ECLI:NL:RBOVE:2021:887

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 februari 2021
Publicatiedatum
1 maart 2021
Zaaknummer
8853695 \ CV EXPL 20-4696
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming van de vergadering van eigenaars voor het plaatsen van zonwering

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 16 februari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Vereniging van Eigenaren (VvE) van een gebouw en een appartementseigenaar, aangeduid als [gedaagde 1]. De VvE vorderde de verwijdering van zonwering die door [gedaagde 1] was aangebracht zonder de vereiste toestemming van de vergadering van eigenaars. De procedure volgde op een eerdere afwijzing van een verzoek van [gedaagde 1] om vervangende machtiging voor het aanbrengen van de zonwering. De rechtbank oordeelde dat de toestemming van de VvE noodzakelijk was en dat deze niet was verleend. De VvE had eerder in een vergadering van 3 april 2018 het verzoek van [gedaagde 1] om de zonwering aan te brengen afgewezen, en dit besluit was onaantastbaar geworden omdat [gedaagde 1] dit niet in rechte had aangevochten.

De rechtbank concludeerde dat [gedaagde 1] in strijd met de akte van splitsing en het huishoudelijk reglement had gehandeld door de zonwering aan te brengen zonder toestemming. De vordering van de VvE tot verwijdering van de zonwering werd toegewezen, met een termijn van een maand voor [gedaagde 1] om aan deze veroordeling te voldoen. Daarnaast werd [gedaagde 1] veroordeeld tot betaling van een boete van € 2.000,00 en de proceskosten. De rechtbank oordeelde dat de boete niet buitensporig was en dat de VvE recht had op vergoeding van de kosten die zij had gemaakt in verband met de procedure. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 8853695 \ CV EXPL 20-4696
Vonnis van 16 februari 2021
in de zaak van
de rechtspersoonlijkheid bezittende vereniging
VERENIGING VAN EIGENAARS GEBOUW [X],
gevestigd te [plaats] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. E. van Riet,
tegen

