ECLI:NL:RBOVE:2021:5037

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
5 maart 2021
Publicatiedatum
14 april 2023
Zaaknummer
08/223706-20, 08/136969-20 (vord.tul) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige diefstallen in Almelo met meerdere slachtoffers en medeverdachten

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 5 maart 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van meerdere diefstallen in Almelo. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van verschillende goederen, waaronder bromfietsen en fietsen, in de periode van juni tot en met juli 2020. De verdachte werd in deze zaak bijgestaan door zijn raadsman, mr. R. Oude Breuil, terwijl de officier van justitie, mr. K.J.L. de Valk, de vordering tot strafvervolging indiende. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen handelde en dat er sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking bij de gepleegde diefstallen. De rechtbank heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen beoordeeld, maar deze werden niet-ontvankelijk verklaard vanwege onvoldoende onderbouwing van de schade.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/223706-20 en 08/136969-20 (vord.tul) (P)
Datum vonnis: 5 maart 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] in [geboorteplaats] ,
thans verblijvende in P.I. Zutphen (UAH).

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 19 februari 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. K.J.L. de Valk en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. R. Oude Breuil, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere (gekwalificeerde) diefstallen, al dan niet in vereniging met een ander of anderen, dan wel heling.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij, op of omstreeks 28 juni 2020 te Almelo tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een gele snor-/bromfiets (van het merk/type Piaggio Vespa Sprint), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 28 juni 2020 te Almelo, een goed, te weten een gele snor-/bromfiets (van het merk/type Piaggio Vespa Sprint heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2.
hij, op of omstreeks 24 juni 2020 te Slagharen, gemeente Hardenberg tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een Nexus camera, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
3.
hij, op of omstreeks 24 juni 2020 te Schuinesloot, gemeente Hardenberg tezamen
en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meerdere
tuinstoel(en), in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan een
ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 3]
, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te
eigenen;
4.
hij, in of omstreeks de periode van 27 juni 2020 tot en met 28 juni 2020 te Almelo tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een fiets (van het merk/type Gazelle Orange C7+), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
5.
hij, in of omstreeks de periode van 27 juni 2020 tot en met 29 juni 2020 te Almelo, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een zwarte snor-/bromfiets (van het merk/type Iva Iva Lux50), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 5] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
6.
hij, in of omstreeks de periode van 9 juli 2020 tot en met 10 juli 2020 te Almelo een blauwe snor-/bromfiets (van het merk/type Yamaha Aerox Sa14 gekentekend [kenteken 2] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 6] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 12 juli 2020 te Almelo, een goed, te weten blauwe snor-/bromfiets (van het merk/type Yamaha Aerox Sa14 gekentekend [kenteken 2] ) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
7.
hij, in of omstreeks de periode van 23 maart tot en met 24 maart 2020 te Almelo een grijze fiets (van het merk/type Gazelle Orange) en/of roze fietstas(sen), in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 7] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 15 juni 2020 te Almelo, in elk geval in Nederland een goed, te weten een grijze fiets (van het merk/type Gazelle Orange) en/of roze fietstas(sen) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Vrijspraak
Feit 4
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit.
Het oordeel van de rechtbank
Het dossier bevat een aangifte van [slachtoffer 4] , waarin hij onder meer verklaart over een diefstal van een fiets van het merk en type Gazelle Orange C7+ en een andere fiets die bij zijn woning zijn weggenomen in de nacht van 27 juni 2020 op 28 juni 2020. Het dossier bevat verder een verklaring van getuige [getuige 1] die verklaart in voornoemde periode ’s nachts gezien te hebben dat twee mannen een zilverkleurige heren- en damesfiets uit de kofferbak van een auto halen en dat deze fietsen bij de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] , die volgens de getuige op dat moment de auto bestuurde, werden gestald.
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting elke betrokkenheid bij de diefstal ontkend.
De rechtbank is van oordeel dat het dossier geen bewijsmiddelen bevat waaruit overtuigend blijkt dat verdachte de diefstal heeft (mede)gepleegd. Bovendien blijkt onvoldoende uit het dossier dat de zilverkleurige heren- en damesfiets, waarvan door getuige [getuige 1] gezien werd dat die uit de kofferbak zijn gehaald en bij de woning van [medeverdachte 1] werden gestald, de fietsen van aangever [slachtoffer 4] zijn. De rechtbank zal verdachte dan ook van het ten laste gelegde feit vrijspreken nu dit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Feit 5
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit.
Het oordeel van de rechtbank
Het dossier bevat een aangifte van [slachtoffer 5] , waarin zij verklaart over een diefstal van haar zwarte snorfiets van het merk en type Iva Iva Lux50 die bij haar woning is weggenomen in de periode van 27 juni 2020 tot en met 28 juni 2020. Het dossier bevat verder een verklaring van getuige [getuige 2] die verklaart in de ochtend van 29 juni 2020 gezien te hebben dat er een zwarte scooter in de steeg achter zijn woning stond die niet van hem of van de buren was en dat hij de man, die op dat moment in de omgeving van de scooter door de politie werd aangehouden, kent als verdachte.
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting elke betrokkenheid bij de diefstal ontkend.
De rechtbank is van oordeel dat het dossier geen bewijsmiddelen bevat waaruit overtuigend blijkt dat verdachte de diefstal heeft (mede)gepleegd. Bovendien blijkt onvoldoende uit het dossier dat de zwarte scooter die in de steeg achter de woning van getuige [getuige 2] stond, de scooter van aangeefster [slachtoffer 5] is. De rechtbank zal verdachte dan ook van het ten laste gelegde vrijspreken nu dit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.2
De overige feiten
Feit 1 primair, subsidiair
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit nu verdachte ontkent en er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is.
