ECLI:NL:RBOVE:2021:731

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 februari 2021
Publicatiedatum
18 februari 2021
Zaaknummer
C/08/259154 / KG ZA 20-299
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding betreffende gebieds- en straatverbod en zorgregeling

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel op 3 februari 2021, is een kort geding aan de orde waarin de vrouw (eiseres in conventie) een gebieds- en straatverbod vordert tegen de man (gedaagde in conventie). De vrouw stelt dat de man niet in de nabijheid van haar woning en de school van hun minderjarige kind mag komen. Daarnaast vordert zij dat de man niet in contact met haar mag treden en dat de zorgregeling voor hun kind wordt geschorst. De man, bijgestaan door zijn advocaat, voert verweer en vordert in reconventie dat de vrouw medewerking verleent aan een voorlopige zorgregeling, waarbij hij het kind eenmaal per veertien dagen bij zich kan hebben.

Tijdens de zitting op 27 januari 2021 zijn partijen tot een vergelijk gekomen. De voorzieningenrechter heeft het vonnis bepaald op 3 februari 2021. In het vonnis is bepaald dat de man zich niet mag bevinden binnen een straal van 500 meter van de woning van de vrouw en de school van het kind, en dat hij geen contact met de vrouw mag opnemen, behalve in het kader van de zorg voor het kind. Tevens is de bestaande omgangsregeling geschorst en is er een nieuwe regeling vastgesteld die ingaat op 6 februari 2021 en loopt tot 23 maart 2021.

De voorzieningenrechter heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissingen onmiddellijk van kracht zijn, ook al kan er nog hoger beroep worden ingesteld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/259154 / KG ZA 20-299
Vonnis in kort geding van 3 februari 2021
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres in conventie,
gedaagde in reconventie,
advocaat mr. H. Zobuoglu te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. J.M. Wigman te Den Haag.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met 9 producties;
  • de processtukken uit de vorige kort gedingprocedure tussen partijen;
  • de vordering in reconventie van de man en de reactie op de vordering in conventie;
  • de reactie van de vrouw op het verweer van de man;
  • de mondelinge behandeling.
1.2.
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 27 januari 2021. Ter zitting zijn verschenen de vrouw bijgestaan door mr. H. Zobuoglu en de man bijgestaan door
mr. J.M. Wigman. De standpunten zijn toegelicht. Na debat zijn partijen tot een vergelijk gekomen.
1.3.
Het vonnis is bepaald op vandaag.

2.Het geschil in conventie

2.1.
De vrouw vordert samengevat - dat aan de man een gebieds- dan wel straatverbod wordt opgelegd op grond waarvan hij niet dicht bij de woning van de vrouw en de school van [naam minderjarige] mag komen. Daarnaast vordert de vrouw te beslissen dat het de man wordt verboden om [naam minderjarige] van school op te halen of door een derde op te laten halen en dat de tussen partijen overeengekomen zorgregeling wordt geschorst en dat omgang tussen de man en [naam minderjarige] slechts zal plaatsvinden als dat in de bodemprocedure in het kader van de echtscheiding wordt vastgesteld. Ook vordert de vrouw dat het de man wordt verboden op enigerlei wijze direct op indirect contact met haar op te nemen. Tot slot vordert de vrouw dat zij zal worden gemachtigd om de gevorderde verboden met uitzonderling van het verbod tot het ophalen/laten ophalen van [naam minderjarige] van school, ten uitvoer te doen leggen met behulp van de sterke arm van politie en justitie, dat zal worden bepaald dat de man bij overtreding van diezelfde verboden dwangsommen zal verbeuren en dat hij wordt veroordeeld in de (na)kosten van deze procedure.
2.2.
De man voert verweer.

