ECLI:NL:RBOVE:2021:505

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
4 februari 2021
Publicatiedatum
4 februari 2021
Zaaknummer
AK_20 _ 591
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor het veranderen van een bedrijfspand in een restaurant in Deventer

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, op 4 februari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen AYF Restaurant B.V. en het college van burgemeester en wethouders van Deventer. De eiseres, AYF Restaurant B.V., had een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning om een bedrijfspand aan de Industrieweg 2A te Deventer te veranderen in een restaurant en om handelsreclame aan te brengen. Het college heeft deze aanvraag op 17 juli 2019 afgewezen, en het bezwaar van eiseres tegen deze afwijzing is op 30 januari 2020 ongegrond verklaard. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangevraagde activiteit in strijd is met het bestemmingsplan “Havenkwartier”, waarin de bestemming ‘Bedrijf’ is vastgesteld en waarin het gebruik van het pand als restaurant niet is toegestaan. Daarnaast is er een tekort aan parkeergelegenheid, wat ook in strijd is met de geldende bestemmingsplannen. De rechtbank heeft geoordeeld dat het college deugdelijk heeft gemotiveerd dat het toestaan van een restaurant op deze locatie niet past binnen het ruimtelijke beleid en dat er onvoldoende parkeervoorzieningen zijn.

De rechtbank heeft het beroep van AYF Restaurant B.V. ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/591

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

AYF Restaurant B.V., te Deventer, eiseres,

Gemachtigde: [naam 1] te Olst
en

het college van burgemeester en wethouders van Deventer, verweerder,

gemachtigde: mr. A.M.M. Hutten-Bekemeier.

