ECLI:NL:RBOVE:2021:697

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 februari 2021
Publicatiedatum
17 februari 2021
Zaaknummer
AK_ 20 _ 844
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor wijziging functie gemeenschapsruimte naar kantoorruimte; onvoldoende onderzoek naar gebruiksintensivering

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 17 februari 2021 uitspraak gedaan over een omgevingsvergunning die was verleend voor het wijzigen van de functie van een gemeenschapsruimte naar een bedrijfsmatige kantoorruimte. De vergunning was aangevraagd door [naam] namens Stichting Viverion voor de locatie Oranjestraat 75A te Rijssen. Eiser, die in de nabijheid woont, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Rijssen-Holten, dat het bezwaar van eiser ongegrond had verklaard. Eiser voerde aan dat er geen noodzaak was voor de afwijking van het bestemmingsplan en dat er sprake was van geluid- en parkeeroverlast.

De rechtbank oordeelde dat het college onvoldoende onderzoek had gedaan naar de feiten en omstandigheden die door eiser waren aangevoerd, met name de intensivering van het gebruik van de kantoorruimte. De rechtbank stelde vast dat de beoogde activiteit in strijd was met de bestemming 'Wonen-Appartementen' en dat het college niet had aangetoond dat het gebruik niet in strijd was met een goede ruimtelijke ordening. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg het college op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiser, met inachtneming van de uitspraak.

De rechtbank volgde niet de stelling van eiser dat de komst van zorgmedewerkers zou leiden tot een groter risico op overbrenging van het coronavirus, aangezien zorgmedewerkers de landelijke richtlijnen dienen te volgen. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid bij het verlenen van omgevingsvergunningen en de noodzaak om alle relevante feiten en omstandigheden in overweging te nemen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/844

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] te [woonplaats] , eiser,

en
het college van burgemeester en wethouders van Rijssen-Holten, verweerder, gemachtigde: J.J. Paalman-Stam.