De raadsman heeft bepleit dat er geen wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft medegepleegd. De verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] is onbetrouwbaar. De verdachte dient te worden vrijgesproken.
Het oordeel van de rechtbank
Als hieronder wordt verwezen naar bewijsmiddelen, dan zijn dit bewijsmiddelen opgenomen in de bijlage bij dit vonnis.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat op 28 juni 2020 in Almelo de bromfiets van [slachtoffer 1] is gestolen. Getuige [getuige 3] (hierna: [getuige 3] ) heeft onder meer verklaard dat zij op voornoemde datum in de ochtend heeft gezien dat er een auto voor haar woning stopte. De auto was een Peugeot met het kenteken dat de cijfer lettercombinatie [kenteken 1] bevatte. De auto werd bestuurd door een vrouw. Uit de auto stapten twee mannen die de straat in liepen en vervolgens terugkwamen met een gele bromfiets. De mannen waren de bromfiets aan het tillen en slepen in de richting van de auto waardoor [getuige 3] de indruk kreeg dat de bromfiets op slot was. De bromfiets werd vervolgens achter in de auto geladen waarna de auto wegreed. De verklaring van getuige [getuige 4] (hierna: [getuige 4] ) komt grotendeels overeen met de verklaring van getuige [getuige 3] . [getuige 4] verklaart aanvullend over de auto dat het een donkerblauwe Peugeot was en het signalement van de twee mannen. Getuige [getuige 5] (hierna: [getuige 5] ) heeft onder meer verklaard dat hij op 28 juni 2020 op zoek gegaan is naar de bromfiets en dat hij met hulp van de vader van medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) de bromfiets heeft gevonden op het adres [woonplaats 1] waar [medeverdachte 1] woont. Bij de woning waren [medeverdachte 1] en twee mannen aanwezig. [medeverdachte 1] wees vervolgens aan waar de bromfiets stond waarna [getuige 5] de bromfiets terugkreeg. De mannen hielpen bij het inladen van de bromfiets in de bus en één van de mannen stelde zich voor als [verdachte] . Door het gedrag van de mannen kreeg [getuige 5] de indruk dat zij de scooter hadden gestolen. [medeverdachte 1] heeft als verdachte onder meer verklaard dat zij op een dag in de auto aan het rondrijden was met verdachte en [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ). Op enig moment kwamen verdachte en [medeverdachte 2] met een gele bromfiets aangelopen. Toen [medeverdachte 1] , verdachte en [medeverdachte 2] met de bromfiets zag slepen had ze het vermoeden dat het geen zuivere koffie was. De bromfiets is vervolgens in de auto geladen en bij haar woning in de steeg neergezet. De volgende dag kwam de vader van [medeverdachte 1] bij haar woning voor de gestolen bromfiets. De bromfiets werd daarna teruggegeven aan de persoon die met haar vader meegekomen was.
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting elke betrokkenheid bij de diefstal ontkend. Ter zitting heeft verdachte wel verklaard dat hij bij [medeverdachte 1] in de woning was toen haar vader daar kwam voor de bromfiets.
De rechtbank heeft geen redenen om te twijfelen aan de juistheid en betrouwbaarheid van de [medeverdachte 1] (als medeverdachte) en de verklaringen van de getuigen. Bovendien komen de verklaringen op wezenlijke onderdelen overeen. Deze verklaringen zijn voldoende geloofwaardig en daarom bruikbaar voor het bewijs.
Al met al zijn er meerdere belastende bewijsmiddelen waaruit – tezamen genomen – betrokkenheid van verdachte bij de diefstal kan worden afgeleid. De ontkennende verklaring van verdachte acht de rechtbank ongeloofwaardig. Bovendien blijkt uit het dossier dat verdachte vier dagen voor dit feit samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ook bij andere diefstallen betrokken is geweest, welke feiten overigens worden bekend door verdachte, en dat daarbij ook gebruik werd gemaakt van een blauwe Peugeot met kenteken [kenteken 1] . Deze blauwe Peugeot werd in die periode door [medeverdachte 1] gebruikt en is ook gezien bij de diefstal van de gele bromfiets.
De rechtbank is, gelet op het vorenstaande en op grond van de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich op 28 juni 2020 schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde diefstal. Uit de wijze waarop de diefstal heeft plaatsgevonden kan worden afgeleid dat er sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking zodat de rechtbank het medeplegen wettig en overtuigend bewezen acht.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is.
Feit 2 en feit 3
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd en de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten op grond van de in de bijlage bij dit vonnis opgenomen bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), in de bijlage van dit vonnis zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
Op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat naar de uiterlijke verschijningsvorm sprake is geweest van een gezamenlijke uitvoering van een vooraf gemaakt plan om diefstallen te gaan plegen, in dit geval de diefstal van de Nexus camera en de diefstal van de tuinstoelen. Verdachte en de medeverdachten waren samen op pad en zijn constant in elkaars nabijheid geweest. Geen van allen heeft zich op enig moment gedistantieerd of geprobeerd de ander tegen te houden en verdachte en de medeverdachten zijn gezamenlijk vertrokken. Dat niet alle handelingen feitelijk door de medeverdachten zijn begaan, maakt dat oordeel niet anders. Uit de wijze waarop de feiten hebben plaatsgevonden kan worden afgeleid dat er sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking zodat de rechtbank het medeplegen wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank is aldus van oordeel dat op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 2 en feit 3 ten laste gelegde feiten.
Feit 6
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
De raadsman heeft bepleit dat er geen wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd en dat verdachte dient te worden vrijgesproken.
