Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Het verloop van de procedure
2.De standpunten van de veroordeelde, diens raadsman en de officier van justitie
3.De ontvankelijkheid
4.De beoordeling
5.De beslissing
ongegrond.
Rechtbank Overijssel
Op 17 februari 2021 heeft de politierechter van de Rechtbank Overijssel, locatie Almelo, uitspraak gedaan in een zaak waarin een 26-jarige man, veroordeeld tot een taakstraf, bezwaar maakte tegen de tenuitvoerlegging van vervangende hechtenis. De man had zijn taakstraf van 180 uren niet uitgevoerd en gedroeg zich agressief tegenover reclasseringsmedewerkers. De officier van justitie had op 4 december 2020 de tenuitvoerlegging van 121 dagen vervangende hechtenis bevolen, omdat de veroordeelde de taakstraf niet binnen de gestelde termijn had verricht. Het bezwaarschrift, ingediend door zijn raadsman mr. J.D. Onland, werd behandeld op openbare zittingen op 27 januari, 3 februari en 10 februari 2021.
De politierechter oordeelde dat de veroordeelde onvoldoende feiten of omstandigheden had aangevoerd die rechtvaardigden waarom hij de taakstraf niet had uitgevoerd. De reclassering had meerdere pogingen gedaan om de man te laten werken aan zijn taakstraf, maar hij had zich agressief gedragen, waardoor de veiligheid van de medewerkers niet kon worden gegarandeerd. De raadsman voerde aan dat de veroordeelde, gezien zijn verstandelijke beperkingen en de coronamaatregelen, niet in staat was de taakstraf uit te voeren en dat hij nu klinisch behandeld wilde worden. De officier van justitie stelde echter dat de veroordeelde niet geestelijk beperkt was in die zin dat hij de taakstraf niet kon uitvoeren.
Uiteindelijk verklaarde de politierechter het bezwaarschrift ongegrond, omdat de veroordeelde voldoende kansen had gehad om de taakstraf te verrichten en de beslissing van het openbaar ministerie om de vervangende hechtenis ten uitvoer te leggen niet gewijzigd hoefde te worden. De uitspraak werd gedaan door mr. B.W.M. Hendriks, in aanwezigheid van griffier N. Klunder.