ECLI:NL:RBOVE:2021:802

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 februari 2021
Publicatiedatum
23 februari 2021
Zaaknummer
08/274722-19
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen tenuitvoerlegging vervangende hechtenis wegens niet-uitvoering taakstraf

Op 17 februari 2021 heeft de politierechter van de Rechtbank Overijssel, locatie Almelo, uitspraak gedaan in een zaak waarin een 26-jarige man, veroordeeld tot een taakstraf, bezwaar maakte tegen de tenuitvoerlegging van vervangende hechtenis. De man had zijn taakstraf van 180 uren niet uitgevoerd en gedroeg zich agressief tegenover reclasseringsmedewerkers. De officier van justitie had op 4 december 2020 de tenuitvoerlegging van 121 dagen vervangende hechtenis bevolen, omdat de veroordeelde de taakstraf niet binnen de gestelde termijn had verricht. Het bezwaarschrift, ingediend door zijn raadsman mr. J.D. Onland, werd behandeld op openbare zittingen op 27 januari, 3 februari en 10 februari 2021.

De politierechter oordeelde dat de veroordeelde onvoldoende feiten of omstandigheden had aangevoerd die rechtvaardigden waarom hij de taakstraf niet had uitgevoerd. De reclassering had meerdere pogingen gedaan om de man te laten werken aan zijn taakstraf, maar hij had zich agressief gedragen, waardoor de veiligheid van de medewerkers niet kon worden gegarandeerd. De raadsman voerde aan dat de veroordeelde, gezien zijn verstandelijke beperkingen en de coronamaatregelen, niet in staat was de taakstraf uit te voeren en dat hij nu klinisch behandeld wilde worden. De officier van justitie stelde echter dat de veroordeelde niet geestelijk beperkt was in die zin dat hij de taakstraf niet kon uitvoeren.

Uiteindelijk verklaarde de politierechter het bezwaarschrift ongegrond, omdat de veroordeelde voldoende kansen had gehad om de taakstraf te verrichten en de beslissing van het openbaar ministerie om de vervangende hechtenis ten uitvoer te leggen niet gewijzigd hoefde te worden. De uitspraak werd gedaan door mr. B.W.M. Hendriks, in aanwezigheid van griffier N. Klunder.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/274722-19
Bezwaarschriftnummer: RK 21/106
Uitspraak van de politierechter op het bezwaarschrift op grond van artikel 6:6:23 juncto artikel 6:3:3, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[veroordeelde] ,
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
thans verblijvende in de PI Grave.
verder te noemen: veroordeelde,
bijgestaan door zijn raadsman mr. J.D. Onland, advocaat te Oldenzaal.

1.Het verloop van de procedure

Op 4 december 2020 heeft de officier van justitie de tenuitvoerlegging van 121 dagen vervangende hechtenis bevolen, omdat de veroordeelde de taakstraffen niet binnen de daartoe gestelde termijn heeft verricht.
Het bezwaarschrift tegen dat bevel is gedateerd 28 december 2020 en is op diezelfde datum op de griffie van de rechtbank ontvangen. Het bezwaarschrift is ingediend namens veroordeelde, door mr. J.D. Onland, advocaat te Oldenzaal.
Het bezwaarschrift is behandeld op de openbare terechtzittingen van 27 januari 2021,
3 februari 2021 en 10 februari 2021.
Op 27 januari 2021 heeft de politierechter op verzoek van de raadsman van veroordeelde het onderzoek ter openbare terechtzitting geschorst tot 3 februari 2021, teneinde veroordeelde in de gelegenheid te stellen bij het onderzoek tegenwoordig te zijn en alsdan te worden gehoord. Vervolgens is het onderzoek op 3 februari 2021 op verzoek van de raadsman van veroordeelde geschorst tot 10 februari 2021.
Op de openbare terechtzitting van 10 februari 2021 heeft de politierechter het onderzoek opnieuw aangevangen en zijn de officier van justitie mr. M.J. van Dijck, de veroordeelde (via een videoverbinding) en de raadsman gehoord.
De politierechter heeft kennis genomen van de door de officier van justitie overgelegde relevante stukken met betrekking tot de strafzaak waarin de taakstraffen zijn opgelegd of ten uitvoer zijn gelegd en de stukken die betrekking hebben op de omzetting van de taakstraf in vervangende hechtenis waartegen het bezwaarschrift is gericht, waaronder het reclasseringsrapport van 16 oktober 2020.

