ECLI:NL:RBOVE:2021:738

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 februari 2021
Publicatiedatum
18 februari 2021
Zaaknummer
08-245027-20, 08-172493-20, 08-165315-19, 08-073788-19 en 08-017944-19 (ttz. gev.) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor meervoudige winkeldiefstallen in Enschede met ISD-maatregel

Op 18 februari 2021 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 50-jarige man uit Enschede. De man werd veroordeeld tot een ISD-maatregel van twee jaar voor het plegen van elf winkeldiefstallen bij verschillende supermarkten in Enschede. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, die bekend staat om zijn drugsverslaving, de diefstallen pleegde 'op de automatische piloot' om zijn verslaving te bekostigen. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. T. Akkerman, en de verdediging door zijn raadsvrouw, mr. D. Greven. De tenlastelegging omvatte diefstallen van diverse goederen, waaronder levensmiddelen en andere winkelgoederen, die de verdachte tussen oktober 2018 en juli 2020 had gepleegd. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, mede op basis van de bekennende verklaringen van de verdachte en de aangiften van de supermarkten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten en dat eerdere pogingen tot behandeling niet succesvol waren. Gezien het hoge recidiverisico en de ernst van de feiten, werd de ISD-maatregel als noodzakelijk geacht om de maatschappij te beschermen en de verdachte de kans te geven tot gedragsverandering.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers: 08-245027-20, 08-172493-20, 08-165315-19, 08-073788-19 en
08-017944-19 (ttz. gev.) (P)
Datum vonnis: 18 februari 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1971 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] ,
nu verblijvende in de PI Leeuwarden.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
4 februari 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. T. Akkerman en van hetgeen door verdachte en de raadsvrouw mr. D. Greven, advocaat te Borne, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

2.1.
Voor de leesbaarheid van dit vonnis heeft de rechtbank de afzonderlijke dagvaardingen als volgt gemerkt:
parketnummer 08-245027-20
parketnummer 08-172493-20
parketnummer 08-165315-19
parketnummer 08-073788-19
parketnummer 08-017944-19
2.2.
De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich tussen
20 oktober 2018 en 18 juli 2020 heeft schuldig gemaakt aan 11 winkeldiefstallen bij de [supermarktketen 1] respectievelijk [supermarktketen 2] .
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
A.
1.
hij op of omstreeks 8 mei 2020 te Enschede een of meerdere winkelgoederen (waaronder deodorant), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan de [supermarktketen 1] XL, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op of omstreeks 14 mei 2020 te Enschede een of meerdere levensmiddelen (waaronder koffie), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan de [supermarktketen 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
hij op of omstreeks 13 juni 2020 te Enschede een of meerdere winkelgoederen (waaronder shampoo en/of crèmespoeling), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan de [supermarktketen 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4.
hij op of omstreeks 18 juli 2020 te Enschede een of meerdere levensmiddelen (waaronder vlees) en/of een of meerdere winkelgoederen (waaronder shampoo), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan de [supermarktketen 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
B.
hij op of omstreeks 2 juli 2020 te Enschede drie, althans een of meer pak(ken) gehakt, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [supermarktketen 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
C.
1.
hij op of omstreeks 25 juni 2019 te in de gemeente Enschede één of meer potten gel, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan de [supermarktketen 1] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op of omstreeks 22 juni 2019 in de gemeente Enschede één of meer pakken koffie, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan de [supermarktketen 1] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
hij op of omstreeks 20 juni 2019 in de gemeente Enschede één of meer pakken vlees, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan de [supermarktketen 1] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4.
hij op of omstreeks [geboortedatum] 2020 in de gemeente Enschede één of meer pakken koffie, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [supermarktketen 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
D.
hij op of omstreeks 28 maart 2019 in de gemeente Enschede één of meer blikjes bier, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan de [supermarktketen 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
E.
hij op of omstreeks 20 oktober 2018 te Enschede elf, althans een of meer pakken vlees en/of twee blikken bier, in elk geval enig(e) (winkel)goed(eren), dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan supermarkt [supermarktketen 1] (locatie [adres 2] ), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaardingen geldig zijn, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaken, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1.