3.Het geschil in reconventie

3.1.
De man vordert - samengevat - de vrouw te veroordelen om medewerking te verlenen aan een door de rechtbank vast te stellen voorlopige zorgregeling, in die zin dat de man de minderjarige [naam minderjarige] bij zich kan hebben:
- eenmaal per veertien dagen van zaterdag 10.00 uur tot zondag 17.00 uur;
- althans een voorlopige regeling die de rechtbank redelijk acht;
- zulks op verbeurte van een dwangsom van € 500,- voor iedere dag dat de vrouw in gebreke blijft om aan het in dezen te wijzen vonnis te voldoen, een en ander zonder maximum vast te stellen, uitvoerbaar bij voorraad.
3.2.
De vrouw voert verweer.

4.De beoordeling in conventie en in reconventie

4.1.
Partijen zijn bij gelegenheid van de behandeling van deze voorlopige voorziening tot overeenstemming gekomen.
4.2.
De voorzieningenrechter zal zoveel als mogelijk is vonnis wijzen conform de door partijen ter zitting gemaakte afspraken, zoals hieronder verwoord in het dictum, nu hij dit in het belang van de minderjarige acht.
4.3.
Gelet op de omstandigheden dat partijen echtelieden zijn, acht de voorzieningenrechter het redelijk dat de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
5.1.
verbiedt de man - tot het moment dat de rechter uitspraak heeft gedaan in de bodemzaak van de echtscheidingsprocedure met nevenverzoeken tussen partijen - om zich te bevinden in een straal van 500 meter van de woning van de vrouw aan [het adres 1] [woonplaats] ,
5.2.
verbiedt de man - tot het moment dat de rechter uitspraak heeft gedaan in de bodemzaak van de echtscheidingsprocedure met nevenverzoeken tussen partijen - om zich te bevinden in een straal van 500 meter van de school van [naam minderjarige] , zijnde de [naam school] gevestigd aan [het adres 2] [woonplaats] ,
5.3.
verbiedt de man - tot het moment dat de rechter uitspraak heeft gedaan in de bodemzaak van de echtscheidingsprocedure met nevenverzoeken tussen partijen - om op enigerlei wijze schriftelijk of mondeling, direct of indirect met de vrouw in contact te treden, behoudens in het geval het contact plaatsvindt in het kader van het halen en brengen van [naam minderjarige] voor de tussen partijen overeengekomen omgangsmomenten tussen de man en [naam minderjarige] en behoudens noodgevallen. Het contact zal dan per SMS plaats vinden,
5.4.
schorst de tussen partijen overeengekomen omgangsregeling zoals die is neergelegd in het vonnis in kort geding van 29 september 2020, en bepaalt dat daarvoor in de plaats treedt de op 27 januari 2021 ter zitting tussen partijen overeengekomen omgangsregeling, zoals verwoord onder 5.6,
5.5.
verbiedt de man - tot het moment dat de rechter uitspraak heeft gedaan in de bodemzaak van de echtscheidingsprocedure met nevenverzoeken tussen partijen - om [naam minderjarige] van school te halen of door een derde van school te laten halen,
in reconventie
5.6.
veroordeelt de vrouw om haar medewerking te verlenen aan de op 27 januari 2021 ter zitting tussen partijen overeengekomen zorgregeling, op grond waarvan de man [naam minderjarige] bij zich kan hebben:
  • eenmaal per veertien dagen van zaterdag 10.00 uur tot zondag 17.00 uur;
  • waarbij de man [naam minderjarige] haalt en brengt en waarbij de overdracht van [naam minderjarige] zal plaatsvinden bij de [winkel] aan [het adres 3] in [woonplaats] ;
  • waarbij onnodig contact tussen de man en de vrouw wordt vermeden;
  • de omgangsregeling gaat in op 6 februari 2021 en zal lopen tot 23 maart 2021, de dag waarop de zitting in de echtscheidingszaak zal plaatsvinden, waarbij ook de omgang tussen partijen en [naam minderjarige] aan de orde zal komen,
in conventie en in reconventie
5.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J.H. van Meegen en in het openbaar uitgesproken op
3 februari 2021.

Voetnoten

1.type: