ECLI:NL:RBOVE:2021:782
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verjaring van invorderingsbevoegdheid in bestuursrechtelijke dwangsomzaken
In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 19 februari 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eisers, eigenaren van een horeca-inrichting, en het college van burgemeester en wethouders van Hardenberg. De zaak betreft de invordering van een verbeurde dwangsom van € 5.000,- die was opgelegd wegens overtreding van geluidvoorschriften. Eisers hebben beroep ingesteld tegen het besluit van 7 januari 2020, waarin hun bezwaar tegen de invordering ongegrond werd verklaard. Tijdens de zitting op 11 februari 2021 is eiser verschenen, terwijl verweerder werd vertegenwoordigd door H.J. Jipping en R. Laan.
De rechtbank heeft ambtshalve onderzocht of de bevoegdheid tot invordering van de dwangsom was verjaard. De rechtbank oordeelde dat de verjaringstermijn van een jaar, die begint op de dag waarop de dwangsom verbeurd is, niet tijdig was gestuit door een aanmaning die pas op 21 februari 2020 was verzonden. Dit betekent dat de bevoegdheid tot invordering op 11 november 2019 was verjaard. De rechtbank concludeerde dat eisers geen belang meer hadden bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep, waardoor het beroep niet-ontvankelijk werd verklaard.
De rechtbank heeft bepaald dat verweerder het door eisers betaalde griffierecht van € 178,- dient te vergoeden, omdat de verjaring niet tijdig was gestuit. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. W.J.B. Cornelissen, rechter, en wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende donderdag na deze datum.