1.[gedaagde 1] ,en

2.
[gedaagde 2]beiden wonende te [plaats] ,
gedaagde partijen,
gemachtigde: mr. R. el Haddad.
Eisende partij zal hierna de VvE genoemd worden en gedaagde partijen zullen hierna gezamenlijk [gedaagde 1] (in mannelijk enkelvoud) genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 1 december 2020;
- de mondelinge behandeling van 15 januari 2021, die via Skype heeft plaatsgevonden, gelijktijdig met de mondelinge behandeling in de zaak met zaaknummer 8847219 EJ VERZ 20-372;
- de spreekaantekeningen van beide partijen;
- de in r.o. 2.5 van voornoemd tussenvonnis genoemde stukken van de zijde van de VvE, die de kantonrechter na de mondelinge behandeling heeft ontvangen.
1.2.
Hierna is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde 1] is sinds 2016 gerechtigd tot het appartementsrecht staande en gelegen aan de [adres] te [plaats] , kadastraal bekend [gemeente] [kadasternummer] .
2.2.
Het appartement van [gedaagde 1] is gevestigd in een monumentaal pand uit 1921 en bevindt zich op de eerste verdieping, boven de hoofdentree aan de voorzijde van het pand.
2.3.
Bij akte van splitsing van 23 oktober 1998 is voornoemd pand gesplitst in appartementsrechten en is de VvE opgericht. Op 10 juni 1999 heeft de vergadering van eigenaars vervolgens een huishoudelijk reglement vastgesteld.
2.4.
[gedaagde 1] is van rechtswege lid van de VvE.
2.5.
Op grond van artikel 9 van de akte van splitsing zijn de buitengevels van het pand gemeenschappelijk eigendom.
2.6.
Op grond van de akte van splitsing en het huishoudelijk reglement heeft een appartementseigenaar toestemming nodig van de vergadering van eigenaars voor het aanbrengen van zonwering aan de buitengevels van het pand.
2.7.
Artikel 29 van de akte van splitsing luidt, voor zover van belang, als volgt:
1. Bij overtreding of niet-nakoming van een der bepalingen van de wet, van het reglement of van het eventuele huishoudelijk reglement, hetzij door een eigenaar, hetzij door een gebruiker, zal het bestuur de betrokkene een schriftelijke waarschuwing doen toekomen per aangetekende brief en hem wijzen op de overtreding of niet-nakoming.
2. Indien de betrokkene binnen een maand geen gevolg geeft aan de waarschuwing kan het bestuur hem een boete opleggen van ten hoogste een bedrag dat door de vergadering voor zodanige overtredingen of niet-nakoming is bepaald voor elke overtreding of niet-nakoming, (…).
3. De te verbeuren boeten komen ten bate van de vereniging.
2.8.
In de notulen van de vergadering van eigenaars van 5 april 2000 staat over het aanbrengen van zonwering het volgende vermeld:
Omdat het gebouw onder Monumentenzorg valt, moet er goedkeuring voor de zonwering worden aangevraagd. Het eerste voorstel is afgewezen. Een nieuw voorstel wordt uitgewerkt en zo spoedig mogelijk naar Monumentenzorg gezonden ter behandeling. Als Monumentenzorg het voorstel goedkeurt, komt het voorstel ook nog eens een maand ter inzage te liggen voor eventueel bezwaarschriften. Als we tot uitvoering kunnen overgaan, zal het inmiddels wel juli zijn.
De voorzitter geeft een korte uitleg over het plan. Als het plan gereed is, zullen alle eigenaren dit toegezonden krijgen.
Het is geen verplichting tot aanschaf, maar wel een verplichting bij aanschaf om aan het plan te houden. (…)
2.9.
Op 18 april 2000 heeft de VvE een (nieuwe) vergunningsaanvraag voor het aanbrengen van zonneschermen bij de [gemeente] ingediend.
2.10.
Op 26 mei 2000 heeft de gemeente de gevraagde vergunning verleend. In die vergunning staat, voor zover relevant, het volgende vermeld:
Over de verleende vergunning hebben de Rijksdienst voor de Monumentenzorg en de gemeentelijke Planadviescommissie Monumenten en Beschermd Stadsgezicht aan ons advies uitgebracht.
(…)
Aan de verlening van deze vergunning worden de volgende voorschriften verbonden
(…)
 op de eerste verdieping (voorgevel) cassetteschermen HAROL CA 430 in zes systemen per drie ramen, uitgezonderd de loggia;
(…)
 voor de zonwering in de loggia op de eerste verdieping dient een nadere tekening te worden ingediend bij de afdeling Volkshuisvesting en Monumentenzorg, deze zonwering mag niet buiten de gevel uitsteken.
2.11.
Op 4 april 2017 heeft [gedaagde 1] bij de gemeente een vergunning aangevraagd voor het plaatsen van zonwering in de vorm van een uitvalscherm in de nis van de gevel van de loggia van zijn appartement. Deze loggia bevindt zich boven de eerdergenoemde hoofdentree en beschikt over een ronde/gebogen ramenpartij met daarin een grote vensteropening waarin geen glas zit.
2.12.
De gemeente heeft vervolgens de Adviesraad welstand planadviesraad monumenten en beschermd stadsgezicht (hierna te noemen: de Adviesraad) gevraagd die aanvraag te beoordelen.
2.13.
Op 13 juni 2017 heeft de Adviesraad aan de gemeente onder meer kenbaar gemaakt dat zij reeds op 26 mei 2000 advies heeft uitgebracht over “dit plan” en dat zij concludeert dat dat plan niet leidt tot een onaanvaardbare aantasting van monumentale waarden en evenmin in strijd is met de redelijke eisen van welstand.
2.14.
Op 19 juni 2017 heeft de gemeente aan [gedaagde 1] de gevraagde vergunning voor het plaatsen van de zonwering verleend.
2.15.
[gedaagde 1] heeft de VvE verzocht toestemming te verlenen voor het aanbrengen van het betreffende uitvalscherm. In de vergadering van eigenaars van 3 april 2018 is dit verzoek met meerderheid van stemmen afgewezen. [gedaagde 1] heeft dit besluit niet in rechte aangevochten.
2.16.
Naar aanleiding van een brief van de toenmalige gemachtigde van [gedaagde 1] heeft de gemachtigde van de VvE [gedaagde 1] bij brief van 2 juli 2019 erop gewezen dat het hem niet is toegestaan de zonwering aan te brengen.
2.17.
In oktober 2019 heeft [gedaagde 1] toch het uitvalscherm geplaatst.
2.18.
Bij brief van 9 maart 2020 heeft (de gemachtigde van) de VvE [gedaagde 1] gesommeerd de zonwering uiterlijk op 9 april 2020 te verwijderen, dit op straffe van een boete van € 250,00 per dag.
2.19.
Bij brieven van 20 april en 22 juni 2020 heeft de gemachtigde van de VvE [gedaagde 1] nogmaals gesommeerd de zonwering te verwijderen.
2.20.
[gedaagde 1] heeft de kantonrechter bij verzoekschrift van 28 oktober 2020 verzocht om vervangende machtiging te verlenen voor het plaatsen van de zonwering. Bij beschikking van heden is dat verzoek afgewezen.

