ECLI:NL:RBOVE:2021:789

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 februari 2021
Publicatiedatum
22 februari 2021
Zaaknummer
08/276050-20 (P), 08/288582-20 en 08/321657-20
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schuldverklaring zonder straf voor veelvuldig misbruik van alarmnummer 112 en vernieling

In deze zaak heeft de politierechter van de Rechtbank Overijssel op 18 februari 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 62-jarige man. De man werd schuldig bevonden aan het veelvuldig opzettelijk misbruik maken van het alarmnummer 112 en het vernielen van de ruit van een buurman. Ondanks de bewezenverklaring heeft de politierechter geen straf opgelegd, maar rekening gehouden met de geestelijke toestand van de verdachte. De politierechter oordeelde dat een (on)voorwaardelijke straf niet passend was, gezien het recidiverisico dat voortvloeit uit het niet innemen van medicatie door de verdachte. In plaats daarvan werd een contactverbod opgelegd met de buurman voor de duur van één jaar, met onmiddellijke ingang. De totale duur van de tenuitvoergelegde hechtenis bedraagt maximaal negen dagen. Daarnaast moet de verdachte een schadevergoeding van 250 euro betalen aan de buurman. De politierechter heeft de zaak behandeld op basis van de vordering van de officier van justitie, die geen straf maar een vrijheidsbeperkende maatregel had gevorderd. De verdachte heeft de feiten bekend en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging vastgesteld. De politierechter heeft de geestelijke toestand van de verdachte in overweging genomen, evenals de impact van zijn daden op de buurman.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Politierechter
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer hoofdzaak: 08/276050-20 (P)
Parketnummers ter terechtzitting gevoegde zaken: 08/288582-20 en 08/321657-20
Datum vonnis: 18 februari 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1958 in [geboorteplaats 1] ,
wonende aan [adres 1] ,
domicilie kiezende aan [adres 2] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 11 februari 2021.
De politierechter heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. J. Wassink-van den Eijnden en van hetgeen door verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Voor de leesbaarheid van dit vonnis nummert de politierechter het feit in de zaak met parketnummer 08/276050-20 als feit 1, het feit in de zaak met parketnummer 08/288582-20 als feit 2 en het feit in de zaak met parketnummer 08/321657-20 als feit 3.
De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:veelvuldig opzettelijk misbruik heeft gemaakt van het alarmnummer 112;
feit 2:een ruit heeft vernield;
feit 3:veelvuldig opzettelijk misbruik heeft gemaakt van het alarmnummer 112.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 2 november 2020 te Kampen, althans in Nederland, opzettelijk, zonder dat daartoe de noodzaak aanwezig was, gebruik heeft gemaakt van een alarmnummer voor publieke diensten, door meermalen 112 te bellen;
2.
hij op of omstreeks 15 november 2020 te Kampen, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [aangever] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
3.
hij op of omstreeks 8 november 2020 te Kampen opzettelijk, zonder dat daartoe de noodzaak aanwezig was, gebruik heeft gemaakt van een alarmnummer voor publieke diensten, door veelvuldig (115 keer) het alarmnummer 112 te bellen.

