] de indruk kreeg dat de bromfiets op slot was. De bromfiets werd vervolgens achter in de auto geladen waarna de auto wegreed. De verklaring van getuige [getuige 4] (hierna: [getuige 4] ) komt grotendeels overeen met de verklaring van getuige [getuige 3] . [getuige 4] verklaart aanvullend over de auto dat het een donkerblauwe Peugeot was en het signalement van de twee mannen. Getuige [getuige 5] (hierna: [getuige 5] ) heeft onder meer verklaard dat hij op 28 juni 2020 op zoek gegaan is naar de bromfiets en dat hij met hulp van de vader van medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) de bromfiets heeft gevonden op het adres [woonplaats 1] waar [medeverdachte 1] woont. Bij de woning waren [medeverdachte 1] en twee mannen aanwezig. [medeverdachte 1] wees vervolgens aan waar de bromfiets stond waarna [getuige 5] de bromfiets terugkreeg. De mannen hielpen bij het inladen van de bromfiets in de bus en één van de mannen stelde zich voor als [verdachte] . Door het gedrag van de mannen kreeg [getuige 5] de indruk dat zij de scooter hadden gestolen. [medeverdachte 1] heeft als verdachte onder meer verklaard dat zij op een dag in de auto aan het rondrijden was met verdachte en [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ). Op enig moment kwamen verdachte en [medeverdachte 2] met een gele bromfiets aangelopen. Toen [medeverdachte 1] , verdachte en [medeverdachte 2] met de bromfiets zag slepen had ze het vermoeden dat het geen zuivere koffie was. De bromfiets is vervolgens in de auto geladen en bij haar woning in de steeg neergezet. De volgende dag kwam de vader van [medeverdachte 1] bij haar woning voor de gestolen bromfiets. De bromfiets werd daarna teruggegeven aan de persoon die met haar vader meegekomen was.
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting elke betrokkenheid bij de diefstal ontkend. Ter zitting heeft verdachte wel verklaard dat hij bij [medeverdachte 1] in de woning was toen haar vader daar kwam voor de bromfiets.
De rechtbank heeft geen redenen om te twijfelen aan de juistheid en betrouwbaarheid van de [medeverdachte 1] (als medeverdachte) en de verklaringen van de getuigen. Bovendien komen de verklaringen op wezenlijke onderdelen overeen. Deze verklaringen zijn voldoende geloofwaardig en daarom bruikbaar voor het bewijs.
Al met al zijn er meerdere belastende bewijsmiddelen waaruit – tezamen genomen – betrokkenheid van verdachte bij de diefstal kan worden afgeleid. De ontkennende verklaring van verdachte acht de rechtbank ongeloofwaardig. Bovendien blijkt uit het dossier dat verdachte vier dagen voor dit feit samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ook bij andere diefstallen betrokken is geweest, welke feiten overigens worden bekend door verdachte, en dat daarbij ook gebruik werd gemaakt van een blauwe Peugeot met kenteken [kenteken 1] . Deze blauwe Peugeot werd in die periode door [medeverdachte 1] gebruikt en is ook gezien bij de diefstal van de gele bromfiets.
De rechtbank is, gelet op het vorenstaande en op grond van de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich op 28 juni 2020 schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde diefstal. Uit de wijze waarop de diefstal heeft plaatsgevonden kan worden afgeleid dat er sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking zodat de rechtbank het medeplegen wettig en overtuigend bewezen acht.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is.
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd en de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten op grond van de in de bijlage bij dit vonnis opgenomen bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), in de bijlage van dit vonnis zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
Op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat naar de uiterlijke verschijningsvorm sprake is geweest van een gezamenlijke uitvoering van een vooraf gemaakt plan om diefstallen te gaan plegen, in dit geval de diefstal van de Nexus camera en de diefstal van de tuinstoelen. Verdachte en de medeverdachten waren samen op pad en zijn constant in elkaars nabijheid geweest. Geen van allen heeft zich op enig moment gedistantieerd of geprobeerd de ander tegen te houden en verdachte en de medeverdachten zijn gezamenlijk vertrokken. Dat niet alle handelingen feitelijk door de medeverdachten zijn begaan, maakt dat oordeel niet anders. Uit de wijze waarop de feiten hebben plaatsgevonden kan worden afgeleid dat er sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking zodat de rechtbank het medeplegen wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank is aldus van oordeel dat op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 2 en feit 3 ten laste gelegde feiten.
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
De raadsman heeft bepleit dat er geen wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd en dat verdachte dient te worden vrijgesproken.