A.
4.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
4.1.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
4.1.3
Het oordeel van de rechtbank
Feiten 1 tot en met 4
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] :
feit 1
  • Het proces-verbaal van aangifte door [aangever 1] , namens [supermarktketen 1] XL, van 12 mei 2020, pagina’s 30-33;
  • Het proces-verbaal van verhoor van verdachte van 29 september 2020, inhoudende zijn bekennende verklaring, pagina 23.
feit 2
  • Het proces-verbaal van aangifte door [aangever 2] , namens [supermarktketen 1] , van 26 mei 2020, pagina’s 57 en 58;
  • Het proces-verbaal van verhoor van verdachte van 29 september 2020, inhoudende zijn bekennende verklaring, pagina 23.
feit 3
- Het proces-verbaal van aangifte door [aangever 3] , namens [supermarktketen 1] , van
22 juni 2020, pagina’s 83 en 84;
- Het proces-verbaal van verhoor van verdachte van 29 september 2020, inhoudende zijn bekennende verklaring, pagina 24.
feit 4
  • Het proces-verbaal van aangifte door [aangever 4] , namens [supermarktketen 1] , van 21 juli 2020, pagina’s 110 en 111;
  • Het proces-verbaal van verhoor van verdachte van 29 september 2020, inhoudende zijn bekennende verklaring, pagina 25.
4.2.
B.
4.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.2.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.2.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte het feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin Sv, zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [2] :
- Het proces-verbaal van aangifte door [aangever 5] , namens [supermarktketen 2] , van
2 juli 2020, pagina’s 3-9;
- Het proces-verbaal van verhoor van verdachte van 2 juli 2020, inhoudende zijn bekennende verklaring, pagina 29.
4.3.
C.
4.3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
4.3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. Verdachte moet van feit 3 worden vrijgesproken nu hij ontkent de pakken vlees te hebben meegenomen.
4.3.3
Het oordeel van de rechtbank
Feiten 1, 2 en 4
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1, 2 en 4 tenlastegelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin Sv, zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [3] :
feit 1
- Het proces-verbaal van aangifte door J. Trojak, namens [supermarktketen 1] , van
2 juli 2019, pagina’s 30 en 31;
- Het proces-verbaal van verhoor van verdachte van 10 juli 2019, inhoudende zijn bekennende verklaring, pagina 45.
feit 2
- Het proces-verbaal van aangifte door J. Trojak, namens [supermarktketen 1] , van
2 juli 2019, pagina’s 4 en 5;
- Het proces-verbaal van verhoor van verdachte van 10 juli 2019, inhoudende zijn bekennende verklaring, pagina 29.
feit 4
  • Het proces-verbaal van aangifte door S. Pronk, namens [supermarktketen 1] , van 19 januari 2020, pagina’s 31 en 32;
  • Het proces-verbaal van verhoor van verdachte van 7 maart 2020, inhoudende zijn bekennende verklaring, pagina 49.
Feit 3
Uit de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen leidt de rechtbank het volgende af.
Op 20 juni 2019 was verdachte in de [supermarktketen 1] aan de [adres 3] in Enschede. Hij heeft daar een aantal pakken vlees gepakt, deze in zijn rugzak gestopt, de rugzak dicht geritst en is naar de uitgang van de [supermarktketen 1] gelopen.
Verdachte heeft verklaard dat hij de pakken vlees wel heeft gepakt, maar dat hij deze heeft teruggegeven omdat hij werd aangesproken door een winkelmedewerkster. Deze verklaring van verdachte vindt geen steun in de andere bewijsmiddelen. Uit de camerabeelden blijkt niet dat verdachte de pakken vlees teruggeeft. Ook is er geen medewerker van [supermarktketen 1] die verklaart met verdachte te hebben gesproken over het teruggeven van het vlees. Weliswaar is op de camerabeelden te zien dat verdachte, nadat hij de kassa’s is gepasseerd, spreekt met een winkelmedewerkster, uit de beelden blijkt echter niet dat verdachte op dat moment iets uit zijn rugzak heeft gehaald.
Gezien het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich op 20 juni 2019 schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van pakken vlees.