2.De standpunten van de veroordeelde, diens raadsman en de officier van justitie

Standpunt veroordeelde en diens raadsman
De raadsman heeft namens de veroordeelde schriftelijk bezwaar gemaakt tegen de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis. De raadsman heeft het bezwaarschrift in raadkamer -zakelijk weergegeven- als volgt nader toegelicht.
In de visie van veroordeelde is het uitvoeren van de taakstraf niet gelukt, omdat hij, mede gelet op zijn verstandelijke beperkingen, in de afgelopen twee jaren niet goed heeft gefunctioneerd. Volgens de reclassering is er sprake van instabiliteit op alle leefgebieden. Veroordeelde heeft geen huisvesting en de noodzakelijke begeleiding en behandeling ontbreekt. Ten behoeve van de snelrechtzitting van 18 november 2020 was een reclasseringsrapport opgemaakt waarin een klinische opname geadviseerd werd. De politierechter heeft vervolgens bij de deels voorwaardelijke straf de bijzondere voorwaarde van een klinische opname in een zorginstelling opgelegd. Veroordeelde wil graag een klinische behandeling ondergaan en hij wil daarna meewerken aan een begeleid wonen-traject. Veroordeelde heeft begrepen dat hij op korte termijn kan worden opgenomen bij de instelling Trajectum Berkelland in Rekken. Veroordeelde heeft hierover in raadkamer verklaard dat hij thans vooraan in de wachtrij staat voor een klinische behandeling. Na het doorlopen van die klinische behandeling is de reclassering volgens veroordeelde in staat hem te begeleiden om toe te werken naar stabiliteit op meerdere leefgebieden. De toepassing van de vervangende hechtenis zal ertoe leiden dat veroordeelde niet klinisch kan worden opgenomen en evenmin de nodige hulp en begeleiding kan krijgen. Veroordeelde heeft hierover in raadkamer verklaard dat hij hulp nodig heeft en de taakstraf ná de klinische behandeling alsnog wil uitvoeren. Bovendien was het uitvoeren van de taakstraf vanwege de corona-maatregelen volgens veroordeelde niet mogelijk. Voorts heeft veroordeelde in raadkamer verklaard dat hij jegens de reclasseringsmedewerkers wellicht enigszins grof is geweest, maar dat hij woorden als ‘kuthoer’ of soortgelijke woorden niet heeft gebruikt. Veroordeelde heeft zijns inziens zijn excuses aangeboden.
In het licht van het voorgaande heeft de raadsman verder aangevoerd dat op 10 februari 2021 een vordering tot gevangenhouding zal worden behandeld. Veroordeelde bevindt zich in die zaak thans als verdachte in bewaring. Ten behoeve van de behandeling van de vordering tot gevangenhouding heeft de reclassering een rapportage opgemaakt waarin uitdrukkelijk staat vermeld dat hij zo spoedig mogelijk klinisch dient te worden opgenomen.
Veroordeelde en diens raadsman hebben zich daarom op het standpunt gesteld dat het bezwaarschrift gegrond moet worden verklaard en dat veroordeelde de kans moet krijgen de taakstraf alsnog uit te voeren ná het ondergaan van een klinische behandeling.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich in raadkamer, gelet op het reclasseringsrapport van 16 oktober 2021, op het standpunt gesteld dat het bezwaarschrift ongegrond moet worden verklaard.
De officier van justitie heeft gesteld dat het bezwaarschrift bij gebrek aan een akte van uitreiking van de kennisgeving van de beslissing van 4 december 2020 van de officier van justitie tot omzetting van de niet verrichte uren aan taakstraf in vervangende hechtenis, ontvankelijk moet worden verklaard, omdat door het ontbreken van de akte van uitreiking niet kan worden vastgesteld of het bezwaarschrift binnen de termijn van veertien dagen na de aan veroordeelde bekend gestelde kennisgeving is ingediend.
Volgens de officier van justitie is er een wezenlijk verschil tussen een reclasseringsrapport over een al dan niet uitgevoerde taakstraf en een reclasseringsrapport ten behoeve van een nieuwe strafzaak. Veroordeelde heeft taakstraffen opgelegd gekregen en hij heeft deze niet uitgevoerd. In dit geval wordt anders dan bij een reclasseringsrapport in een nieuwe strafzaak dan ook niet gekeken naar behandelmogelijkheden om recidive in de toekomst te voorkomen. In de optiek van de officier van justitie is veroordeelde niet zodanig geestelijk beperkt dat hij daardoor geen taakstraf heeft kunnen uitvoeren. In dat licht heeft de officier van justitie nogmaals verwezen naar het advies van de reclassering in het rapport van 16 oktober 2020. Veroordeelde heeft volgens de officier van justitie veel grenzen overschreden. Bovendien heeft de reclassering geadviseerd veroordeelde geen mogelijkheid te bieden voor een herkansing. Voorts kan de veroordeelde alsnog een klinische behandeling ondergaan nádat hij de vervangende hechtenis heeft uitgezeten.

