ECLI:NL:RBOVE:2021:884

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 februari 2021
Publicatiedatum
1 maart 2021
Zaaknummer
8847219 \ EJ VERZ 20-372
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot vervangende machtiging voor het aanbrengen van zonwering aan de gevel van een monumentaal pand

In deze zaak heeft verzoeker [verzoeker 1] een verzoek ingediend bij de kantonrechter om een vervangende machtiging te verlenen voor het aanbrengen van zonwering aan de gevel van zijn appartement, gelegen in een monumentaal pand. De Vereniging van Eigenaren (VvE) heeft toestemming voor het aanbrengen van de zonwering geweigerd, wat verzoeker aanvecht. De procedure is gestart na een eerdere afwijzing van de VvE in een vergadering van eigenaars. De kantonrechter heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de monumentale status van het pand en de belangen van zowel verzoeker als de VvE. De VvE heeft aangevoerd dat de statige uitstraling van het pand behouden moet blijven en dat de zonwering de monumentale waarden zou aantasten. Verzoeker heeft betoogd dat de VvE zonder redelijke grond toestemming heeft geweigerd, mede gezien zijn persoonlijke omstandigheden en de eerdere goedkeuring van vergelijkbare zonwering voor andere appartementen. Na beoordeling van de argumenten van beide partijen heeft de kantonrechter geconcludeerd dat de VvE niet zonder redelijke grond toestemming heeft geweigerd. Het verzoek van [verzoeker 1] is afgewezen, en hij is veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 8847219 \ EJ VERZ 20-372
Beschikking van de kantonrechter van 16 februari 2021
in de zaak van

1.[verzoeker 1] ,en

2.
[verzoeker 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partijen,
gemachtigde: mr. J. Velten,
tegen
de rechtspersoonlijkheid bezittende vereniging
VERENIGING VAN EIGENAARS GEBOUW [X],
gevestigd te [plaats] ,
verwerende partij,
gemachtigde: mr. E. van Riet.
Verzoekende partijen zullen hierna gezamenlijk [verzoeker 1] (in mannelijk enkelvoud) genoemd worden en verwerende partij zal hierna de VvE genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift;
- het verweerschrift;
- de mondelinge behandeling van 15 januari 2021, die via Skype heeft plaatsgevonden, gelijktijdig met de mondelinge behandeling in de zaak met zaaknummer 8853695 CV EXPL 20-4696;
- de spreekaantekeningen van beide partijen.
1.2.
Hierna is beschikking bepaald.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker 1] is sinds 2016 gerechtigd tot het appartementsrecht staande en gelegen aan de [adres] te [woonplaats] , kadastraal bekend [gemeente] [kadasternummer] .
2.2.
Het appartement van [verzoeker 1] is gevestigd in een monumentaal pand uit 1921 en bevindt zich op de eerste verdieping, boven de hoofdentree aan de voorzijde van het pand.
2.3.
Bij akte van splitsing van 23 oktober 1998 is voornoemd pand gesplitst in appartementsrechten en is de VvE opgericht. Op 10 juni 1999 heeft de vergadering van eigenaars vervolgens een huishoudelijk reglement vastgesteld.
2.4.
[verzoeker 1] is van rechtswege lid van de VvE.
2.5.
Op grond van artikel 9 van de akte van splitsing zijn de buitengevels van het pand gemeenschappelijk eigendom.
2.6.
Op grond van de akte van splitsing en het huishoudelijk reglement heeft een appartementseigenaar toestemming nodig van de vergadering van eigenaars voor het aanbrengen van zonwering aan de buitengevels van het pand.
2.7.
In de notulen van de vergadering van eigenaars van 5 april 2000 staat over het aanbrengen van zonwering het volgende vermeld:
Omdat het gebouw onder Monumentenzorg valt, moet er goedkeuring voor de zonwering worden aangevraagd. Het eerste voorstel is afgewezen. Een nieuw voorstel wordt uitgewerkt en zo spoedig mogelijk naar Monumentenzorg gezonden ter behandeling. Als Monumentenzorg het voorstel goedkeurt, komt het voorstel ook nog eens een maand ter inzage te liggen voor eventueel bezwaarschriften. Als we tot uitvoering kunnen overgaan, zal het inmiddels wel juli zijn.
De voorzitter geeft een korte uitleg over het plan. Als het plan gereed is, zullen alle eigenaren dit toegezonden krijgen.
Het is geen verplichting tot aanschaf, maar wel een verplichting bij aanschaf om aan het plan te houden. (…)
2.8.
Op 18 april 2000 heeft de VvE een (nieuwe) vergunningsaanvraag voor het aanbrengen van zonneschermen bij de [gemeente] ingediend.
2.9.
Op 26 mei 2000 heeft de gemeente de gevraagde vergunning verleend. In die vergunning staat, voor zover relevant, het volgende vermeld:
Over de verleende vergunning hebben de Rijksdienst voor de Monumentenzorg en de gemeentelijke Planadviescommissie Monumenten en Beschermd Stadsgezicht aan ons advies uitgebracht.
(…)
Aan de verlening van deze vergunning worden de volgende voorschriften verbonden
(…)
 op de eerste verdieping (voorgevel) cassetteschermen HAROL CA 430 in zes systemen per drie ramen, uitgezonderd de loggia;
(…)
 voor de zonwering in de loggia op de eerste verdieping dient een nadere tekening te worden ingediend bij de afdeling Volkshuisvesting en Monumentenzorg, deze zonwering mag niet buiten de gevel uitsteken.
2.10.
Op 4 april 2017 heeft [verzoeker 1] bij de gemeente een vergunning aangevraagd voor het plaatsen van zonwering in de vorm van een uitvalscherm in de nis van de gevel van de loggia van zijn appartement. Deze loggia bevindt zich boven de eerdergenoemde hoofdentree en beschikt over een ronde/gebogen ramenpartij met daarin een grote vensteropening waarin geen glas zit.
2.11.
De gemeente heeft vervolgens de Adviesraad welstand planadviesraad monumenten en beschermd stadsgezicht (hierna te noemen: de Adviesraad) gevraagd die aanvraag te beoordelen.
2.12.
Op 13 juni 2017 heeft de Adviesraad aan de gemeente onder meer kenbaar gemaakt dat zij reeds op 26 mei 2000 advies heeft uitgebracht over “dit plan” en dat zij concludeert dat dat plan niet leidt tot een onaanvaardbare aantasting van monumentale waarden en evenmin in strijd is met de redelijke eisen van welstand.
2.13.
Op 19 juni 2017 heeft de gemeente aan [verzoeker 1] de gevraagde vergunning voor het plaatsen van de zonwering verleend.
2.14.
[verzoeker 1] heeft de VvE verzocht toestemming te verlenen voor het aanbrengen van het betreffende uitvalscherm. In de vergadering van eigenaars van 3 april 2018 is dit verzoek met meerderheid van stemmen afgewezen. [verzoeker 1] heeft dit besluit niet in rechte aangevochten.
2.15.
In oktober 2019 heeft [verzoeker 1] toch het uitvalscherm geplaatst.
2.16.
Op 13 juli 2020 is de VvE een procedure gestart tot onder meer verwijdering van de door [verzoeker 1] aangebrachte zonwering. [verzoeker 1] heeft zich in die procedure met zaaknummer 8853695 CV EXPL 20-4696 op het standpunt gesteld dat de VvE reeds in april 2000 toestemming heeft gegeven voor het aanbrengen van de betreffende zonwering. De kantonrechter is niet in dit verweer meegegaan en heeft bij vonnis van heden de vordering tot verwijdering van de zonwering toegewezen.

3.Het verzoek

3.1.
[verzoeker 1] verzoekt de kantonrechter om bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking een vervangende machtiging te verlenen om een zonwering te (laten) plaatsen boven de loggia van zijn appartement en de VvE te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2.
De VvE voert verweer.
3.3.
Op de stellingen en verweren van partijen zal hierna nader worden ingegaan voor zover dat van belang is voor de beoordeling van het geschil.