3.De voorvragen

De politierechter heeft vastgesteld dat de dagvaardingen geldig zijn, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaken, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdachte
De verdachte heeft de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten bekend. Hij heeft geen vrijspraak bepleit.
4.3
Het oordeel van de politierechter
De politierechter komt tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de politierechter – nu verdachte deze feiten heeft bekend en door hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
Ten aanzien van feit 1 [1] :
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 11 februari 2021;
  • het proces-verbaal van bevindingen van 4 november 2020 (pagina’s 9 tot en met 11), met als bijlage een Excel-bestand met een overzicht van 112-oproepen.
Ten aanzien van feit 2 [2] :
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 11 februari 2021;
  • het proces-verbaal van aangifte van [aangever] van 15 november 2020 (pagina’s 3 en 4), met als bijlage een foto van de vernielde ruit.
Ten aanzien van feit 3 [3] :
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 11 februari 2021;
  • het proces-verbaal van verhoor verdachte van 9 november 2020 (pagina’s 16 tot en met 19);
  • het proces-verbaal van bevindingen van 13 november 2020 (pagina’s 10 tot en met 12), met als bijlage een Excel-bestand met een overzicht van 112-oproepen.
4.4
De bewezenverklaring
De politierechter acht op grond van de genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1
hij op 2 november 2020 te Kampen, opzettelijk, zonder dat daartoe de noodzaak aanwezig was, gebruik heeft gemaakt van een alarmnummer voor publieke diensten door meermalen 112 te bellen;
2
hij op of omstreeks 15 november 2020 te Kampen, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [aangever] , toebehoorde, heeft vernield;
3
hij op 8 november 2020 te Kampen, opzettelijk, zonder dat daartoe de noodzaak aanwezig was, gebruik heeft gemaakt van een alarmnummer voor publieke diensten door veelvuldig (115 keer) het alarmnummer 112 te bellen.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De politierechter acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2 of 3 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld inde artikelen 142 en 350 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
opzettelijk, zonder dat daartoe de noodzaak aanwezig is, gebruik maken van een alarmnummer voor publieke diensten;
feit 2
het misdrijf:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
feit 3
het misdrijf:
opzettelijk, zonder dat daartoe de noodzaak aanwezig is, gebruik maken van een alarmnummer voor publieke diensten.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De politierechter oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte schuldig wordt verklaard zonder oplegging van straf. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd aan verdachte op te leggen een vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38v Sr, inhoudende een contactverbod met [aangever] voor de duur van één jaar, waarbij wordt bevolen dat bij iedere overtreding vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van één dag en waarbij de totale duur van de tenuitvoergelegde vervangende hechtenis zeven dagen bedraagt. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat genoemde maatregel dadelijk uitvoerbaar wordt verklaard.
7.2
Het standpunt van de verdachte
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het niet goed met hem gaat. Voorts heeft de verdachte verklaard dat een (on)voorwaardelijke straf er niet voor zal zorgen dat hij niet opnieuw het alarmnummer 112 zal bellen.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de politierechter rekening met de aard en de ernst van het de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De politierechter acht daarbij het volgende van belang.
Welke feiten heeft verdachte gepleegd?
Verdachte heeft veelvuldig opzettelijk misbruik gemaakt van het alarmnummer 112.
De politierechter overweegt dat het opzettelijk bellen naar een alarmnummer zonder dat daartoe een noodzaak bestaat, overlast geeft en het voor anderen, die de dringende hulp nodig hebben waarvoor het alarmnummer is bedoeld, wellicht onmogelijk maakt op tijd in contact te treden met de hulpdiensten. Het opzettelijk misbruik maken van een alarmnummer verstoort dan ook de rust van de bij de alarmcentrale werkzaam zijnde personen, politie, brandweer en ambulance, maar ook ter plaatse, waarheen dezen worden gedirigeerd. Dit kan mensenlevens in gevaar brengen.
Daarnaast heeft verdachte opzettelijk een ruit van de woning van zijn buren vernield door deze ruit in te slaan. De politierechter overweegt dat dergelijke vernielingen kunnen zorgen voor gevoelens van angst en onrust bij bewoners. Bovendien heeft verdachte door zijn handelen inbreuk gemaakt op het eigendom van een ander en de benadeelde financiële schade berokkend.
Heeft verdachte (relevante) justitiële documentatie?
De politierechter heeft gelet op het uittreksel uit de justitiële documentatie (strafblad) van verdachte van 10 februari 2021. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder voor feiten als de onderhavige is veroordeeld.
Wat adviseert de reclassering?