Het oordeel van de rechtbank
Als hieronder wordt verwezen naar bewijsmiddelen, dan zijn dit bewijsmiddelen opgenomen in de bijlage bij dit vonnis.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat in de periode van 9 juli 2020 tot en met 10 juli 2020 in Almelo de bromfiets van [slachtoffer 6] (hierna: aangeefster) is gestolen. Aangeefster heeft onder meer verklaard dat op de bromfiets, een blauwe Yamaha Aerox met het kenteken [kenteken 2] , stickers waren geplakt van doodskoppen en het opschrift 404 error crew not found en dat de bromfiets met het stuurslot was afgesloten. De bromfiets stond op 9 juli 2020 rond 24:00 nog voor de flat. De volgende dag was de bromfiets gestolen. Aangeefster is op zoek gegaan naar de bromfiets en kreeg informatie dat [verdachte] in het bezit was van de bromfiets. Via Facebook kreeg aangeefster een bericht van getuige [getuige 6] (hierna: [getuige 6] ) en getuige [getuige 7] met een bericht en een foto waarop een persoon is te zien die bij een bromfiets staat. Op de foto herkent aangeefster de bromfiets als haar bromfiets. In het bericht schrijft [getuige 6] dat de persoon op de scooter van aangeefster zat en bezig was met stickers te verwijderen. [getuige 6] schrijft verder dat ze de man heeft weggestuurd, maar dat de man er ’s middags weer was. De man heeft ook aan de bromfiets van [getuige 6] gesleuteld. De verklaring van [getuige 6] bij de politie komt grotendeels overeen met voornoemd bericht. Aanvullend heeft [getuige 6] verklaard dat de man op 10 juli 2020 rond 07:00 uur op het terrein van haar woning was en dat zij een foto van de man heeft gemaakt. [getuige 6] heeft de foto rondgestuurd en kreeg te horen dat de man [verdachte] is en dat hij vaker bromfietsen zou stelen. Later las [getuige 6] een bericht op Facebook dat de bromfiets van aangeefster gestolen was. Volgens [getuige 6] kwam het kenteken overeen met de bromfiets van aangeefster. Door de politie wordt gerelateerd dat zij verdachte op 12 juli 2020 in Almelo op een donkerkleurige Yamaha Aerox hebben zien rijden. De kentekenplaat was deels omgevouwen waardoor het hele kenteken niet gelezen kon worden. Verbalisant herkende de cijfers [kenteken 2] .
Verdachte ontkent uitdrukkelijk dat hij de persoon op de foto is en dat hij de ten laste gelegde diefstal heeft gepleegd.
De rechtbank acht de ontkenning van verdachte over zijn betrokkenheid bij de diefstal van bromfiets ongeloofwaardig. Immers, een persoon waarover verdachte zelf verklaart dat deze persoon op hem lijkt, wordt ’s ochtends kort na de diefstal gezien bij een bromfiets terwijl hij stickers van de bromfiets aan het verwijderen is. Aangeefster herkent haar bromfiets op de foto en heeft informatie gekregen dat verdachte in het bezit zou zijn van haar bromfiets. Verder verklaart getuige [getuige 6] dat het kenteken van de bromfiets van aangeefster overeen komt met bromfiets waar de man mee bezig was en dat zij na het rondsturen van de foto van de man, gehoord heeft dat de man [verdachte] heet. Daar komt bij dat de politie twee dagen na de diefstal verdachte heeft zien rijden op een soortgelijke bromfiets als de bromfiets van aangeefster.
Al met al zijn er meerdere belastende bewijsmiddelen waaruit – tezamen genomen – betrokkenheid van verdachte bij de diefstal kan worden afgeleid. Nu verdachte kort na de diefstal in het bezit is geweest van de betreffende bromfiets en hij hiervoor geen aannemelijke verklaring heeft gegeven, is de rechtbank, gelet op het vorenstaande en op grond van de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich in de periode van 9 juli 2020 tot en met 10 juli 2020 schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde diefstal.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is.
Feit 7
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd en dat een bewezenverklaring kan volgen. Omdat verdachte ontkent dat er sprake is geweest van braak en/of verbreking, dient verdachte van dat bestanddeel te worden vrijgesproken.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de in de bijlage bij dit vonnis opgenomen bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), in de bijlage van dit vonnis zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
De rechtbank is, gelet op de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde diefstal door middel van braak. De verklaring van verdachte dat er geen sprake is geweest van braak en/of verbreking acht de rechtbank ongeloofwaardig. Immers, uit de verklaringen van aangeefster [slachtoffer 7] en getuige [getuige 8] blijkt dat de schuurdeur en de poort slotvast waren afgesloten. Feiten of omstandigheden op grond waarvan moet worden aangenomen dat zij op dit onderdeel in strijd met de waarheid een verklaring hebben afgelegd, zijn niet aannemelijk geworden zodat de rechtbank dit onderdeel van de tenlastelegging bewezen acht.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1. primair.
hij, op 28 juni 2020 te Almelo tezamen en in vereniging met anderen, een gele bromfiets (van het merk/type Piaggio Vespa Sprint), die geheel aan een ander dan aan verdachte en zijn mededaders toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om zich die wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij, op 24 juni 2020 te Slagharen, gemeente Hardenberg tezamen en in vereniging met anderen, een Nexus camera, die geheel aan een ander dan aan verdachte en zijn mededaders toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om zich die wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders dat weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak;
3.
hij, op 24 juni 2020 te Schuinesloot, gemeente Hardenberg tezamen en in vereniging met anderen, meerdere tuinstoelen, die geheel aan een ander dan aan verdachte en zijn mededaders toebehoorden, te weten aan [slachtoffer 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om zich die wederrechtelijk toe te eigenen;
6 primair.
hij, in de periode van 9 juli 2020 tot en met 10 juli 2020 te Almelo een blauwe bromfiets (van het merk/type Yamaha Aerox Sa14 gekentekend [kenteken 2] ), die geheel aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 6] , heeft weggenomen met het oogmerk om zich die wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
7.
hij, in de periode van 23 maart tot en met 24 maart 2020 te Almelo een grijze fiets (van het merk/type Gazelle Orange) en roze fietstassen, die geheel aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 7] , heeft weggenomen met het oogmerk om zich die wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair en feit 3
telkens het misdrijf: diefstal, door twee of meer verenigde personen;
feit 2
het misdrijf: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
feit 6
het misdrijf: diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
feit 7 primair
het misdrijf: diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van de in voorarrest doorgebrachte tijd. De officier van justitie vordert tevens de gevangenneming bij vonnisdatum van verdachte.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat voor de feiten die volgens de verdediging bewezen kunnen worden verklaard een lage gevangenisstraf een passende straf is. De raadsman heeft aangevoerd dat de vordering tot gevangenneming dient te worden afgewezen.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere inbraken en diefstallen waarvan een aantal in vereniging. Verdachte heeft er bij het plegen van deze misdrijven blijk van gegeven andermans eigendomsrechten niet te respecteren, geen rekening te houden met de veiligheidsgevoelens van de slachtoffers en alleen maar aan zijn eigen financieel gewin te denken. De rechtbank rekent dat verdachte zwaar aan.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen. Ten aanzien van de bewezenverklaarde feiten heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij het oriëntatiepunt voor straftoemeting ten aanzien van diefstal van vervoermiddelen en insluiping in een woning, waarbij in onderhavig geval sprake is van veelvuldige recidive. Ten aanzien van diefstal van een fiets en brommer betreft dit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van respectievelijk één en twee maanden en ten aanzien van insluiping in een woning een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het uittreksel justitiële documentatie van verdachte van 10 februari 2021. Daaruit blijkt dat verdachte meermalen met politie en justitie in aanraking is gekomen, onder meer voor gelijksoortige delicten. Verdachte liep in verband met een eerdere veroordeling nog in een proeftijd. Desondanks heeft dit hem er niet van weerhouden om nieuwe strafbare feiten te plegen.
De rechtbank heeft tenslotte rekening gehouden met het bepaalde in artikel 63 Sr.
Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat op deze feiten niet anders kan worden gereageerd dan met de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Alles afwegend acht de rechtbank oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden, passend en geboden.
Een bevel gevangenneming, zoals door de officier van justitie is gevorderd, is naar het oordeel van de rechtbank thans niet opportuun gelet op het feit dat verdachte na twee dagen inverzekeringstelling is heengezonden en daarna door de officier van justitie niet de inbewaringstelling van verdachte is gevorderd. De rechtbank wijst de vordering tot gevangenneming derhalve af.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vorderingen van de benadeelde partijen
Feit 1
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen wegens materiële schade tot een totaalbedrag van € 2.691,25, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Feit 6
[slachtoffer 6] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen wegens materiële schade tot een totaalbedrag van € 600,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Feit 7
[slachtoffer 7] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen wegens materiële schade tot een totaalbedrag van € 2.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het aannemelijk is dat de benadeelde partijen materiële schade hebben geleden en vordert toewijzing van de verzochte vergoedingen.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 6] niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in de vordering gelet op de bepleite vrijspraak. De benadeelde partij [slachtoffer 7] dient eveneens niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering omdat het gevorderde schadebedrag onvoldoende is onderbouwd.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
Naar het oordeel van de rechtbank is de opgevoerde schade van de benadeelde partij [slachtoffer 1] onvoldoende onderbouwd aangezien de schadestaat niet voorzien is van een datum, waardoor het voor de rechtbank onduidelijk is welke schade is ontstaan door het bewezenverklaarde feit. Uit het dossier blijkt bovendien dat er reeds een aantal onderdelen van de scooter/bromfiets, die thans als schadepost worden opgevoerd, beschadigd waren. Door of namens verdachte is de omvang van de schade gemotiveerd betwist. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadeposten alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onevenredige belasting van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij die gelegenheid niet zal bieden.
De benadeelde partij zal om die reden niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Feiten 6 en 7
Naar het oordeel van de rechtbank zijn opgevoerde schades van de benadeelde partijen
[slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] onvoldoende komen vast te staan, omdat de gestelde schades onvoldoende zijn onderbouwd, terwijl door of namens verdachte de omvang ervan gemotiveerd is betwist. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partijen om de schadeposten alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onevenredige belasting van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partijen die gelegenheid niet zal bieden.
De benadeelde partijen zullen om die reden niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partijen kunnen de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

9.De vordering tenuitvoerlegging

Bij onherroepelijk geworden vonnis van 3 juni 2020, gewezen door de politierechter te Almelo, parketnummer 08/136969-20, is verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De officier van justitie heeft tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf gevorderd.
De raadsman stelt zich op het standpunt dat de vordering tenuitvoerlegging kan worden toegewezen.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de officier van justitie moet worden toegewezen. Het is gebleken dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan het plegen van nieuwe strafbare feiten heeft schuldig gemaakt. De rechtbank zal de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf gelasten.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 57 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder feit 4 en feit 5 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair, feit 2, feit 3, feit 6 primair en feit 7 primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder feit 1 primair, feit 2, feit 3, feit 6 primair en feit 7 primair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair en feit 3
telkens het misdrijf: diefstal, door twee of meer verenigde personen;
feit 2
het misdrijf: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
feit 6
het misdrijf: diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
feit 7 primair
het misdrijf: diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder feit 1 primair, feit 2, feit 3, feit 6 primair en feit 7 primair bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- wijst de vordering tot gevangenneming af;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 6] niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 7] niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf
- gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de politierechter te Almelo van 3 juni 2020 met parketnummer 08/136969-20 voorwaardelijk opgelegde
gevangenisstrafvoor de duur van
9 dagenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.C.S. Bordenga-Koppes, voorzitter, mr. M.A.H. Heijink en mr. R. ter Haar, rechters, in tegenwoordigheid van H.J.A. Teerlink, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 5 maart 2020.
Buiten staat
Mr. Ter Haar is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummers PL0600-2020299973. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 1 primair
1.
Het proces-verbaal verhoor aangifte van aangever [slachtoffer 1] , van 28 juni 2020, pagina’s 21 t/m 26, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever:
Snorfiets: Vespa Sprint Piaggio, kleur: geel. Pleegplaats: Almelo. Tijdstip achtergelaten: 28-06-2020 05:00 uur. Tijdstip geconstateerd: 28-06-2020 11:15 uur. Gister rond 4 uur in de nacht kwam ik thuis met de scooter, deze stond voor de deur. Mijn moeder was ook nog wakker rond dat tijdstip, die kon niet slapen. Toen mijn moeder de volgende dag wakker werd kwam ze naar mijn kamer om te vragen waar mijn scooter was, ik was toen net wakker en had geen idee wat er was gebeurd. Toen we voor en achter gekeken hadden kwamen we tot de conclusie dat de scooter gestolen was. Toen hebben wij direct contact opgenomen met de politie. Ik kreeg toen een appje van mijn achterbuurmeisje van de [straatnaam] die vroeg of mijn scooter gestolen was aangezien haar moeder die ochtend rond 6 uur iets vreemds had gezien omtrent mijn scooter. Een andere buurvrouw heeft dat ook gezien. Beide zeggen ze dat ze een donkerblauwe Peugeot 206 van een ouder model zagen met het kenteken [kenteken 1] -??. De laatste 2 letters of cijfers van het kenteken konden niet afgelezen worden. Ze zagen beide dat er 2 mannen, 1 lange en een kleine gezette man waarvan beide kaal +- 35 jaar een scooter achter in de auto probeerden te drukken wat best moeizaam ging. Ook zat er een vrouw in met haar haar in een staart van +/- 25 in de auto. Dat is wat de buren aan de [straatnaam] hebben gezien.
2.
Het proces-verbaal verhoor van getuige [getuige 3] , van 28 juni 2020, pagina’s 26 t/m 28, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige:
Ik was vanmorgen zondag 28 juni 2020, omstreeks 06.00 uur in de keuken van mijn
woning. Dit is aan de voorzijde van de woning en heeft zicht op de straat, de [straatnaam] . Ik zag toen een personenauto van het merk Peugeot hatchback de [straatnaam] oprijden vanaf de [straatnaam 2] . Ik zag dat de auto, direct op de verkeersdrempel aan het begin van de straat stopte. Ik zag dat er twee (2) mannen uit de auto stapten. Ik zag dat de twee mannen liepen inde richting van de woningen aan de [straatnaam 2] , aan de voorzijde. Ik zag dat de auto iets vooruit reed en een eindje verder weer stopte. Ik zag vervolgens de twee (2) mannen weer aan komen lopen met een gele scooter. Ze waren de scooter aan het beuren en slepen in de richting van de auto. Ik denk dat de scooter op slot was. Ik vond dit wel verdacht. Ik zag vervolgens dat de scooter achterin de auto werd geladen. Ik zag dat de scooter half in de auto was. Ik zag toen dat er een meisje achter het stuur van de auto zat. Zij bestuurde de auto. Ik had een kenteken op een briefje geschreven en dit aan de mensen gegeven die ik later sprak. Zij deden aangifte van diefstal van de gele scooter. Op dat briefje stond het kenteken [kenteken 1] - en toen [kenteken 1] , dit laatste weet ik niet precies.
3.
Het proces-verbaal verhoor van getuige [getuige 4] , van 28 juni 2020, pagina’s 30 t/m 31, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige:
Vanmorgen, zondag 28 juni 2020 om ongeveer 5.50/5.55 uur, hoorde ik geluiden op straat. Ik werd hier wakker van en keek via het woonkamerraam naar buiten. Ik zag een donkerblauwe Peugeot voor mijn woning staan. Deze stond dwars voor mijn woning. Ik zag twee mannen bij de auto staan. Deze mannen kan ik als volgt beschrijven: Man 1: blank, normaal postuur, kort stekelig haar, 30/35 jaar. Man 2: blank, beetje gezet postuur, korte stekeltjes, blank, 30/35 jaar. Ik zag een gele scooter achterin de Peugeot liggen. Ik zag dat de scooter een windscherm had. De scooter lag met de achterkant in de auto, de voorkant van de
scooter hing uit de auto. Ik zag dat de twee mannen met de scooter bezig waren. Hiermee bedoel ik dat ze bezig waren om de scooter goed te leggen.
4.
