Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
STICHTING CARINOVA WOONZORGstatutair gevestigd te Deventer,
Bovemij N.V.,
1.De procedure
Bij antwoordakte uitlating producties van 12 november 2020 heeft [verzoekster] daarop gereageerd.
2.De feiten
Ik ben uit de slaapkamer van een bewoner gekomen, ben toen aangereden door een bewoner met een elektrische stoel daar door ben ik hard op mijn knieën terecht gekomen.
Ik heb beide partijen gehoord enkele dagen later na het incident.
het is in een weekend gebeurt en dan ben ik vrij.
[verzoekster] verklaarde dat [X] met zijn elektrische rolstoel hard uit zijn kamer kwam rijden met een flinke vaart en zo tegen haar aangereden is.
Ik herinner mij dat ik wel een rapport heb gemaakt en een MOM heb ingevuld. Deze heb ik toentertijd naar [D] gestuurd.
Ik merk tot slot op dat vanwege het aantal scootmobielen dat in zorginstellingen wordt gebruikt deze kwestie voor Bovemij principieel van aard is. Hoewel niet sympathiek over zal komen hecht ik eraan duidelijk te zijn en ontkom ik er ook niet aan u te berichten dat Bovemij niet tot enige onderhandeling bereid is en ook geen vaststellingsovereenkomst zal sluiten. (…)
3.Het geschil
1. te verklaren voor recht dat Carinova op grond van artikel 7:658 BW en/of artikel 7:611 BW als voormalig werkgever aansprakelijk is voor de schade die [verzoekster] als gevolg van het ongeval van 30 maart 2013 lijdt;
2. te verklaren voor recht dat Bovemij op grond van de scootmobielverzekering afgesloten tussen ENRA en Carinova de verplichting rust om dekking te verlenen voor de gevolgen van het ongeval van [verzoekster] van 30 maart 2013;
en
3. te verklaren voor recht dat Bovemij als WAM-verzekeraar aansprakelijk is voor de schade die [verzoekster] als gevolg van het ongeval van 30 maart 2013 lijdt;
4. te verklaren voor recht indien en voor zover Carinova en Bovemij aansprakelijk zijn, dat ieder van deze partijen hoofdelijk gehouden is de schade aan [verzoekster] te vergoeden:
5. de kosten van [verzoekster] zoals bedoeld in artikel 1019aa Rv vast te stellen op het in het verzoekschrift begrote bedrag;
6. te bepalen dat verweerders aan de betaling van alle kosten waartoe zij worden veroordeeld binnen 14 dagen na dagtekening van de beschikking moeten voldoen door betaling aan verzoekster op derdengeldrekening [xxxx] tnv Stichting Derdengelden Advocatenkantoor Balans, met verklaring dat deze kosten uitvoerbaar bij voorraad zullen zijn en dat wettelijke rente zonder aanzegging verschuldigd zal zijn als die kosten niet binnen deze termijn zijn voldaan.
4.De beoordeling
Carinova stelt zich op het standpunt dat de toedracht van het ongeval niet vast staat en dat nadere bewijslevering noodzakelijk is. Zij verwijst naar de e-mail van leidinggevende [B] , die twee jaar na het ongeval meedeelt dat hij enkele dagen na het ongeval [verzoekster] en de betrokken bewoner over het ongeval heeft gehoord en een andere lezing van het incident beschrijft. Verder merkt Carinova op dat de plaats van aanrijding niet vaststaat en dat [A] niet als ooggetuige kan worden aangemerkt.
Carinova concludeert dat zij heeft voldaan aan haar zorgplicht.
.Dat Carinova geen invloed heeft op het rijgedrag van haar bewoners kan in zijn algemeenheid niet worden aanvaard. Uit niets blijkt immers dat de betreffende bewoner eventuele instructies van Carinova niet zou hebben opgevolgd. Voor zover Carinova zich op het standpunt stelt dat de bewoner voetstaps reed en wel ruimte heeft gelaten tussen zijn rijbaan en de kamerdeur heeft Carinova deze omstandigheden onvoldoende gemotiveerd onderbouwd met concrete aanwijzingen. Het feit dat Carinova na het ongeval in 2013 heeft nagelaten om gedegen onderzoek te doen naar de toedracht van het ongeval, zoals de snelheid waarmee de bewoner heeft gereden en de exacte locatie van het ongeval, dient gelet op het wettelijk kader voor haar rekening te komen.
Geoordeeld wordt dat uit hetgeen [verzoekster] en Bovemij naar voren hebben gebracht, niet kan worden afgeleid dat een beslissing op het verzochte kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Bovemij heeft reeds in 2016 aan [verzoekster] meegedeeld dat zij in deze zaak niet tot onderhandeling wenst over te gaan en [verzoekster] heeft niets aangevoerd waaruit blijkt dat partijen op enig moment wel in onderhandeling zijn getreden. Nu een der partijen expliciet aangeeft niet (meer) bereid te zijn om te onderhandelen, zal de vaststelling van de aansprakelijkheid daarom ook niet meteen bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Daarnaast geldt dat de toedracht van het ongeval vooralsnog onduidelijk is, waardoor de kantonrechter onvoldoende houvast heeft om een uitspraak te doen over de aansprakelijkheid en het beroep op eigen schuld. Het verzoek voldoet daarmee niet aan de proportionaliteitstoets, nu voor behandeling van de zaak nader onderzoek naar de feiten noodzakelijk zal zijn. Op grond van het voorgaande stuit het verzoek af op de begrenzing van het deelgeschil als geformuleerd in artikel 1019w Rv jo 1019z Rv. De vordering jegens Bovemij zal worden afgewezen.