Uit het reclasseringsadvies van 19 januari 2021 blijkt dat verdachte reeds een geruime tijd in beeld is bij GGZ. Verdachtes netwerk maakt zich volgens de reclassering zorgen over hem. Overigens is dit ter terechtzitting ook door een door verdachte meegebrachte vriend bevestigd en voorts heeft verdachte zelf ter terechtzitting verklaard dat het niet goed met hem gaat. De politierechter stelt bovendien vast dat verdachte ter terechtzitting erg verward was. Er zou sprake zijn van een maatschappelijke achteruitgang en er zou sprake zijn van ontremd en grensoverschrijdend gedrag. Verdachte krijgt ondersteuning van [stichting] bij de inname van zijn antipsychoticum, maar de medicatie is volgens de reclassering moeizaam met verdachte af te stemmen en hij weigert overigens ook regelmatig zijn medicatie in te nemen. Verdachte heeft dat ter terechtzitting ook bevestigd. Zonder medicatie is verdachte volgens de reclassering een risico voor zijn omgeving en laat hij agressief gedrag zien, welk gedrag zou worden versterkt als verdachte alcohol drinkt. Ondanks de vele zorgen, het recidiverisico en de verergering van verdachtes gedrag, ziet de reclassering te weinig aanknopingspunten om tot een plan van aanpak te komen dat bij verdachte een gedragsverandering teweeg zou kunnen brengen. Verdachte zou blijkens referentinformatie ongemotiveerd zijn voor een verandering. Indien verdachte binnen een aanzienlijke tijd opnieuw met politie en justitie in aanraking komt, is het volgens de reclassering noodzakelijk onderzoek te doen naar een passend verplicht kader van hulp, zorg en steun. Dit zou bijvoorbeeld kunnen in het kader van een zorgmachtiging. Ter terechtzitting heeft verdachte ook te kennen gegeven dat hij hulp nodig heeft. Het huidige hulpverleningstraject dat is opgezet rondom verdachte leidt thans in ieder geval niet tot recidivevermindering. Blijkens referentinformatie zou verdachte ook niet langer geschikt zijn voor de vrijwillige psychiatrie en/of Dimence. Dimence kan immers geen verplicht karakter bieden aan het verplichten van hulp en/of inname van medicatie.
Welke straf en/of maatregel legt de politierechter op?
De politierechter is van oordeel dat de ernst van de bewezen verklaarde feiten in beginsel een straf rechtvaardigt. De politierechter acht het in de onderhavige zaak echter raadzaam in verband met de persoonlijkheid van de dader en de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan dat geen straf zal worden opgelegd. De politierechter overweegt daartoe het navolgende.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij weigert om zijn medicatie (antipsychoticum) in te nemen, wat er naar alle waarschijnlijkheid toe leidt dat verdachte last heeft van psychoses. Het is een feit van algemene bekendheid dat een persoon bij een psychose in een toestand verkeert waarbij hij de grip op de realiteit kwijt is. Blijkens de uit de bewijsmiddelen voortvloeiende feiten en omstandigheden is het aannemelijk dat verdachte ten tijde van het plegen van de delicten in zo’n psychotische toestand verkeerde. Zo ziet verdachte zich zijns inziens telkens genoodzaakt het alarmnummer 112 te bellen om te voorkómen dat hij gek wordt, omdat hij de mogelijkheid niet meer heeft om een TOR (telefoon op recept) te bellen. Daarnaast liep verdachte bij het plegen van de vernieling op blote voeten en zei hij tegen aangever “ik moest het doen”. Ook heeft de verdachte bij de politie verklaard dat hij drie keer geestelijk is vermoord.
Ter terechtzitting heeft verdachte uitgebreide schriftelijke stukken overgelegd waarvan de politierechter kennis heeft genomen.
De politierechter ziet op grond van het voorgaande geen aanleiding om verdachte ontoerekeningsvatbaar dan wel verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren, omdat deskundigenrapporten met een advies daartoe ontbreken. Wel zal de politierechte rekening houden met de ter terechtzitting gebleken en ook uit het reclasseringsrapport naar voren komende geestelijke toestand van verdachte. De politierechter is -alles afwegende- van oordeel dat een (on)voorwaardelijke straf niet passend en geboden is. De politierechter zal verdachte daarom schuldig verklaren zonder oplegging van straf.
De politierechter is daarnaast van oordeel dat het, gelet op het reële recidiverisico dat van verdachte uitgaat indien hij zijn antipsychoticum niet inneemt, noodzakelijk is om ter beveiliging van de maatschappij of ter voorkoming van (nieuwe) strafbare feiten een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid als bedoeld in artikel 38v Sr op te leggen. De maatregel zal inhouden dat verdachte wordt bevolen zich te onthouden van (direct of indirect) contact met aangever [aangever] . De vernieling van de ruit heeft bij aangever gevoelens van angst veroorzaakt. Nadien is verdachte ook contact met aangever blijven zoeken. Met het contactverbod kan verdachte elke keer dat hij dit contactverbod overtreedt direct worden afgestraft, waardoor hij hopelijk daadwerkelijk zal stoppen met het zoeken van contact met aangever. Met dit contactverbod beoogt de politierechter enerzijds dat aangever rust in zijn leven krijgt en anderzijds dat het recidiverisico van verdachte wordt verminderd. Het contactverbod geldt voor de duur van één jaar. De politierechter zal daarbij bevelen dat vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van drie dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan. De totale duur van de tenuitvoergelegde hechtenis bedraagt ten hoogste negen dagen.
De politierechter is, gelet op het bovenstaande, voorts van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen en/of zich belastend zal gedragen jegens aangever [aangever] . De politierechter zal daarom bevelen dat de maatregel, gelet op artikel 38v, vierde lid, Sr, dadelijk uitvoerbaar is.