3.De vordering

3.1.
De VvE vordert [gedaagde 1] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis te veroordelen:
- om binnen veertien dagen na betekening van het te wijzen vonnis de zonwering te verwijderen en verwijderd te houden, op straffe van verbeurte van een dwangsom van
€ 250,00 voor iedere dag of dagdeel dat [gedaagde 1] aan deze veroordeling geen gevolg geeft;
- om binnen veertien dagen na betekening van het te wijzen vonnis tot betaling over te gaan van de opgelegde boete van € 2.000,00;
- tot betaling van de kosten van deze procedure, de nakosten daaronder begrepen, onder voorwaarden te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[gedaagde 1] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen en verweren van partijen zal hierna nader worden ingegaan voor zover dat van belang is voor de beoordeling van het geschil.

4.De beoordeling

4.1.
In deze zaak staat de vraag centraal of de vergadering van eigenaars toestemming heeft gegeven voor het plaatsen van het door [gedaagde 1] aangebrachte uitvalscherm. Niet in geschil is namelijk dat toestemming van de VvE noodzakelijk is voordat zonwering aan de buitengevel aangebracht mag worden en evenmin is in geschil dat de door de gemeente verleende vergunning(en) die toestemming niet vervang(t)(en). De VvE meent dat deze toestemming niet is verleend en vordert daarom verwijdering van het scherm.
4.2.
[gedaagde 1] betoogt dat de vergadering van eigenaars al in 2000 toestemming heeft gegeven voor het aanbrengen van de betreffende zonwering. Hij wijst in dit kader op de notulen van de vergadering van eigenaars van 5 april 2000, waaruit volgens hem kan worden afgeleid dat op die vergadering toestemming is verleend voor het plaatsen van zonwering, mits daarbij het in de notulen genoemde plan wordt gevolgd. Volgens [gedaagde 1] wordt met dat plan gedoeld op de brief van de gemeente van 26 mei 2000, waarin vermeld staat dat voor de zonwering bij de loggia een nadere tekening ingediend moet worden en dat die zonwering niet mag uitsteken buiten de gevel. [gedaagde 1] meent dat nu hij een nadere tekening heeft ingediend en de Adviesraad daarop vervolgens zijn akkoord heeft gegeven, de zonwering aan de voorschriften van 26 mei 2000 voldoet en hij dus kon overgaan tot plaatsing daarvan.
4.3.
De VvE betwist dat met ‘het plan’ in de notulen van 5 april 2000 de door de gemeente op 26 mei 2000 verleende vergunning bedoeld wordt. Zij stelt zich op het standpunt dat hiermee gedoeld is op de onderliggende aanvraag voor de vergunning en betoogt dat zij in 2000 geen vergunning bij de gemeente heeft aangevraagd voor het aanbrengen van een uitvalscherm ten behoeve van de loggia op de eerste verdieping. Volgens de VvE heeft zij destijds wel een aanvraag gedaan voor het aanbrengen van een uitvalscherm voor het slaapkamer- en keukenraam naast de loggia, en voor screens ten behoeve van de loggia van het appartement waarvan [gedaagde 1] nu eigenaar is. Daarbij vindt de VvE van belang dat de zogenoemde screens inpandig zijn en niet buiten de buitengevel uitsteken, terwijl de uitvalschermen dat wel doen. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft zij bij dagvaarding de tekeningen overgelegd die bij de vergunningaanvraag waren gevoegd. Nadat de kantonrechter in het tussenvonnis van 1 december 2020 om een beter leesbaar exemplaar daarvan had gevraagd, heeft de VvE als onderdeel van productie 9A tevens een lijstje met uitgangspunten overgelegd dat ook bij de vergunningsaanvraag zou zijn gevoegd.
4.4.