4.De beoordeling

4.1.
[verzoeker 1] verzoekt de kantonrechter voor het geval in het verleden geen toestemming is verleend voor het plaatsen van de door hem aangebrachte zonwering, op grond van artikel 5:121 lid 1 BW vervangende machtiging te verlenen voor het plaatsen van die zonwering.
4.2.
Gelet op het oordeel van de kantonrechter in de zaak met zaaknummer
8853695 CV EXPL 20-4696 dat de VvE in april 2000, en ook nadien, geen toestemming heeft verleend voor het plaatsen van de door [verzoeker 1] aangebrachte zonwering, wordt toegekomen aan de inhoudelijke behandeling van dit verzoek.
4.3.
Vooropgesteld wordt dat artikel 5:121 lid 1 BW te beschouwen is als een bijzondere uitwerking van het beginsel dat de verhouding tussen mede-eigenaars wordt beheerst door redelijkheid en billijkheid. Dit beginsel brengt mee dat indien voor het verrichten van bepaalde handelingen toestemming nodig is van een of meer eigenaars of van de vereniging van eigenaars deze niet zonder redelijke grond kan worden geweigerd (vgl. HR 30 oktober 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2759).
Bij de vraag of zonder redelijke grond toestemming is geweigerd, zijn de omstandigheden van het geval van belang, zodat niet geheel kan worden voorbijgegaan aan de belangen van de verzoeker. De bewoordingen van artikel 5:121 BW noch de wetsgeschiedenis van dat artikel wijzen op een marginale toetsing van het besluit van de VvE. Dat betekent dat de belangen van de verzoeker mede bepalen of sprake is van een weigering zonder redelijke grond. Dit staat evenwel niet gelijk aan een volledig open belangenafweging waarin de individuele wensen van de verzoeker in alle opzichten even zwaar wegen als de belangen en motieven van de overige eigenaren (Hof Arnhem-Leeuwarden 14 november 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:8783).
4.4.
[verzoeker 1] stelt zich op het standpunt dat de VvE zonder redelijke grond de toestemming voor het aanbrengen van de zonwering heeft geweigerd, aangezien hij zonder zonwering, mede gelet op zijn hoge leeftijd, op een zonnige dag in de zomer niet in de loggia kan verblijven, omdat het daar dan te warm wordt. Hij wijst erop dat hij lijdt aan reumatoïde artritis, waardoor hij bij warm weer last heeft van zwellingen in de vingers en andere gewrichten en ook om die reden belang heeft bij het geplaatste uitvalscherm. [verzoeker 1] voert verder aan dat de VvE voor de appartementen van de buren wel toestemming heeft gegeven voor een vergelijkbare zonwering en dat het in strijd met de redelijkheid en billijkheid is om aan meerdere leden van de VvE iets toe te staan wat aan andere leden wordt geweigerd. [verzoeker 1] heeft dan ook het idee dat de zonwering hem persoonlijk niet wordt gegund en dat er sprake is van willekeur, terwijl de zonwering volgens hem geen afbreuk doet aan de monumentale uitstraling van het pand, hetgeen ook de Adviesraad onderschrijft. Het door de VvE voorgestelde alternatief van een screen is volgens [verzoeker 1] niet doelmatig en uiterst bezwaarlijk, omdat een screen aan de binnenzijde van de buitengevel niet mogelijk is bij sterke wind, een screen aldaar wind en dus ook een verkoelend briesje tegenhoudt en het uitzicht belemmert, en een screen verder ín de loggia (ter plaatse van de appartementsmuren) rechtstreeks zonlicht ín de loggia niet voorkomt.
4.5.
De VvE voert als reden voor het weigeren van de toestemming aan dat de eigenaars waarde hechten aan de statige uitstraling van het pand en die uitstraling willen behouden. Zij wijst erop dat het uitvalscherm is geplaatst voor een beeldbepalend element van het pand, namelijk de ronde/gebogen raampartij aan de voorzijde van het gebouw, precies boven de hoofdentree, die juist kenmerkend en gezichtsbepalend is voor de uitstraling van het gebouw. De VvE meent dan ook dat het uitvalscherm, zowel in- als uitgeklapt, het in het oog springende karakter van die raampartij aantast. Vanwege de voornoemde gezichtsbepalende kenmerken, de aanwezige loggia en het feit dat het appartement boven de hoofdentree is gesitueerd, is het appartement van [verzoeker 1] volgens de VvE bovendien niet gelijk aan de overige appartementen op de eerste verdieping en is er dus geen sprake van een verschillende behandeling van gelijke gevallen. De VvE voert ook aan dat de loggia de warmte van de zon al grotendeels uit het appartement houdt en dat [verzoeker 1] indien nodig een screen kan plaatsen aan de muur tussen de loggia en zijn appartement. Tot slot benadrukt de VvE dat [verzoeker 1] met het uitvalscherm als doel heeft de warmte uit de loggia te weren en dus niet uit zijn appartement en dat dit belang niet tot de conclusie kan leiden dat het scherm zonder redelijke grond is geweigerd.