8.De schade van benadeelde

Ten aanzien van feit 2
8.1
De vordering van de benadeelde partij
[aangever] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert wegens immateriële schade een bedrag van € 250,-- (tweehonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij, te vermeerderen met de wettelijke rente, wordt toegewezen.
8.3
Het standpunt van de verdachte
De verdachte heeft de vordering van de benadeelde partij niet betwist. De verdachte heeft ter terechtzitting over de vordering immers gesteld dat hij de schade die de benadeelde partij
[aangever] heeft geleden wil vergoeden.
8.3
Het oordeel van de politierechter
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadepost is niet betwist, voldoende onderbouwd en aannemelijk. Verdachte heeft een ruit van de woning van benadeelde vernield. Benadeelde was op dat moment in de woning aanwezig. Het is dan ook aannemelijk dat het handelen van verdachte gevoelens van angst bij de benadeelde teweeg heeft gebracht. In dat licht houdt de politierechter rekening met wat er in vergelijkbare zaken wordt opgelegd.
De politierechter zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 250,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De politierechter zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 2 bewezen verklaarde feit is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op het de artikelen 9a en 38w Sr.

10.De beslissing

De politierechter:
bewezenverklaring
  • verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
  • verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1het misdrijf:
opzettelijk, zonder dat daartoe de noodzaak aanwezig is, gebruik maken van een alarmnummer voor publieke diensten;
feit 2het misdrijf:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
feit 3het misdrijf:
opzettelijk, zonder dat daartoe de noodzaak aanwezig is, gebruik maken van een alarmnummer voor publieke diensten;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor de onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde feiten;
straf
- bepaalt dat
geen strafzal worden opgelegd;
vrijheidsbeperkende maatregel
  • legt op een
  • beveel dat verdachte zich onthoudt van (direct en indirect) contact met
  • beveelt dat deze vrijheidsbeperkende maatregel
  • beveelt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
schadevergoeding
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
  • veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A. Peterzon, politierechter, in tegenwoordigheid van
I. Limburg, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 18 februari 2021.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie-eenheid Oost-Nederland, district IJsselland, basisteam IJsselland-Noord, met registratienummer PL0600-2020520226, van 5 november 2020. Verwezen wordt naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie-eenheid Oost-Nederland, district IJsselland, basisteam IJsselland-Noord, met registratienummer PL0600-2020542684, van 15 november 2020. Verwezen wordt naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
3.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie-eenheid Oost-Nederland, district IJsselland, basisteam IJsselland-Noord, met registratienummer PL0600-2020531045, van 16 november 2020. Verwezen wordt naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.