In deze zaak vordert eiser, [eiser], betaling van achterstallig loon van zijn werkgever, [Z], over de periode van maart 2021 tot en met 10 mei 2021. Eiser was in dienst als algemeen medewerker voor 10 uren per week en had een overeengekomen brutoloon van € 700,- per maand. Eiser heeft herhaaldelijk verzocht om betaling van het verschuldigde loon, maar [Z] heeft dit niet voldaan. Eiser heeft zijn vordering onderbouwd met bewijs van zijn verzoeken om betaling en de toezeggingen van [Z]. Na het uitblijven van betaling heeft eiser juridische stappen ondernomen.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat [Z] het loon niet tijdig heeft betaald en dat er geen geldige reden was voor de betalingsachterstand. De kantonrechter heeft de vordering van eiser toegewezen, inclusief de wettelijke verhoging en rente. De rechter heeft ook geoordeeld dat eiser recht heeft op vakantietoeslag en wettelijke vakantie-uren, maar dat de cao niet van toepassing was omdat het dienstverband van eiser al was geëindigd. De kantonrechter heeft de hoogte van de toewijsbare bedragen berekend en [Z] veroordeeld tot betaling van het totaalbedrag, inclusief buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten.
Het vonnis is uitgesproken op 5 april 2022 door mr. A.M.S. Kuipers, kantonrechter, en is uitvoerbaar bij voorraad. De rechter heeft [Z] in de kosten van de procedure veroordeeld en het meer of anders gevorderde afgewezen.