De rechtbank overweegt in aanvulling hierop nog dat, zelfs als verdachte het vlees, zoals hij zegt, heeft teruggegeven aan de winkelmedewerkster, sprake is van een winkeldiefstal. Immers, door het vlees in zijn rugzak te stoppen, deze rugzak dicht te ritsen en daarmee naar de uitgang van de winkel te lopen, heeft verdachte zich zodanige feitelijke heerschappij over de pakken vlees verschaft, dat de wegneming daarvan in de zin van artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) ook in dat geval is voltooid.
4.4.
D.
4.4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte het feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin Sv, zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [4] :
- Het proces-verbaal van aangifte door [aangever 6] , namens [supermarktketen 2] , van
28 maart 2019, pagina’s 3-7;
- Het proces-verbaal van verhoor van verdachte van 28 maart 2019, inhoudende zijn bekennende verklaring, pagina 23.
4.5.
E.
4.5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.5.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte het feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin Sv, zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [5] :
- Het proces-verbaal van aangifte door [aangever 7] , namens [supermarktketen 1] , van
9 december 2018, pagina’s 3-4.1;
- Het proces-verbaal van verhoor van verdachte van 9 januari 2019, inhoudende zijn bekennende verklaring, pagina 27.
4.6.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de hierboven opgegeven bewijsmiddelen en in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
A.
1.
hij op 8 mei 2020 te Enschede deodorant, die toebehoorde aan de [supermarktketen 1] XL, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op 14 mei 2020 te Enschede koffie, die toebehoorde aan de [supermarktketen 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
hij op 13 juni 2020 te Enschede shampoo en crèmespoeling, die toebehoorden aan de [supermarktketen 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4.
hij op 18 juli 2020 te Enschede vlees en shampoo, die toebehoorden aan de [supermarktketen 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
B.
hij op 2 juli 2020 te Enschede drie pakken gehakt, die toebehoorden aan [supermarktketen 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
C.
1.
hij op 25 juni 2019 in de gemeente Enschede potten gel, die toebehoorden aan de [supermarktketen 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op 22 juni 2019 in de gemeente Enschede pakken koffie, die toebehoorden aan de [supermarktketen 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
hij op 20 juni 2019 in de gemeente Enschede pakken vlees, die toebehoorden aan de [supermarktketen 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4.
hij op 19 januari 2020 in de gemeente Enschede pakken koffie, die toebehoorden aan [supermarktketen 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
D.
hij op 28 maart 2019 in de gemeente Enschede blikjes bier, die toebehoorden aan de [supermarktketen 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
E.
hij op 20 oktober 2018 te Enschede pakken vlees en twee blikken bier, die toebehoorden aan supermarkt [supermarktketen 1] (locatie [adres 2] ), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 310 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
A.
parketnummer 08-245027-20, feiten 1 tot en met 4, telkens het misdrijf: diefstal.
parketnummer 08-172493-20, het misdrijf: diefstal.
parketnummer 08-165315-19, feiten 1 tot en met 4, telkens het misdrijf: diefstal.
parketnummer 08-073788-19, het misdrijf: diefstal.
parketnummer 08-017944-19, het misdrijf: diefstal.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna ISD-maatregel) wordt opgelegd voor de duur van twee jaren.
7.2.
Het standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft namens verdachte naar voren gebracht dat van een ISD-maatregel nog geen sprake kan zijn omdat nog niet alle andere mogelijkheden om de recidive terug te dringen zijn uitgeput. Er zal eerst nog een klinische opname moeten plaatsvinden. Verdachte heeft daar baat bij en is daarvoor gemotiveerd. De raadsvrouw verzoekt daarom een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met bijzondere voorwaarden of, subsidiair, een voorwaardelijke ISD-maatregel.
7.3.
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan elf diefstallen uit verschillende supermarkten in Enschede. Hij heeft bij het plegen van deze feiten kennelijk geen rekening gehouden met de schade, hinder en ergernis die hiervan bij anderen het gevolg zijn. Verdachte heeft uitsluitend vanuit eigenbelang en winstbejag gehandeld, kennelijk om zijn drugsverslaving te kunnen bekostigen. Verdachte heeft verklaard dat hij steelt “op de automatische piloot”. De rechtbank neemt dit verdachte zeer kwalijk.