4.6.
De kantonrechter stelt voorop dat [verzoeker 1] ook in de zomer recht heeft op en belang heeft bij het volledige gebruiksgenot van zijn appartement, inclusief het inpandige balkon (de loggia). Het belang van [verzoeker 1] om ook op zomerse dagen op een aangename wijze in de loggia te kunnen vertoeven betekent echter niet per definitie dat alle andere belangen daarvoor zouden moeten wijken, en ook niet dat de VvE geen belang heeft om toestemming voor het plaatsen van een uitvalscherm te weigeren.
4.7.
Vast staat dat de cassette van het uitvalscherm in kwestie is geplaatst voor de (monumentale) ronde/gebogen raampartij van de loggia. De VvE is van mening dat die raampartij daardoor haar in het oog springende karakter verliest, dit terwijl zij veel waarde hecht aan een statige uitstraling van het pand. [verzoeker 1] betwist, onder verwijzing naar het advies van de Adviesraad, dat de uitstraling van het pand door de zonwering wordt aangetast. Dat advies doet naar het oordeel van de kantonrechter niets af aan het feit dat het merendeel van de eigenaars van mening is dat de uitstraling van het pand wél wordt aangetast. De vraag wanneer sprake is van een aantasting of niet, is geen hard gegeven. De kantonrechter acht het standpunt van de VvE dat wel sprake is van een aantasting in de gegeven situatie niet onbegrijpelijk of onredelijk. [verzoeker 1] betoogt dat de zonwering van de andere appartementen op de eerste verdieping dan net zo goed afdoet aan het architectonische uiterlijk van het pand, maar de vergelijking die hij maakt met die appartementen gaat niet op vanwege de unieke positie van zijn eigen appartement. Dat appartement bevindt zich immers in het midden van het pand, direct boven de hoofdentree en beschikt als enige van de appartementen op de eerste verdieping over een inpandig balkon én een typische ronde/gebogen raampartij. Van een ongelijke behandeling in gelijke gevallen is om deze reden evenmin sprake. De VvE wijst er bovendien terecht op dat het doel van de zonwering die de eigenaars van de andere appartementen hebben aangebracht (vooral) gelegen zal zijn in het weren van warmte uit die appartementen en dat [verzoeker 1] , voor zover de loggia niet reeds de zon grotendeels weghoudt uit zijn appartement, dit doel op een andere manier kan bereiken, namelijk door het plaatsen van een screen ín de loggia. Dat dit technisch onmogelijk is, zoals [verzoeker 1] ter zitting nog heeft aangevoerd, is niet onderbouwd en blijkt dus nergens uit. Het plaatsen van een screen hoeft naar het oordeel van de kantonrechter het uitzicht ook niet te belemmeren, aangezien er screens op de markt zijn die het doorzicht naar buiten nauwelijks beperken. Bovendien kan een ventilator na het plaatsen van een screen voor een verkoelend effect zorgen.
4.8.
Gelet op de valide argumenten die de VvE heeft voor het weigeren van toestemming voor het aanbrengen van het uitvalscherm en rekening houdend met het relatieve belang van [verzoeker 1] bij het weren van zonlicht uit zijn loggia, komt de kantonrechter dan ook tot de conclusie dat de VvE niet zonder redelijke grond toestemming heeft geweigerd. Dit leidt ertoe dat het verzoek van [verzoeker 1] zal worden afgewezen.
4.9.
[verzoeker 1] dient als de in het ongelijk gestelde partij te worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. Deze kosten worden tot op heden aan de zijde van de VvE als volgt begroot. Gelet op de samenhang tussen deze procedure en de eerder genoemde dagvaardingsprocedure, ziet de kantonrechter aanleiding het toe te kennen bedrag aan salaris gemachtigde te halveren. Uitgaande van een (gestandaardiseerd) tarief van € 187,00 en twee halve salarispunten, wordt dit salaris begroot op € 187,00. Aan nakosten zal een bedrag van € 46,75 worden toegewezen (zijnde een half punt van het gehanteerde halve liquidatietarief). Dit komt uit op een bedrag van € 233,75.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst het verzoek af;
5.2.
veroordeelt [verzoeker 1] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van de VvE begroot op € 233,75;
5.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.C. Rozeboom, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 16 februari 2021.
(md)