3.De ontvankelijkheid

De politierechter stelt vast dat het dossier geen akte van uitreiking bevat waaruit blijkt dat de kennisgeving van de omzetting van de taakstraf aan veroordeelde is betekend. De officier van justitie heeft op 4 december 2020 de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis bevolen, waarna op 28 december 2020 namens de veroordeelde een bezwaarschrift is ingediend. Omdat een akte van uitreiking ontbreekt, kan niet worden vastgesteld of het bezwaarschrift al dan niet tijdig is ingediend. Gelet evenwel op de korte periode (24 dagen) tussen de datum waarop de beslissing door de officier van justitie is genomen en de datum van binnenkomen van het bezwaarschrift wordt veroordeelde ontvankelijk verklaard in het bezwaarschrift omdat aannemelijk is dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend.

4.De beoordeling

Op grond van de stukken en de behandeling op de zitting stelt de politierechter het volgende vast.
Veroordeelde is bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, van 27 november 2019 veroordeeld tot onder meer een taakstraf van 180 uren subsidiair 90 dagen hechtenis met aftrek overeenkomst artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 90 uren subsidiair 45 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Bij voornoemd vonnis heeft de politierechter voorts de tenuitvoerlegging gelast van een taakstraf van 160 uren subsidiair 80 dagen hechtenis in plaats van de bij vonnis van de politierechter van 10 oktober 2018 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf. Kortom, na aftrek had veroordeelde in totaal een taakstraf van 242 uren moeten uitvoeren.
De reclassering heeft geadviseerd de vervangende hechtenis ten uitvoer te leggen en de veroordeelde niet de gelegenheid te geven de taakstraf alsnog te verrichten. Veroordeelde heeft geen enkel uur van de taakstraf uitgevoerd. Hij heeft daartoe naar het oordeel van de politierechter geen feiten of omstandigheden aangevoerd die rechtvaardigen waarom de taakstraf niet is verricht. De reclassering heeft immers op verschillende wijzen getracht veroordeelde een taakstraf te laten verrichten. In weerwil daarvan heeft veroordeelde zich meermalen op een agressieve wijze jegens de reclassering gedragen. Hij heeft zich zodanig gedragen dat de reclassering in het rapport heeft beschreven dat het volgens haar niet verantwoord is om veroordeelde de taakstraf te laten uitvoeren, omdat zij de veiligheid van haar medewerkers en andere veroordeelden niet kan garanderen. Volgens de politierechter heeft veroordeelde dan ook voldoende kansen gehad om de aan hem opgelegde taakstraf te kunnen verrichten. De politierechter is van oordeel dat de beslissing van het openbaar ministerie om de vervangende hechtenis ten uitvoer te leggen daarom niet gewijzigd hoeft te worden. De politierechter zal het bezwaarschrift, gelet op het voorgaande, ongegrond verklaren.

5.De beslissing

De politierechter verklaart het bezwaarschrift
ongegrond.
Deze beslissing is genomen door mr. B.W.M. Hendriks, politierechter, in tegenwoordigheid van N. Klunder, griffier, door de politierechter en de griffier ondertekend en in het openbaar uitgesproken op 17 februari 2021.