De kantonrechter overweegt als volgt. Voor het antwoord op de vraag waar de vergadering van eigenaars toestemming voor heeft gegeven, moet in de eerste plaats gekeken worden naar de notulen. In de notulen van 5 april 2000 wordt gesproken over een ‘plan’ voor zonwering en een nieuw voorstel dat zo spoedig mogelijk ter goedkeuring aan de Monumentenzorg toegestuurd moet worden. Het plan zelf is niet aangehecht of overgelegd. Vervolgens is op 18 april 2000 een vergunningaanvraag gedaan. Gelet op het korte tijdsverloop tussen deze aanvraag en de vergadering van 5 april 2000, kan met ‘het plan’ uit de notulen van 5 april 2000 naar het oordeel van de kantonrechter niets anders bedoeld worden dan de gegevens die aan de vergunningaanvraag van 18 april 2000 ten grondslag zijn gelegd. Uit die vergunningaanvraag volgt dan ook waar de vergadering van eigenaars toestemming voor heeft gegeven en niet zozeer uit de verleende vergunning.
4.5.
[gedaagde 1] betwist dat het door de VvE overgelegde lijstje met uitgangspunten, dat hij net als de kantonrechter niet bij de dagvaarding heeft aangetroffen, bij die vergunningsaanvraag was gevoegd. Wat hier echter ook van zij, als niet weersproken staat wel vast dat bij de vergunningaanvraag tekeningen waren gevoegd, waaronder tekeningen van de voorgevel van het pand. Op die tekeningen staat bij de loggia op de eerste verdieping geen (groen) uitvalscherm ingetekend, terwijl dit wel het geval is bij de overige ramen in de voorgevel op de eerste verdieping van het pand. Dit sluit aan bij het feit dat in de op 26 mei 2000 verleende vergunning bij de voorschriften die gelden voor de cassetteschermen (zijnde de uitvalschermen) op de eerste verdieping “uitgezonderd de loggia” vermeld staat. Bij die opmerking staat niet vermeld dat dit in afwijking is van de vergunningsaanvraag, hetgeen wel voor de hand had gelegen als in de aanvraag wel een uitvalscherm voor de loggia was voorzien. Het moet er dan ook voor worden gehouden dat de VvE op 18 april 2000 geen vergunning heeft aangevraagd voor het aanbrengen van een uitvalscherm ten behoeve van de loggia en dat een dergelijk uitvalscherm dus geen onderdeel uitmaakte van het in de notulen van 5 april 2000 bedoelde plan. In die notulen staat verder vermeld dat op de eigenaars een verplichting rust om zich bij aanschaf van zonwering aan dat plan te houden. Omdat een uitvalscherm voor de loggia geen onderdeel uitmaakte van dit plan, kan dus niet worden aangenomen dat de VvE toestemming heeft gegeven voor het aanbrengen van een uitvalscherm ten behoeve van de loggia van het appartement van [gedaagde 1] . In 2000 is daarom naar het oordeel van de kantonrechter geen toestemming gegeven door de vergadering van eigenaars voor het aanbrengen van een uitvalscherm.
4.6.
Vast staat dat de vergadering van eigenaars op 3 april 2018 het verzoek van [gedaagde 1] tot het plaatsen van een uitvalscherm ter plaatse van de loggia met meerderheid van stemmen heeft afgewezen. [gedaagde 1] heeft bij de kantonrechter niet om vernietiging van dat besluit verzocht, zodat dit besluit onaantastbaar is geworden en het weigeren van de toestemming een gegeven is. [gedaagde 1] heeft daarom ook na 2000 geen toestemming van de vergadering van eigenaars gekregen.
4.7.
Nu [gedaagde 1] voor het aanbrengen van het uitvalscherm geen toestemming van de vergadering van eigenaars heeft gekregen, was het hem op grond van de akte van splitsing en het huishoudelijk reglement niet toegestaan die zonwering aan te brengen. Aangezien het verzoek tot vervangende machtiging van [gedaagde 1] in de zaak met zaaknummer 8847219 EJ VERZ 20-372 bij beschikking van heden is afgewezen, betekent dit dat hij het uitvalscherm dient te verwijderen. De vordering van de VvE tot verwijdering van de zonwering zal dus worden toegewezen, met dien verstande dat [gedaagde 1] daarvoor een maand de tijd zal krijgen, ingaande vanaf de betekening van dit vonnis. De in dit kader gevorderde dwangsom zal eveneens worden toegewezen en wel op de hierna te noemen wijze.