Uit het uittreksel van de justitiële documentatie betreffende verdachte van 4 januari 2021 blijkt dat verdachte in het verleden veelvuldig is veroordeeld wegens het plegen van soortgelijke feiten. Ook is aan hem in 2008 een ISD-maatregel opgelegd als gevolg van een veroordeling voor een groot aantal winkeldiefstallen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsadvies van het Leger des Heils, (hierna: reclassering) van 19 januari 2021, opgemaakt door C.T. Dellwig. Dit advies houdt het volgende in.
In 2008 is geconcludeerd dat bij verdachte sprake was van een ziekelijke stoornis, namelijk een verslaving aan cannabis en opioïde. Er was destijds tevens sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogens, te weten trekken van een antisociale en paranoïde persoonlijkheidsstoornis. De reclassering beschikt niet over recente diagnostiek. Verdachte gebruikte geregeld heroïne. Hij heeft meermaals getracht zijn verslaving te doorbreken door een klinische verslavingsbehandeling, maar de aangeboden hulpverlening kwam niet tot stand door toedoen van verdachte. Verdachte gebruikt nu methadon. Verdachte staat bekend als een zeer actieve veelpleger en wordt besproken binnen het Veiligheidshuis Twente. Hij heeft heel veel kansen gekregen om zijn problemen op te lossen en uit beeld te blijven bij de politie, maar alle pogingen zijn mislukt omdat verdachte zich onvoldoende inzet. Op 16 juli 2019 is verdachte, in het kader van schorsingsvoorwaarden, opgenomen in het Johannes Wierhuis. De behandeling is op 7 augustus 2019 door het Johannes Wierhuis beëindigd omdat verdachte zich onbehandelbaar opstelde. In november 2019 is verdachte huisvesting bij het hostel van Tactus Verslavingszorg en ambulante begeleiding en behandeling van Just-act aangeboden. Verdachte heeft dit aanbod geweigerd. In januari 2020 werd ambulante woonbegeleiding van het Leger des Heils ingezet op verzoek van verdachte zelf. Uiteindelijk heeft maar één gesprek plaatsgevonden omdat verdachte de andere gesprekken afzegde of niet kwam. Gelet op de reeds ingezette interventies, het justitieverleden, het verloop van de reclasseringstoezichten en het hoge recidiverisico ziet de reclassering geen mogelijkheden meer om door middel van reclasseringsinterventies het gedrag te beïnvloeden of het recidiverisico te beperken. Een ISD-maatregel is passend en geboden, aldus de reclassering.
De rechtbank stelt vast dat aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m Sr aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Bewezen is verklaard dat verdachte misdrijven heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het uittreksel justitiële documentatie van verdachte blijkt dat hij in de vijf jaar voorafgaand aan de feiten meer dan drie keer onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf voor een misdrijf. De in dit vonnis bewezen verklaarde feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van die straffen. Uit het reclasseringsadvies blijkt dat verschillende factoren maken dat het recidiverisico van verdachte als hoog moet worden ingeschat. Aldus moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan. Met name ook gezien de verslavingsproblematiek van verdachte acht de rechtbank een reëel en ernstig gevaar voor herhaling aanwezig. Aan dit oordeel draagt bovendien bij dat verdachte zich voor onderhavige feiten diverse malen in voorlopige hechtenis heeft bevonden, die voorlopige hechtenis (onder voorwaarden) is geschorst en hij desondanks is blijven recidiveren.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de bewezenverklaarde feiten, het strafblad en de verslavingsproblematiek van verdachte en het reclasseringsadvies, een ISD-maatregel de aangewezen strafrechtelijke reactie is. Vast staat dat in het verleden meerdere pogingen zijn ondernomen om verdachte te behandelen en op het juiste pad te krijgen, maar deze pogingen zijn niet geslaagd. De rechtbank oordeelt om die reden dat een behandeling in een voorwaardelijk kader onvoldoende als stok achter de deur kan dienen om verdachte daadwerkelijk te motiveren die behandeling af te ronden. Met oplegging van de ISD-maatregel zal enerzijds de maatschappij worden beveiligd tegen verdachte; verdachte veroorzaakt stelselmatig overlast en zal zich gedurende de ISD-maatregel niet schuldig kunnen maken aan strafbare feiten. Anderzijds zal de maatregel het noodzakelijke strakke kader bieden om verdachte tot gedragsverandering te kunnen laten komen. Om de mogelijkheden van de ISD-maatregel maximaal te kunnen benutten, acht de rechtbank het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte in voorarrest is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 38m, 38n en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde onder A tot en met E heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