Procesverloop

Bij besluit van 17 juli 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres voor een omgevingsvergunning voor het veranderen van een bedrijfspand in een restaurant, alsmede het aanbrengen van handelsreclame, op het perceel gelegen aan de Industrieweg 2A te Deventer, afgewezen.
Bij besluit van 30 januari 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 januari 2021.
Eiseres is bij gemachtigde verschenen, bijgestaan door [naam 2] van bouwkundig adviesbureau Bouwgenoot BV. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. AYF Restaurant B.V. is huurder van het pand aan de Industrieweg 2A te Deventer. Op 4 maart 2019 heeft zij een aanvraag ingediend bij verweerder om een vergunning te verlenen om het bedrijfspand op het perceel Industrieweg 2A te Deventer te mogen gebruiken als restaurant. Tevens is verzocht om handelsreclame te mogen aanbrengen.
Bij het primaire besluit is de omgevingsvergunning geweigerd, omdat het plan in strijd is met het bestemmingsplan “Havenkwartier” en het bestemmingsplan “Parapluherziening parkeereisen”. Verweerder is niet bereid om in afwijking van het bestemmingsplan “Havenkwartier” medewerking te verlenen aan de vestiging van een restaurant op die plek. Voorts kan niet worden voldaan aan de parkeernorm dat 14 parkeerplaatsen op eigen terrein moeten worden aangelegd. Deze weigering is bij het bestreden besluit gehandhaafd.
Eiseres is tegen dit besluit in beroep gegaan. Het afgewezen verzoek om handelsreclame te mogen aanbrengen is geen onderwerp van dit geschil.
Beoordeling
2. Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a en c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) – voor zover hier van belang – is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het bouwen van een bouwwerk en het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan.
Ingevolge artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder c van de Wabo – voor zover hier van belang – wordt de omgevingsvergunning, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, geweigerd indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan.
Ingevolge het tweede lid van dit artikel – voor zover hier van belang – wordt in gevallen als bedoeld in het eerste lid, onder c, de aanvraag mede aangemerkt als een aanvraag om een vergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, en wordt de vergunning slechts geweigerd indien vergunningverlening met toepassing van artikel 2.12 niet mogelijk is.
Ingevolge artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2°, van de Wabo kan de omgevingsvergunning, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, slechts worden verleend indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan, indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en in de bij algemene maatregel van bestuur (AMvB) aangewezen gevallen.
Deze AMvB is het Besluit omgevingsrecht (Bor). Artikel 4, aanhef en onder 9, van Bijlage II van het Bor wijst als geval voor verlening van een omgevingsvergunning met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2°, van de Wabo aan: het gebruiken van bouwwerken.
3. Op het betreffende pand rust ingevolge het geldende bestemmingsplan “Haven-kwartier” de bestemming ‘Bedrijf’. Op grond van artikel 3.1. van de bij het bestemmingsplan behorende regels is op gronden met die bestemming geen restaurant toegestaan. Daarnaast is het bestemmingsplan “Parapluherziening parkeereisen” van toepassing. Op grond van het bepaalde in artikel 4.1, onder a, van de daarbij behorende bestemmingsplanregels wordt een omgevingsvergunning voor het bouwen of gebruiken van gronden, zoals toegestaan op grond van de onderliggende ruimtelijke plannen, waarbij sprake is van een parkeerbehoefte, niet eerder verleend dan nadat in voldoende mate is voorzien in parkeergelegenheid voor auto’s en fietsen overeenkomstig de ‘Beleidsregels Parkeren bestemmingsplannen Deventer’ (2015) en de ‘Nota parkeernormen 2013’.
4. De rechtbank stelt vast dat de aangevraagde activiteit in strijd is met het bestemmingsplan “Havenkwartier”.
Ten aanzien van de vraag of verweerder in afwijking van het bestemmingsplan met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder 2°, van de Wabo een omgevingsvergunning kan verlenen, stelt de rechtbank voorop dat dit tot de bevoegdheid van verweerder behoort. Verweerder heeft daarbij beleidsvrijheid en de rechter moet die beslissing terughoudend toetsen. Dat wil zeggen dat de rechter zich moet beperken tot beantwoording van de vraag of verweerder in redelijkheid tot die beslissing heeft kunnen komen.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder deugdelijk gemotiveerd dat het toestaan van een restaurant op de in geding zijnde locatie niet past. Onder verwijzing naar het horecabeleid is verweerder uitgegaan van een toetsing in twee stappen. Daarbij is relevant of de locatie binnen een horecagebied ligt, hetgeen hier, naar van de zijde van eiseres niet is bestreden, niet het geval is. Blijkens pagina 20 van het horecabeleid wordt in principe niet meegewerkt als de locatie niet binnen een bestaand horecagebied ligt. Om te bezien of alsnog medewerking kan worden verleend heeft verweerder advies gevraagd aan het ‘Carrousel’, een intern adviesorgaan. Dit adviesorgaan beziet het ruimtelijke beleid in breder verband en heeft onder meer gekeken of het initiatief past in het ‘Ontwikkelingsplan Havenkwartier’. Óp 2 april 2019 heeft het ‘Carrousel’ geadviseerd om geen medewerking te verlenen aan de vestiging van een restaurant op deze plek. Daarbij is onder andere gesteld dat het horeca concept niet past binnen het ontwikkelingsperspectief van het Havenkwartier, waar de horeca ondergeschikt en ondersteunend moet zijn. Ook het gegeven dat het pand nu en zeker in de toekomst in een woonomgeving ligt, maakt dat het niet wenselijk is om medewerking te verlenen aan het plan. Daarnaast wijst het ‘Carrousel’ erop dat er ter plaatse onvoldoende parkeervoorziening zal zijn.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op dat advies kon baseren.
Dit geldt temeer nu het plan tevens in strijd is met het bestemmingsplan “Parapluherziening parkeereisen”. Uitgaande van de bij het primaire besluit bepaalde parkeerbehoefte van 14 parkeerplaatsen, heeft verweerder gemotiveerd uiteengezet dat deze niet op eigen terrein van eiseres kunnen worden gerealiseerd, terwijl de parkeerplaatsen in de openbare ruimte opgesoupeerd zijn. Voor zover eiseres een bruikleenovereenkomst heeft overlegd waaruit volgt dat zij 10 parkeerplaatsen op een naastgelegen terrein mag gebruiken, is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft mogen stellen dat die overeenkomst per jaar wordt bezien en om die reden onvoldoende zekerheid biedt voor de toekomst, nu het naast gelegen terrein ook nader zal worden ontwikkeld. In dat verband heeft de gemachtigde van verweerder ter zitting vermeld dat er voor het desbetreffende terrein bouwplannen bestaan waar mogelijk al in 2022 mee zal worden begonnen.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder zich gelet op deze argumenten, in redelijkheid op het standpunt kon stellen dat de activiteit in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en dat geen medewerking kan worden verleend aan het plan.
5. Ook overigens kan hetgeen van de zijde van eiseres is aangevoerd niet tot een ander oordeel leiden. Van een lagere parkeerbehoefte, zoals door eiseres is gesteld, is niet gebleken en ook het beroep op het gelijkheidsbeginsel is door verweerder gemotiveerd weerlegd.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.J.B. Cornelissen, rechter, in aanwezigheid van
M.W. Hulsman, als griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
De uitspraak wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende donderdag na deze datum.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.