4.8.
De VvE vordert op grond van artikel 29 lid 1 en 2 van de akte van splitsing ook veroordeling van [gedaagde 1] tot betaling van een boete van € 2.000,00. In dat artikel is bepaald dat het bestuur in geval van overtreding van de akte van splitsing of het huishoudelijk reglement een boete kan opleggen indien de betrokkene binnen een maand geen gevolg geeft aan een aan hem toegestuurde waarschuwing. De hoogte van die boete dient te worden bepaald door de vergadering van eigenaars.
4.9.
[gedaagde 1] heeft niet betwist dat de vergadering van eigenaars op 6 januari 2020 heeft besloten dat de aan hem op te leggen boete € 250,00 per dag diende te bedragen, met een maximum van € 2.000,00, zodat hiervan kan worden uitgegaan. Vast staat ook dat het bestuur van de VvE [gedaagde 1] op 9 maart 2000 een waarschuwing als bedoeld in artikel 29 lid 1 van de akte van splitsing heeft gestuurd en hem heeft gesommeerd de zonwering te verwijderen. Nu [gedaagde 1] geen gevolg heeft gegeven aan die waarschuwing, is hij voornoemde boete in beginsel verschuldigd geworden.
4.10.
[gedaagde 1] meent echter dat de boete gematigd dient te worden, omdat de VvE niet heeft onderbouwd dat zij schade heeft geleden door zijn handelen en het boetebedrag willekeurig lijkt te zijn gekozen.
4.11.
Op grond van de wet is matiging van een bedongen boete alleen aan de orde, indien toepassing van een boetebeding in de gegeven omstandigheden tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat leidt. De kantonrechter is van oordeel dat van een dergelijke situatie geen sprake is. De VvE heeft namelijk kosten moeten maken doordat [gedaagde 1] zich niet heeft willen neerleggen bij de op 3 april 2018 geweigerde toestemming.
Nadat [gedaagde 1] zijn rechtsbijstandsverzekeraar had ingeschakeld, heeft de VvE immers een advocaat in de arm moeten nemen die [gedaagde 1] herhaaldelijk – ook na het versturen van eerdergenoemde waarschuwing – heeft gesommeerd tot verwijdering van de zonwering. De betreffende kosten zullen ten laste van de eigenaars komen, zodat de VvE belang heeft bij innen van een boete, welke boete op grond van lid 3 van artikel 29 van de akte van splitsing ten bate van de vereniging zal komen. Nu de boete bovendien niet buitensporig hoog is, ziet de kantonrechter geen aanleiding deze te matigen. De gevorderde boete zal dus geheel worden toegewezen.
4.12.
[gedaagde 1] dient als de in het ongelijk gestelde partij te worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. Deze kosten worden aan de zijde van de VvE tot op heden begroot op € 101,02 aan explootkosten, € 499,00 aan griffierecht, € 374,00 aan salaris gemachtigde (2 salarispunten x tarief € 187,00) en € 93,50 aan nakosten (zijnde een half punt van het liquidatietarief). Dat is in totaal € 1.067,52.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde 1] om binnen een maand na betekening van dit vonnis de zonwering die zonder toestemming van de VvE is geplaatst te verwijderen en verwijderd te houden, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per week dat hij aan deze veroordeling geen gevolg geeft, met een maximum van € 5.000,00;
5.2.
veroordeelt [gedaagde 1] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis een boete van € 2.000,00 te betalen op [gemeente] ten name van [naam] te [plaats] ;
5.3.
veroordeelt [gedaagde 1] in de kosten van deze procedure, aan de zijde van de VvE begroot op een bedrag van € 1.067,52, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW daarover vanaf de vijftiende dag na heden tot de dag van volledige betaling;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.C. Rozeboom, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 16 februari 2021.
(md)