In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 16 februari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Vereniging van Eigenaren (VvE) van een gebouw en een appartementseigenaar, aangeduid als [gedaagde 1]. De VvE vorderde de verwijdering van zonwering die door [gedaagde 1] was aangebracht zonder de vereiste toestemming van de vergadering van eigenaars. De procedure volgde op een eerdere afwijzing van een verzoek van [gedaagde 1] om vervangende machtiging voor het aanbrengen van de zonwering. De rechtbank oordeelde dat de toestemming van de VvE noodzakelijk was en dat deze niet was verleend. De VvE had eerder in een vergadering van 3 april 2018 het verzoek van [gedaagde 1] om de zonwering aan te brengen afgewezen, en dit besluit was onaantastbaar geworden omdat [gedaagde 1] dit niet in rechte had aangevochten.
De rechtbank concludeerde dat [gedaagde 1] in strijd met de akte van splitsing en het huishoudelijk reglement had gehandeld door de zonwering aan te brengen zonder toestemming. De vordering van de VvE tot verwijdering van de zonwering werd toegewezen, met een termijn van een maand voor [gedaagde 1] om aan deze veroordeling te voldoen. Daarnaast werd [gedaagde 1] veroordeeld tot betaling van een boete van € 2.000,00 en de proceskosten. De rechtbank oordeelde dat de boete niet buitensporig was en dat de VvE recht had op vergoeding van de kosten die zij had gemaakt in verband met de procedure. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.