ECLI:NL:RBOVE:2021:933

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 maart 2021
Publicatiedatum
4 maart 2021
Zaaknummer
96/044438-21
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
  • B.M.W. Hendriks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Teruggave rijbewijs na snelheidsovertreding door beginnend bestuurder

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 3 maart 2021 uitspraak gedaan over een klaagschrift van een beginnend bestuurder, klager, die zijn rijbewijs terugvorderde na een snelheidsovertreding van 57 km/h. Klager had aanvankelijk verklaard dat hij vanwege de avondklok om 21:00 uur thuis moest zijn, maar tijdens de zitting gaf hij aan dat hij het druk had met pakketbezorging en daarom te hard had gereden. De officier van justitie, mr. G.J. Jansen, stelde dat het klaagschrift ongegrond moest worden verklaard, omdat klager een forse snelheidsovertreding had begaan en het rijbewijs terecht was ingevorderd. Klager, die als beroepschauffeur werkt, benadrukte dat hij zijn rijbewijs nodig had voor zijn werk en dat hij nooit eerder in aanraking was geweest met politie of justitie.

De rechtbank heeft de ontvankelijkheid van het klaagschrift vastgesteld en het klaagschrift gegrond verklaard. De raadkamer overwoog dat, hoewel klager zich schuldig had gemaakt aan een snelheidsovertreding, zijn persoonlijke belang bij het terugkrijgen van zijn rijbewijs zwaarder woog dan het belang van de verkeersveiligheid. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was van gevaar voor herhaling van de overtreding en dat klager voldoende was gewaarschuwd door de inhouding van zijn rijbewijs. Daarom werd besloten dat het rijbewijs aan klager moest worden teruggegeven.

De beschikking werd gegeven door mr. B.M.W. Hendriks, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 3 maart 2021.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 96/044438-21
Klaagschriftnummer: RK 21/1994
Beschikking van de enkelvoudige raadkamer op het klaagschrift op grond van artikel 164, achtste lid, Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) van:
[klager] ,
geboren op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] ,
verder te noemen: klager.

1.Het verloop van de procedure

Het klaagschrift is op 18 februari 2021 op de griffie van de rechtbank ontvangen. Het is ingediend door klager. Het richt zich tegen de invordering en inhouding van een rijbewijs op grond van artikel 164 WVW 1994.
Het klaagschrift is behandeld op de openbare zitting van de raadkamer van 3 maart 2021.
Bij de behandeling zijn de officier van justitie mr. G.J. Jansen, klager en zijn raadsman mr. K. ter Mors, advocaat te Almelo, gehoord.
De raadkamer heeft kennis genomen van het door de officier van justitie overgelegde dossier van de strafzaak tegen klager. De raadkamer heeft ook kennis genomen van de door de officier van justitie overgelegde conclusie met betrekking tot het al dan niet handhaven van de inhouding van het rijbewijs.

2.De standpunten van klager en zijn raadsman en de officier van justitie

Standpunt van klager en zijn raadsman
Klager heeft verzocht het klaagschrift gegrond te verklaren en de teruggave van zijn rijbewijs te gelasten. Klager en zijn raadsman hebben het klaagschrift in raadkamer -zakelijk weergegeven- als volgt toegelicht. Klager, een first offender, heeft zijn rijbewijs nodig ten behoeve van zijn werkzaamheden als beroepschauffeur bij [bedrijf] , zodat hij zichzelf van een inkomen kan blijven voorzien. Hij is in vaste dienst en hij rijdt dagelijks een vaste route voor het bezorgen van pakketjes. Hoewel klager thans geen inkomen heeft, zijn de verdere gevolgen van de inhouding van het rijbewijs voor zijn baan nog niet geheel duidelijk. Klager, een beginnend bestuurder, heeft zich schuldig gemaakt aan een forse snelheidsovertreding. Aanvankelijk heeft klager daarover als verdachte bij de politie verklaard dat hij om 21:00 uur thuis moest zijn vanwege de avondklok. In tegenstelling tot die verklaring heeft klager in raadkamer verklaard dat het qua pakketbezorging druk was, dat het een hectische dag was en dat hij daarom eenvoudigweg te hard heeft gereden. Ondanks dat, dient het persoonlijk belang van klager, met name omdat klager niet eerder in aanraking is geweest met politie en justitie, thans zwaarder te wegen dan het belang van de verkeersveiligheid.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het klaagschrift ongegrond moet worden verklaard. Aanvankelijk gaf klager als reden voor de snelheidsovertreding dat hij vanwege de avondklok vóór 21:00 uur thuis moest zijn. Het tijdstip van het gepleegde feit betreft 18:24 uur en de pleegplaats betreft Almelo. Klager, die woonachtig is in Almelo, heeft zelf ook al wel verklaard dat die verklaring niet erg sterk was. Klager is een beginnend bestuurder en hij moet laten zien dat hij zich op een juiste wijze in het verkeer kan gedragen. Gelet op de overschrijding van de maximumsnelheid met 57 kilometer per uur, is het rijbewijs volgens de officier van justitie terecht ingevorderd. Volgens de officier van justitie wordt er jegens de samenleving een verkeerd signaal afgegeven indien klager zijn rijbewijs nu terugkrijgt. Het rijbewijs van klager is thans tot 16 april 2021 ingehouden. In dit geval heeft klager een persoonlijk belang bij de teruggave van zijn rijbewijs, maar, omdat niet is gebleken dat klager zijn baan verliest als hij zijn rijbewijs nu niet terugkrijgt, dient het belang van de verkeersveiligheid thans zwaarder te wegen.

3.De bevoegdheid van de rechtbank

De rechtbank Overijssel is bevoegd van het klaagschrift kennis te nemen.

4.De ontvankelijkheid

Het klaagschrift is ontvankelijk.

5.De beoordeling

Op grond van de stukken en de behandeling op de zitting stelt de raadkamer het volgende vast.
Toetsingskader
De officier van justitie is op grond van artikel 164, vierde lid, WVW 1994 bevoegd een ingevorderd rijbewijs onder zich te houden in de gevallen bedoeld in artikel 164, tweede lid, onderdeel a, b, d, of e, WVW 1994, of indien op grond van andere feiten of omstandigheden ernstig rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat de bestuurder opnieuw een feit als bedoeld in het tweede of derde lid van artikel 164 WVW 1994 zal begaan.
Daarvan is in het geval van artikel 164, tweede lid, onderdeel d, WVW 1994 sprake wanneer een bestuurder van een motorrijtuig anders dan een bromfiets, wordt staande gehouden voor een snelheidsovertreding van vijftig kilometer of meer.
Feiten en omstandigheden
Tegen klager is een proces-verbaal opgemaakt voor een snelheidsovertreding op de Rijksweg A35 te Bornerbroek met een personenauto Volkswagen Golf van vijftig kilometer of meer, te weten: 57 kilometer per uur. De (gecorrigeerde) snelheid bedroeg 157 kilometer per uur, terwijl ter plaatse een maximumsnelheid gold van 100 kilometer per uur.
Het rijbewijs van klager is in verband hiermee op 15 februari 2021 ingevorderd.
De officier van justitie heeft op 17 februari 2021, en dus binnen tien dagen na de invordering, beslist het rijbewijs in te houden voor een periode van twee maanden (tot uiterlijk 16 april 2021).
Overwegingen
De raadkamer overweegt het navolgende.
Op grond van de eisen die artikel 164 WVW 1994 daarvoor geeft, is het rijbewijs terecht ingevorderd.
Klager stelt dat hij zijn rijbewijs nodig heeft in verband met zijn werk als beroepschauffeur bij [bedrijf] , zodat hij zichzelf van een inkomen kan blijven voorzien. Uit een uittreksel uit de justitiële documentatie (strafblad) van 17 februari 2021 blijkt dat klager nooit eerder is veroordeeld voor een bij of krachtens de Wegenverkeerswet strafbaar gestelde verkeersgedraging en overigens ook niet op een andere wijze met politie en justitie in aanraking is geweest.
Klager is een beginnend bestuurder. Hij heeft zich schuldig gemaakt aan een forse snelheidsovertreding en hij heeft daarover aanvankelijk tegenover de verbalisanten verklaard dat hij om 21:00 uur vanwege de avondklok thuis moest zijn. Het is een feit van algemene bekendheid dat er thans vanwege de maatregelen tegen de verspreiding van het coronavirus COVID-19 een avondklok geldt van 21:00 uur ’s avonds tot 04:30 uur ’s ochtends, maar die omstandigheid rechtvaardigt in het onderhavige geval geen snelheidsovertreding van 57 kilometer per uur, temeer omdat de snelheidsovertreding om 18:24 uur in Almelo is geconstateerd en klager eveneens in Almelo woonachtig is. Klager had dan ook meer dan voldoende tijd om vóór 21:00 uur thuis te kunnen komen.
De officier van justitie heeft gesteld dat er jegens de samenleving een verkeerd signaal wordt afgegeven indien klager zijn rijbewijs nu terugkrijgt. Hoewel er sprake is van een forse snelheidsovertreding, houdt de raadkamer er rekening mee dat klager voor zijn werk afhankelijk is van zijn rijbewijs, dat hij niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest en dat klager door de inhouding van zijn rijbewijs thans voldoende is gewaarschuwd. Voorts houdt de raadkamer er rekening mee dat de snelheidsovertreding heeft plaatsgevonden op een snelweg om 18:24 uur ’s avonds en dat de wegen goed begaanbaar waren.
De raadkamer is op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden van oordeel dat onvoldoende gebleken is van gevaar voor herhaling als bedoeld in het tweede of derde lid van artikel 164 WVW 1994. De raadkamer is in het licht daarvan dan ook van oordeel dat ernstig rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat aan klager in geval van een veroordeling door de rechter of in geval van een strafbeschikking geen onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen zal worden opgelegd, dan wel geen onvoorwaardelijke ontzegging van langere duur dan de tijd gedurende welke het rijbewijs is ingevorderd of ingehouden is geweest. Naar het oordeel van de raadkamer dient het persoonlijke belang van klager bij het terugkrijgen van zijn rijbewijs daarom thans te prevaleren boven het belang van de verkeersveiligheid.
Conclusie
De raadkamer is op grond van het voorgaande van oordeel dat het klaagschrift gegrond is en dat het rijbewijs aan klager moet worden teruggeven.
6.
De beslissing
De raadkamer verklaart het
klaagschrift gegronden
gelast de teruggave van het rijbewijs aan klager.
Deze beschikking is gegeven door mr. B.M.W. Hendriks, rechter, in tegenwoordigheid van
N. Klunder, griffier, ondertekend door de rechter en de griffier en in het openbaar uitgesproken op 3 maart 2021.