7.3De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de politierechter rekening met de aard en de ernst van het de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De politierechter acht daarbij het volgende van belang.
Welke feiten heeft verdachte gepleegd?
Verdachte heeft veelvuldig opzettelijk misbruik gemaakt van het alarmnummer 112.
De politierechter overweegt dat het opzettelijk bellen naar een alarmnummer zonder dat daartoe een noodzaak bestaat, overlast geeft en het voor anderen, die de dringende hulp nodig hebben waarvoor het alarmnummer is bedoeld, wellicht onmogelijk maakt op tijd in contact te treden met de hulpdiensten. Het opzettelijk misbruik maken van een alarmnummer verstoort dan ook de rust van de bij de alarmcentrale werkzaam zijnde personen, politie, brandweer en ambulance, maar ook ter plaatse, waarheen dezen worden gedirigeerd. Dit kan mensenlevens in gevaar brengen.
Daarnaast heeft verdachte opzettelijk een ruit van de woning van zijn buren vernield door deze ruit in te slaan. De politierechter overweegt dat dergelijke vernielingen kunnen zorgen voor gevoelens van angst en onrust bij bewoners. Bovendien heeft verdachte door zijn handelen inbreuk gemaakt op het eigendom van een ander en de benadeelde financiële schade berokkend.
Heeft verdachte (relevante) justitiële documentatie?
De politierechter heeft gelet op het uittreksel uit de justitiële documentatie (strafblad) van verdachte van 10 februari 2021. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder voor feiten als de onderhavige is veroordeeld.
Wat adviseert de reclassering?
Uit het reclasseringsadvies van 19 januari 2021 blijkt dat verdachte reeds een geruime tijd in beeld is bij GGZ. Verdachtes netwerk maakt zich volgens de reclassering zorgen over hem. Overigens is dit ter terechtzitting ook door een door verdachte meegebrachte vriend bevestigd en voorts heeft verdachte zelf ter terechtzitting verklaard dat het niet goed met hem gaat. De politierechter stelt bovendien vast dat verdachte ter terechtzitting erg verward was. Er zou sprake zijn van een maatschappelijke achteruitgang en er zou sprake zijn van ontremd en grensoverschrijdend gedrag. Verdachte krijgt ondersteuning van [stichting] bij de inname van zijn antipsychoticum, maar de medicatie is volgens de reclassering moeizaam met verdachte af te stemmen en hij weigert overigens ook regelmatig zijn medicatie in te nemen. Verdachte heeft dat ter terechtzitting ook bevestigd. Zonder medicatie is verdachte volgens de reclassering een risico voor zijn omgeving en laat hij agressief gedrag zien, welk gedrag zou worden versterkt als verdachte alcohol drinkt. Ondanks de vele zorgen, het recidiverisico en de verergering van verdachtes gedrag, ziet de reclassering te weinig aanknopingspunten om tot een plan van aanpak te komen dat bij verdachte een gedragsverandering teweeg zou kunnen brengen. Verdachte zou blijkens referentinformatie ongemotiveerd zijn voor een verandering. Indien verdachte binnen een aanzienlijke tijd opnieuw met politie en justitie in aanraking komt, is het volgens de reclassering noodzakelijk onderzoek te doen naar een passend verplicht kader van hulp, zorg en steun. Dit zou bijvoorbeeld kunnen in het kader van een zorgmachtiging. Ter terechtzitting heeft verdachte ook te kennen gegeven dat hij hulp nodig heeft. Het huidige hulpverleningstraject dat is opgezet rondom verdachte leidt thans in ieder geval niet tot recidivevermindering. Blijkens referentinformatie zou verdachte ook niet langer geschikt zijn voor de vrijwillige psychiatrie en/of Dimence. Dimence kan immers geen verplicht karakter bieden aan het verplichten van hulp en/of inname van medicatie.
Welke straf en/of maatregel legt de politierechter op?
De politierechter is van oordeel dat de ernst van de bewezen verklaarde feiten in beginsel een straf rechtvaardigt. De politierechter acht het in de onderhavige zaak echter raadzaam in verband met de persoonlijkheid van de dader en de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan dat geen straf zal worden opgelegd. De politierechter overweegt daartoe het navolgende.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij weigert om zijn medicatie (antipsychoticum) in te nemen, wat er naar alle waarschijnlijkheid toe leidt dat verdachte last heeft van psychoses. Het is een feit van algemene bekendheid dat een persoon bij een psychose in een toestand verkeert waarbij hij de grip op de realiteit kwijt is. Blijkens de uit de bewijsmiddelen voortvloeiende feiten en omstandigheden is het aannemelijk dat verdachte ten tijde van het plegen van de delicten in zo’n psychotische toestand verkeerde. Zo ziet verdachte zich zijns inziens telkens genoodzaakt het alarmnummer 112 te bellen om te voorkómen dat hij gek wordt, omdat hij de mogelijkheid niet meer heeft om een TOR (telefoon op recept) te bellen. Daarnaast liep verdachte bij het plegen van de vernieling op blote voeten en zei hij tegen aangever “ik moest het doen”. Ook heeft de verdachte bij de politie verklaard dat hij drie keer geestelijk is vermoord.
Ter terechtzitting heeft verdachte uitgebreide schriftelijke stukken overgelegd waarvan de politierechter kennis heeft genomen.
De politierechter ziet op grond van het voorgaande geen aanleiding om verdachte ontoerekeningsvatbaar dan wel verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren, omdat deskundigenrapporten met een advies daartoe ontbreken. Wel zal de politierechte rekening houden met de ter terechtzitting gebleken en ook uit het reclasseringsrapport naar voren komende geestelijke toestand van verdachte. De politierechter is -alles afwegende- van oordeel dat een (on)voorwaardelijke straf niet passend en geboden is. De politierechter zal verdachte daarom schuldig verklaren zonder oplegging van straf.
De politierechter is daarnaast van oordeel dat het, gelet op het reële recidiverisico dat van verdachte uitgaat indien hij zijn antipsychoticum niet inneemt, noodzakelijk is om ter beveiliging van de maatschappij of ter voorkoming van (nieuwe) strafbare feiten een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid als bedoeld in artikel 38v Sr op te leggen. De maatregel zal inhouden dat verdachte wordt bevolen zich te onthouden van (direct of indirect) contact met aangever [aangever] . De vernieling van de ruit heeft bij aangever gevoelens van angst veroorzaakt. Nadien is verdachte ook contact met aangever blijven zoeken. Met het contactverbod kan verdachte elke keer dat hij dit contactverbod overtreedt direct worden afgestraft, waardoor hij hopelijk daadwerkelijk zal stoppen met het zoeken van contact met aangever. Met dit contactverbod beoogt de politierechter enerzijds dat aangever rust in zijn leven krijgt en anderzijds dat het recidiverisico van verdachte wordt verminderd. Het contactverbod geldt voor de duur van één jaar. De politierechter zal daarbij bevelen dat vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van drie dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan. De totale duur van de tenuitvoergelegde hechtenis bedraagt ten hoogste negen dagen.
De politierechter is, gelet op het bovenstaande, voorts van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen en/of zich belastend zal gedragen jegens aangever [aangever] . De politierechter zal daarom bevelen dat de maatregel, gelet op artikel 38v, vierde lid, Sr, dadelijk uitvoerbaar is.