parketnummer 08-245027-20, feiten 1 tot en met 4, telkens het misdrijf: diefstal
parketnummer 08-172493-20, het misdrijf: diefstal
parketnummer 08-165315-19, feiten 1 tot en met 4, telkens het misdrijf: diefstal
parketnummer 08-073788-19, het misdrijf: diefstal
parketnummer 08-017944-19, het misdrijf: diefstal
- verklaart verdachte strafbaar voor het hierboven bewezenverklaarde;
maatregel
-legt aan de verdachte op de
maatregel tot plaatsing in een inrichting voor
stelselmatige dadersvoor de duur van
twee (2) jaren.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.W. Eshuis, voorzitter, mr. M.J.G.B. Heutink en
mr. V.P.K. van Rosmalen, rechters, in tegenwoordigheid van Z. Demir, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 18 februari 2021.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
C. parketnummer 08-165315-19
Feit 3
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2019305366. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
- De verklaring van verdachte op de zitting van 4 februari 2021, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven:
Ik heb op 20 juni 2019 in de [supermarktketen 1] in Enschede pakken vlees gepakt.
- Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 3] , namens [supermarktketen 1] , van 3 juli 2019, pagina’s 46 en 48, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik doe namens de [supermarktketen 1] gelegen aan de [adres 3] te Enschede aangifte van
diefstal. Elke dag tellen we ons vlees in verband met overlast winkeldiefstal. We misten nu
weer vlees en zijn de camerabeelden na gaan kijken. Hierbij zien wij een man vlees
uit het schap halen en deze pakt dit rechtstreeks in zijn rugtas. Deze sluit hij af
en loopt vervolgens richting de kassa en verlaat hierna de winkel zonder te betalen.
Hij heeft meegenomen:
- 1 keer zaansslotje a 3.92 euro;
- 2 keer kogelbiefstuk a 11.58 euro;
- 1 keer AH exc biefstuk a 9.69 euro;
- 2 keer AH EXC entrecote a 18.51 euro;
- 2 keer ah biefstukspies a 11.99 euro;
met een totaalbedrag van 55.69 euro.
- Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] van 10 juli 2019, pagina 71, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op donderdag 20 juni 2019, vond bij [supermarktketen 1] , gevestigd aan de [adres 3] te
Enschede een winkeldiefstal plaats. De diefstal werd vastgelegd door in de winkel aanwezige beveiligingscamera's. Vervolgens werden door mij verbalisant, op woensdag 10 juli 2019 de camerabeelden uitgebreid uitgekeken, waarbij door mij het volgende werd waargenomen:
Op de beelden, waarop in beeld een tijdregistratie meeloopt, is te zien dat op woensdag 20 juni 2019, omstreeks 18.39 uur, een man (verdachte) de winkel in komt.
Op z'n rug draagt hij een zwarte rugzak. Bij binnenkomst pakt de man een winkelmandje. Vervolgens loopt hij rechtstreeks naar de vleesafdeling, waar hij de rugzak opent en meerdere verpakkingen vlees uit het schap pakt en in de rugzak stopt. Vervolgens loopt hij weg. Tijdens het lopen ritst hij de rugzak dicht en hangt deze op z'n rug. Te 18:41:05 uur
loopt hij met een koffiebeker in z'n rechterhand en de rugzak op z'n rug, zonder iets
af te rekenen, tussen de poortjes door bij een onbemande kassa.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2020460269. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2020305728. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
3.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2019305366, voor de feiten 1 en 2 en PL0600-2020153279 voor feit 4. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
4.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2019134405. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
5.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2018554330. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.