Het proces-verbaal verhoor van getuige [getuige 5] , van 28 juni 2020, pagina’s 34 t/m 37, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige:
Ik hoorde op dat moment dat de scooter van ons neefje was gestolen. Dit gesprek was
op 28 juni 2020 rond de klok van 17.00 uur. Ik ben toen na de, [straatnaam 3] , gereden. Na tien minuten zoeken zag ik een Peugeot 206 staan in de kleur blauw met een gedeelte van het kenteken [kenteken 1] staan aan de [straatnaam 4] kruising [straatnaam 5] te Almelo. Ik zag dat het voertuig verdekt stond opgesteld naast een bouwkeet. Ik ben naar de Peugeot gelopen en heb op de bumper gekeken. Ik zag vervolgens een gele verfdeeltjes op de bumper. De scooter van
mijn neefje was een gele Vespa. Ik ben in de buurt gaan rondvragen van wie dit voertuig moest zijn. Via via ben ik op het volgende adres gekomen, [adres] te Almelo. Hier heb ik een man gesproken welke volgens mij [getuige 9] heet. Het was een oudere man. Ik heb netjes gevraagd of het voertuig van hem was. Hij bevestigde dit. Maar vertelde daarbij dat dit het voertuig van zijn dochter was. Ik vroeg aan hem of hij een scooter had gestolen. Hij gaf aan dat hij wel wist wie dit wel had gedaan. Zijn dochter had dit voertuig gebruikt. Ik heb hem op dat moment gevraagd, wil jij mij dan naar je dochter brengen. Na een minuut of 5 kwam hij uit de woning lopen. Hij had zijn hoofd naar beneden en leek terneergeslagen. Zijn vrouw zei: ze hebben gevochten. Hij gaf aan ons aan waar de scooter stond. De scooter stond bij de [woonplaats 1] . Maar de vriend van zijn dochter wilde deze niet geven. Ik ben vervolgens naar de woning gelopen. Ik heb aan zijn dochter op een nette manier gevraagd of ik de scooter terug mocht hebben. Ik zag dat ze wees naar de gang. En ik hoorde haar ook zeggen in de gang. Dit schreeuwde ze zelfs. Ik ben de steeg ingelopen. Aan de achterzijde van de steeg kwamen de mannen, welke ik herkende van het station, aangelopen. Ik heb aan deze mannen aangegeven dat ik de scooter terug wou hebben. En ze hebben mij de scooter teruggeven. De scooter stond achter de woning met nummer [huisnummer] . Ik heb de mannen met de scooter uit de tuin zien komen van nummer [huisnummer] . De lange kalende man stelde zich voor met zijn naam. [verdachte] . Ik vroeg hem hierna om zijn volledige naam. Hierop zei hij, [verdachte] . De kleine kalende man gaf mij ook een hand. Ook hebben ze heel vaak
hun excuses aangeboden voor het stelen van de scooter. En daarmee bevestigd het voor
mijn gevoel dat ze het ook hebben gedaan.
5.
Het proces-verbaal verhoor van getuige [getuige 9] , van 12 juli 2020, pagina’s 38 t/m 39, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige:
Ik weet niet meer precies wanneer het was, maar ik weet wel waar het over gaat. Ik
was thuis aan de [woonplaats 2] . Ik was samen met mijn vrouw thuis. Die
dag tegen de middag aan kwam mijn dochter [medeverdachte 1] onverwacht langs. Ik hoorde dat ze
aan mijn vrouw vroeg of ze haar auto mochten lenen. Mijn dochter liet een sleutel achter van een Peugeot. Die is in beslag genomen door jullie. Ik denk na een kwartier a 20 minuten kwam er een man aan de deur. Hij zei dat hij op zoek was naar een gele scooter. Hij had camerabeelden. Hij was aan ons adres gekomen doordat hij die Peugeot zag staan. Die Peugeot stond ook op de camerabeelden. Ik ben toen direct met die man en mijn vrouw in die Peugeot naar het adres van mijn dochter gereden aan de [woonplaats 1] . Ik heb toen gezegd dat ik eerst alleen naar binnen zou gaan. Ik deed dit, omdat ik niet wist hoe ze zouden reageren. Toen ik binnen kwam zag ik drie personen. Dit waren mijn dochter, haar vriend en nog een man. Toen ik binnen was vroeg ik naar de scooter. Ik zag dat ze stil werden. Ik zei dat dit niet kon en dat ze moesten zorgen dat de scooter terug onmiddellijk terug moest. Ik zei dat ze hem aan de straat moesten zetten. Ik heb mijn dochter de sleutels van de Peugeot terug gegeven en gezegd dat ik die van mijn vrouw ook terug wilde. De scooter stond in het gangetje. Ik heb toen die man nog meegeholpen om de scooter op te buren en naar de weg te zetten. De scooter stond op het stuurslot, vandaar dat we hem moesten tillen.
6.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , van
2 juli 2020, pagina’s 49 t/m 53, voor zover inhoudende als bevindingen van verbalisant:
Op 02-07-2020 stelde ik, verbalisant een onderzoek in naar een diefstal van een
bromfiets weggenomen bij de [straatnaam] te Almelo. In het onderzoek hierna is vast
komen te staan dat het voertuig dat werd gebruikt om de bromfiets weg te nemen een
blauwe Peugeot betreft voorzien van het kenteken [kenteken 1] . Bij het raadplegen van het politie bevragingssysteem zag ik dat dit voertuig ook betrokken is geweest bij een poging woning inbraak/diefstal beveiligingscamera op de [woonplaats 3] op 24-06-2020 tussen 20.45 en 21.05 uur. Ik zag dat de aangever signalementen van drie personen beschrijft: 1. vrouw : normaal postuur, 25/35 jaar, donker haar in een knot, droeg zonnebril boven op hoofd, wit hemd, zwarte korte broek, zwarte schoudertas, witte schoenen
2. man : groot, kaal, 25/35 jaar, normaal postuur, tattoo in nek en op arm, blauw Nike T-shirt, zwarte trainingsbroek met een wit vlak, witte Adidas slippers en witte Sokken 3. man : normaal postuur, zwart shirt met foto Mike Tyson. Wit hoedje met een dun
zwart streepje boven de zonneklep. Man heeft flesje vast. Ik zag dat de aangever verklaart dat hij beelden beschikbaar heeft van het voertuig en de personen betrokken bij deze diefstal. Dat op de beelden het kenteken van een blauwe Peugeot zichtbaar is: [kenteken 1] . Ik zag dat de beelden van de betrokken personen zijn aangeboden aan de collega’s voor herkenning en dat dit heeft geresulteerd in de herkenning van - [verdachte] , geb. [geboortedatum 1] door twee collega's als zijnde de 3.
7.
Het proces-verbaal herkenning persoon door opsporingsambtenaar, met fotobijlage, van verbalisant [verbalisant 2] , van 15 juli 2020, pagina’s 69 t/m 72, voor zover inhoudende als bevindingen van verbalisant:
Op woensdag 15 juli 2020 kreeg ik via e-mail een aandachtvestiging van de Basisteamrecherche Almelo. Daarin werd op basis van de volgende informatie en
beeldmateriaal de herkenning van een persoon gevraagd.
Verstrekte informatie
Wie kan een herkenning opmaken van de dame op de bij gevoegde foto?
Verstrekt beeldmateriaal
De aandachtvestiging bevatte 2 foto's.
- foto 1 : [bestandsnaam 1]
- foto 2 : [bestandsnaam 2]
Herkenning
De persoon op foto 1 en foto 2 herken ik als: [medeverdachte 1] .
8.
Het proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 1] , met bijlage, van 25 juli 2020, pagina’s 184 t/m 189, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
V: Op welke wijze verplaats jij jezelf meestal? A : Ik ging wel eens met de auto, maar die is er niet meer. Ik heb twee auto's bij de hand gehad. Een Peugeot geloof ik en een Opel Corsa. V : Wat weet je over die gele scooter dan? A : Daar weet ik wel wat vanaf. Dat was een raar verhaal. Ik was rondjes aan het rijden met hem. Met [medeverdachte 2] . [verdachte] kwam er aan. Hij had een gele scooter bij de auto gezet. [verdachte] en [medeverdachte 2] kwamen met die scooter ergens wegslepen. Die scooter is toen in mijn auto gedaan. Ik ging er vanuit dat die scooter van een van hen was. Ze sleepten met de scooter. Ik ben toen met die scooter half in de auto weggereden. V : Dit waren dus [verdachte] en [medeverdachte 2] begrijp ik? A : Ja. Voordat ik het wist stond die scooter achter de poort bij het gangetje van mijn huis. Ze hadden het ding bij mij in die Peugeot gegooid. Ik dacht op dat moment eigenlijk niet zo heel veel. Later thuis ging ik schakelen en toen was ik boos. V : Waar was dit gebeurd? A : Ergens op Windmolenbroek. Ik weet de straatnaam niet. Ik reed in de auto met de scooter erin. [medeverdachte 2] zat bij mij voorin de auto. [verdachte] zat achterin. De scooter lag achterin. Ik dacht er wel wat van, maar als ik zo aan extra geld kom. V : Wat was er afgesproken dan? A : We hadden niets afgesproken, maar toen ik ze met de scooter zag slepen dacht ik wel, dat is geen zuivere koffie. V : Waarom waren jullie naar Windmolenbroek gereden dan? A : Gewoon rijden. Ik heb de auto daarna bij mijn huis neergezet. Ik ben naar binnen gegaan en dacht; bekijk het. Ik was boos op mezelf waar ik mee bezig was. De volgende dag kwam mijn vader bij mij, toen dacht ik; het is klaar. Mijn vader had iets gehoord van diefstal van de scooter. Mijn vader vroeg mij of wij een gele scooter hadden. Ik zei direct 'ja'. Ik vond het nog zielig ook voor die jongen waar de scooter van was. Ze hebben de scooter toen ook opgehaald.
Hey dat is mijn auto wel. (opmerking: verdachte ziet bijlage 1, fotoblad van een blauwe Peugeot 206) Ik zit daar op de bestuurdersstoel. [medeverdachte 2] zit naast mij in de auto.
U toont mij een andere foto. Daar sta ik op. Volgens mij was dat bij Slagharen. (opmerking: de foto van verdachte in een wit shirt met zonnebril op het hoofd van bijlage 1 werd getoond).
9.
Het proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 1] , met bijlage, van 26 juli 2020, pagina’s 190 t/m 195, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
0 : [naam] heeft het volgende aan mijn collega verklaard: Ik heb op donderdag 11
juni 2020, de Peugeot, kenteken [kenteken 1] voor Theresa gekocht. Sindsdien maakt zij
ook gebruik van dit voertuig. V : Waarom heeft hij dit voertuig voor jou gekocht? A : Om dat ik zo lief ben.
Feit 2
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 19 februari 2021, inhoudende, de verklaring van verdachte;
2.
Het proces-verbaal verhoor aangifte van aangever [slachtoffer 2] , van 27 juni 2020, pagina’s 54 t/m 57, inhoudende, de verklaring van aangever;
3.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] , met bijlage, van 8 juli 2020, pagina’s 61 t/m 68, inhoudende, de bevindingen van verbalisant.
Feit 3
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 19 februari 2021, inhoudende, de verklaring van verdachte;
2.
Het proces-verbaal aangifte van aangever [slachtoffer 3] , van 25 juni 2020, pagina’s 79 t/m 83, voor zover inhoudende, de verklaring van aangeefster;
3.
Het proces-verbaal aangifte verhoor van aangever [slachtoffer 3] , van 26 juni 2020, pagina’s 84 t/m 86, voor zover inhoudende, de verklaring van aangeefster.
Feit 6 primair
1.
Het proces-verbaal aangifte van aangeefster [slachtoffer 6] , met bijlage, van 24 juli 2020, pagina’s 129 t/m 131, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster:
Mijn yamaha aerox is vanacht na 12 uur aan de [woonplaats 4] weg gestolen hij stond
tegen de muur aan op stuurslot. Bromfiets. Kleur, blauw. Kenteken, [kenteken 2] .
2.
Het proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 6] , van 24 juli 2020, met bijlage, pagina’s 132 t/m 140, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster:
Mijn scooter heb ik op donderdagavond geplaatst aan de [woonplaats 4] . Om 24.00 uur
ben ik nog buiten geweest en stond mijn scooter er nog. De volgende morgen, vrijdag rond 13.00 uur zag ik dat mijn scooter verdwenen was. De bromfiets was afgesloten middels het stuurslot. De sleutel zat er niet meer in. Het betrof een zwarte Yamaha Aerox. Het kenteken van de scooter is [kenteken 2] . De hele voorkap bestond uit 1 sticker voorzien van doodskoppen. Deze is voorzien van meerdere kleuren. De zijkanten zijn voorzien van sticker met het opschrift 404 eror crew not found. Samen met mijn broer zijn we op zoektocht uitgegaan. We kregen op een gegeven moment de info dat [verdachte] in het bezit was van mijn scooter. We hebben een oproep op facebook gezet en kregen op een gegeven moment van ene [getuige 7] een bericht met een foto van mijn scooter. Ook ene [getuige 6] stuurde mij een bericht met een foto, die zij haar in haar achtertuin heeft genomen. Ze vertelde mij erbij dat de persoon bij mijn scooter ook aan haar scooter had gezeten. Op de foto kun je dus al zien dat hij de sticker aan de voorkant heeft verwijderd.
[Afbeelding]
[Afbeelding]
[Afbeelding]
[Afbeelding]
[Afbeelding]
[Afbeelding]
[Afbeelding]
3.
Het proces-verbaal verhoor van getuige [getuige 6] , van 17 juli 2020, pagina’s 141 t/m 142, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige:
Op vrijdag 10 juli 2020, omstreeks 07:00 uur, vertrok ik uit mijn woning om naar het werk te gaan. Ik zag dat er een man op het terrein behorende bij mijn woning stond. Hij stond met een scooter bij de overkapping waar mijn scooter ook stond. Ik zag dat hij een sticker van de scooter aan het verwijderen was. Ook zag ik dat hij met gereedschap bij mijn scooter bezig
was. Ik heb hem weggejaagd en mijn vriend wakker gemaakt. Tevens heb ik een foto van
hem gemaakt. Die middag, omstreeks 14:30 uur, kwam ik opnieuw thuis. Ik zag de man wederom in mijn tuin staan. Later zag ik een bericht op Facebook van ene [slachtoffer 6] dat haar scooter was gestolen. Ik zag dat het kenteken overeen kwam. Hierop heb ik middels Facebook contact met haar opgenomen. Ik ken de man niet. We hebben de foto rondgestuurd. Ik hoorde dat het zou gaan om [verdachte] en dat hij wel vaker scooters had gestolen.
4.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 4] , [verbalisant 5] en [verbalisant 2] , van 19 juli 2020, pagina 143, voor zover inhoudende als bevindingen van verbalisanten:
Op zondag 12 juli 2020 was ik, verbalisant [verbalisant 4] , belast met veelvoorkomende
criminaliteit in Almelo. Die dag omstreeks 01.00 uur bevond ik mij, [verbalisant 4] , aan de Violierstraat te Almelo. Ik zag een donkerkleurige scooter aan komen rijden uit de richting van de Schoolstraat. Ik stond stil met mijn dienstvoertuig en toen de scooter mij passeerde herkende ik de bestuurder als de mij ambtshalve bekende [verdachte] . Het is mij bekend dat [verdachte] geen rijbewijs heeft, het is mij bekend dat [verdachte] regelmatig op gestolen scooters/
fietsen rijdt. Ik draaide mij bij om het kentekenplaat te lezen. Ik zag dat het een gele plaat betrof. Ik zag dat de plaat deels omgevouwen was, zodat ik niet het hele kenteken kon lezen. Ik herkende de cijfers " [kenteken 2] " en de letters " [kenteken 2] ". Wij zagen dat het een donkerkleurige scooter betrof. Wij herkenden de persoon die er op zat als [verdachte] . Ik, [verbalisant 5] , herkende het merk en type scooter als een Yamaha Aerox.
Feit 7 primair
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 19 februari 2021, inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
In de periode van 23 maart tot en met 24 maart 2020 heb ik in Almelo een grijze fiets van het merk/type Gazelle Orange en roze fietstassen gestolen.
2.
Het proces-verbaal verhoor aangifte van aangeefster [slachtoffer 7] , met bijlage, van 31 mei 2019, pagina’s 117 t/m 119, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster:
Op 23 maart 2020, omstreeks 22.00 uur heb ik mijn fiets in onze schuur geplaatst en
niet afgesloten. Ik heb de schuurdeur wel slotvast afgesloten en ben de woning
binnengegaan. Om het erf te verlaten moet je via de poort achterin de tuin. Deze poort was slotvast afgesloten. Ik had mijn fiets, van het merk Gazelle Orange, grijs van kleur met roze fietstassen in de schuur geplaatst. Op 24 maart 2020, omstreeks 07.30 uur werd mijn partner wakker en ging naar beneden. Eenmaal beneden zag mijn partner dat de schuurdeur en de poort open stonden. Mijn partner ging de schuur in en zag gelijk dat de fiets weggenomen was.
3.
Het proces-verbaal verhoor van getuige [getuige 8] , van 15 juni 2020, pagina’s 122 t/m 123, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige:
Op dinsdag 24 maart 2020, omstreeks 07.30 uur, ging ik naar beneden. Eenmaal beneden zag ik door het achterraam dat de deur van de schuur openstond en dat de poort open stond. De dag ervoor had ik de deuren slotvast afgesloten. Ik ging naar buiten en liep naar de schuur. Ik zag dat de deur opengebroken was. Ik zag een moet van ongeveer 2,5 cm links in het kozijn.