Procesverloop

Bij besluit van 9 oktober 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder aan [naam] (als aanvraagster namens Stichting Viverion) een omgevingsvergunning verleend voor het handelen in strijd met de regels ruimtelijke ordening, te weten het wijzigen van de functie van de locatie Oranjestraat 75A te Rijssen naar een kantoorruimte.
Bij besluit van 10 maart 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 februari 2021.
Eiser is in persoon verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Op 19 augustus 2019 heeft [naam] van Stichting Viverion bij verweerder een aanvraag ingediend om voor de locatie Oranjestraat 75A te Rijssen een omgevings-vergunning te verlenen voor de activiteit handelen in strijd met de regels ruimtelijke ordening. Dit om de gemeenschappelijke ruimte op de tweede verdieping van het middelste trappenhuis van het appartementencomplex (hierna: de Oranjeflat) aan de Oranjestraat 75A te Zwolle in strijd met de bestemming te mogen gebruiken als bedrijfsmatige kantoorruimte ten behoeve van haar huurder Zorgaccent. Zorgaccent wil de medewerkers van het wijkteam daar de gelegenheid bieden om hun cliënten administratie bij te houden en vergaderingen te houden.
Bij het primaire besluit heeft verweerder die omgevingsvergunning met toepassing van het bepaalde in artikel 2.12, eerste lid, sub a, onder 2° van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo), in combinatie met artikel 4, van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (hierna: Bor) verleend, welk besluit na door eiser ingediende bezwaren is gehandhaafd.
2. Eiser, die zelf op de begane grond van de Oranjeflat direct aansluitend op het trappenhuis woonachtig is, voert aan dat er geen noodzaak is om de afwijking toe te staan. Verder stelt hij onder andere dat er sprake is van geluid- en parkeeroverlast. In dat verband wijst eiser erop dat de ervaren geluidsoverlast niet alleen binnen de in de overwegingen van het primaire besluit genoemde uren (tussen circa 10:00 uur en circa 15:00 uur) wordt ervaren, maar gedurende de gehele dag. Voorts wijst hij erop dat er ook sprake is van parkeeroverlast omdat niet aan de parkeernorm wordt voldaan.
3. Tussen partijen is niet in geschil dat op de Oranjeflat op grond van artikel 16, van het bestemmingsplan “Kern Rijssen 2010” de bestemming “Wonen-Appartementen” rust, hetgeen inhoudt dat de beoogde activiteit in strijd is met de bestemming.
Verweerder stelt dat voldaan wordt aan de voorwaarden van artikel 4, negende lid, van bijlage II van het Bor en dat de omgevingsvergunning in afwijking van het bestemmingsplan met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de Wabo kan worden verleend.
Voorts stelt verweerder dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig is.
4. Regelgeving
Artikel 2.1, eerste lid, voor zover van belang, van de Wabo luidt:
“1 Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. (…)
b (…)
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet,”
Uit artikel 2.12, eerste lid, sub a, onder 2°, van de Wabo volgt dat voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, de omgevingsvergunning slechts kan worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening in de bij algemene maatregel van bestuur (AMvB) aangewezen gevallen.
Deze AMvB is het Bor.
Artikel 4, van Bijlage II, van het Bor luidt:
"Voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komen in aanmerking:
[…]
9. het gebruiken van bouwwerken, eventueel in samenhang met bouwactiviteiten die de bebouwde oppervlakte of het bouwvolume niet vergroten, […];
De rechtbank stelt voorts vast dat ten tijde van de aanvraag, naast het bestemmingsplan “Kern Rijssen 2010”, ook het op 18 oktober 2018 vastgestelde bestemmingsplan “Parapluplan Parkeernormen” op het onderhavige perceel van toepassing was.
5. Ten aanzien van de afwijking van het bestemmingsplan “Kern Rijjsen 2010” constateert de rechtbank dat er sprake is van wijziging van gebruik van (een deel van) de Oranjeflat zonder dat het bouwvolume wordt vergroot. Verweerder kon zich dan ook op het standpunt stellen dat wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 4, negende lid, van bijlage II van het Bor. Verweerder was dan ook in beginsel bevoegd om met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de Wabo de omgevingsvergunning te verlenen.
Daarbij dient de activiteit niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening te zijn en te passen binnen het ‘Planologisch afwijkingsbeleid gemeente Rijssen-Holten 2019’.
Ten aanzien van de goede ruimtelijke ordening heeft verweerder op gewezen dat het gewijzigde gebruik past binnen “De structuurvisie centrum Rijssen 2025”. Daarin is aangegeven dat in het gebied van de Oranjestraat, waar de Oranjeflat is gelegen, ruimte is voor verschillende vormen van wonen met zorg. Daarbij kan het gaan om intramurale en extramurale zorg.
De rechtbank is met verweerder van oordeel dat het beoogde gebruik (het bijwerken van de cliëntenadministratie en het houden van vergaderingen door medewerkers van het wijkteam van Zorgaccent) hier binnen past en dat ook in artikel 4, elfde lid van het ‘Planologisch afwijkingsbeleid gemeente Rijssen-Holten 2019’ is vastgelegd dat, met uitsluiting van het wijzigen van gebruik ten behoeve van een logiesfunctie voor werknemers voor zover gelegen buiten de bebouwde kom, toepassing aan het bepaalde in artikel 4, onderdeel 9 van bijlage II van het Bor, wordt gegeven.
6. De rechtbank is echter van oordeel dat verweerder bij de te maken belangenafweging of geen sprake is van strijd met een goede ruimtelijke ordening en bij de toets aan het eveneens geldende bestemmingsplan “Parapluplan Parkeernormen” onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de feiten en omstandigheden, zoals door eiser zijn benoemd en gesteld. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat het primaire besluit is aangevraagd ter legalisatie van reeds bestaand gebruik in strijd met de geldende bestemming, nadat eiser heeft geklaagd over aantasting van zijn woonklimaat. Eiser heeft er gemotiveerd op gewezen dat de zorg-medewerkers niet alleen binnen de door verweerder gestelde uren (van circa 10:00 tot circa 15:00 uur) gebruik maken van de ruimte, maar gedurende de gehele dag/avond en dat zij hun auto’s soms op de stoep parkeren.
Verweerder heeft onvoldoende onderzoek gedaan naar deze gestelde intensivering van het gebruik. Nu verweerder voorts buiten het gegeven dat een kantoorfunctie is toegestaan, geen (handhaafbare) beperkingen in het besluit heeft opgenomen ten aanzien van bijvoorbeeld de uren waarop het kantoor kan worden gebruikt en de gebruikers van het kantoor, is de rechtbank van oordeel dat de besluitvorming onvoldoende zorgvuldig tot stand is gekomen en dat het bestreden besluit onvoldoende deugdelijk motiveert dat het vergunde gebruik niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Dit geldt temeer daar verweerder slechts heeft gesteld dat er voldoende parkeergelegenheid in de buurt is, maar niet inzichtelijk heeft gemaakt waar die enkele stelling op is gebaseerd en op geen enkele wijze blijkt of en hoe is getoetst aan de op grond van het “Paraplulan Parkeernormen” geldende parkeernormen.
7. Het besluit komt dan ook voor vernietiging in aanmerking wegens strijd met artikel 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
8. Ten slotte volgt de rechtbank eisers stelling, dat de komst van de zorgmedewerkers tot een groter risico op overbrenging van het coronavirus kan leiden, niet. Zorgmedewerkers worden immers, net als een ieder, geacht de landelijke richtlijnen in acht te nemen.
9. Het beroep is gegrond. Verweerder zal een nieuw besluit op bezwaar moeten nemen.
10. Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 178,-- aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.J.B. Cornelissen, rechter, in aanwezigheid van
M.W. Hulsman, als griffier op
De uitspraak wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende donderdag na deze datum.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.