Het oordeel van de rechtbank
Als hieronder wordt verwezen naar bewijsmiddelen, dan zijn dit bewijsmiddelen opgenomen in de bijlage bij dit vonnis.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat in de periode van 9 juli 2020 tot en met 10 juli 2020 in Almelo de bromfiets van [slachtoffer 6] (hierna: aangeefster) is gestolen. Aangeefster heeft onder meer verklaard dat op de bromfiets, een blauwe Yamaha Aerox met het kenteken [kenteken 2] , stickers waren geplakt van doodskoppen en het opschrift 404 error crew not found en dat de bromfiets met het stuurslot was afgesloten. De bromfiets stond op 9 juli 2020 rond 24:00 nog voor de flat. De volgende dag was de bromfiets gestolen. Aangeefster is op zoek gegaan naar de bromfiets en kreeg informatie dat [verdachte] in het bezit was van de bromfiets. Via Facebook kreeg aangeefster een bericht van getuige [getuige 6] (hierna: [getuige 6] ) en getuige [getuige 7] met een bericht en een foto waarop een persoon is te zien die bij een bromfiets staat. Op de foto herkent aangeefster de bromfiets als haar bromfiets. In het bericht schrijft [getuige 6] dat de persoon op de scooter van aangeefster zat en bezig was met stickers te verwijderen. [getuige 6] schrijft verder dat ze de man heeft weggestuurd, maar dat de man er ’s middags weer was. De man heeft ook aan de bromfiets van [getuige 6] gesleuteld. De verklaring van [getuige 6] bij de politie komt grotendeels overeen met voornoemd bericht. Aanvullend heeft [getuige 6] verklaard dat de man op 10 juli 2020 rond 07:00 uur op het terrein van haar woning was en dat zij een foto van de man heeft gemaakt. [getuige 6] heeft de foto rondgestuurd en kreeg te horen dat de man [verdachte] is en dat hij vaker bromfietsen zou stelen. Later las [getuige 6] een bericht op Facebook dat de bromfiets van aangeefster gestolen was. Volgens [getuige 6] kwam het kenteken overeen met de bromfiets van aangeefster. Door de politie wordt gerelateerd dat zij verdachte op 12 juli 2020 in Almelo op een donkerkleurige Yamaha Aerox hebben zien rijden. De kentekenplaat was deels omgevouwen waardoor het hele kenteken niet gelezen kon worden. Verbalisant herkende de cijfers [kenteken 2] .
Verdachte ontkent uitdrukkelijk dat hij de persoon op de foto is en dat hij de ten laste gelegde diefstal heeft gepleegd.
De rechtbank acht de ontkenning van verdachte over zijn betrokkenheid bij de diefstal van bromfiets ongeloofwaardig. Immers, een persoon waarover verdachte zelf verklaart dat deze persoon op hem lijkt, wordt ’s ochtends kort na de diefstal gezien bij een bromfiets terwijl hij stickers van de bromfiets aan het verwijderen is. Aangeefster herkent haar bromfiets op de foto en heeft informatie gekregen dat verdachte in het bezit zou zijn van haar bromfiets. Verder verklaart getuige [getuige 6] dat het kenteken van de bromfiets van aangeefster overeen komt met bromfiets waar de man mee bezig was en dat zij na het rondsturen van de foto van de man, gehoord heeft dat de man [verdachte] heet. Daar komt bij dat de politie twee dagen na de diefstal verdachte heeft zien rijden op een soortgelijke bromfiets als de bromfiets van aangeefster.
Al met al zijn er meerdere belastende bewijsmiddelen waaruit – tezamen genomen – betrokkenheid van verdachte bij de diefstal kan worden afgeleid. Nu verdachte kort na de diefstal in het bezit is geweest van de betreffende bromfiets en hij hiervoor geen aannemelijke verklaring heeft gegeven, is de rechtbank, gelet op het vorenstaande en op grond van de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich in de periode van 9 juli 2020 tot en met 10 juli 2020 schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde diefstal.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is.
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd en dat een bewezenverklaring kan volgen. Omdat verdachte ontkent dat er sprake is geweest van braak en/of verbreking, dient verdachte van dat bestanddeel te worden vrijgesproken.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de in de bijlage bij dit vonnis opgenomen bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), in de bijlage van dit vonnis zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
De rechtbank is, gelet op de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde diefstal door middel van braak. De verklaring van verdachte dat er geen sprake is geweest van braak en/of verbreking acht de rechtbank ongeloofwaardig. Immers, uit de verklaringen van aangeefster [slachtoffer 7] en getuige [getuige 8] blijkt dat de schuurdeur en de poort slotvast waren afgesloten. Feiten of omstandigheden op grond waarvan moet worden aangenomen dat zij op dit onderdeel in strijd met de waarheid een verklaring hebben afgelegd, zijn niet aannemelijk geworden zodat de rechtbank dit onderdeel van de tenlastelegging bewezen acht.
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1. primair.
hij, op 28 juni 2020 te Almelo tezamen en in vereniging met anderen, een gele bromfiets (van het merk/type Piaggio Vespa Sprint), die geheel aan een ander dan aan verdachte en zijn mededaders toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om zich die wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij, op 24 juni 2020 te Slagharen, gemeente Hardenberg tezamen en in vereniging met anderen, een Nexus camera, die geheel aan een ander dan aan verdachte en zijn mededaders toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om zich die wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders dat weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak;
3.
hij, op 24 juni 2020 te Schuinesloot, gemeente Hardenberg tezamen en in vereniging met anderen, meerdere tuinstoelen, die geheel aan een ander dan aan verdachte en zijn mededaders toebehoorden, te weten aan [slachtoffer 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om zich die wederrechtelijk toe te eigenen;
6 primair.
hij, in de periode van 9 juli 2020 tot en met 10 juli 2020 te Almelo een blauwe bromfiets (van het merk/type Yamaha Aerox Sa14 gekentekend [kenteken 2] ), die geheel aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 6] , heeft weggenomen met het oogmerk om zich die wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
7.
hij, in de periode van 23 maart tot en met 24 maart 2020 te Almelo een grijze fiets (van het merk/type Gazelle Orange) en roze fietstassen, die geheel aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 7] , heeft weggenomen met het oogmerk om zich die wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.