4.4Het oordeel van de rechtbank
Omdat in de zaken van verdachte en de medeverdachten voor een groot deel dezelfde overwegingen worden gehanteerd en de medeverdachten deels dezelfde achternamen hebben, zal de rechtbank in de navolgende bewijsoverwegingen de medeverdachten steeds (voor zover bekend) bij hun volledige voornamen en achternamen noemen op de wijze waarop ze zijn gedagvaard.
De rechtbank zal, gelet op de samenhang van de ten laste gelegde feiten en ten behoeve van de leesbaarheid van het vonnis, eerst de verdenking ten aanzien van deelneming aan een criminele organisatie bespreken.
Feit 3 - Deelneming aan een criminele organisatie
De rechtbank stelt voorop dat volgens vaste rechtspraak onder een criminele organisatie
als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) wordt bedoeld een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur tussen tenminste twee personen. Van deelneming aan een dergelijke organisatie kan slechts sprake zijn als de verdachte behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in gedragingen, dan wel gedragingen ondersteunt, die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in artikel 140 Sr bedoelde oogmerk. Voor deelneming is vereist dat verdachte - in de zin van onvoorwaardelijk opzet - weet dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Uit de bevindingen van de uitgevoerde observaties in onderling verband en in samenhang bezien met de inhoud van de onderschepte postpakketten en de in de diverse woningen aangetroffen goederen en geldbedragen volgt naar het oordeel van de rechtbank dat sprake is geweest van een groep personen die zich - als inpakker en/of chauffeur en/of verzender - in wisselende samenstellingen, in de periode van begin november 2018 tot en met 2 maart 2021 gezamenlijk en intensief bezig heeft gehouden met het naar het buitenland verzenden van postpakketten, met daarin telkens een verborgen hoeveelheid verdovende middelen of ketamine.
De rechtbank acht daartoe redengevend dat:
- uit observaties blijkt dat verschillende verdachten persoonlijk contact met elkaar hadden en elkaar regelmatig op dezelfde locaties ontmoetten;
- uit onderzoek is gebleken dat voor het aanbieden en verzenden van de postpakketten door de verschillende verdachten in dit opsporingsonderzoek steeds gebruik werd gemaakt van dezelfde Modi Operandi, die onder meer bestond uit het aanbieden van meerdere postpakketten (soms) in een kort tijdsbestek op telkens verschillende service-/verzendpunten, waarbij gebruik werd gemaakt van een specifieke deklading voor het verbergen van de verdovende middelen, met name wantongborden;
- een groot deel van de 63 ter verzending aangeboden, maar (vervolgens) onderschepte en onderzochte postpakketten een verborgen grote hoeveelheid van (meestal) meerdere kilo’s MDMA (XTC), metamfetamine (Crystal Meth) of ketamine bevatte, dan wel (incidenteel) een hoeveelheid cocaïne (450 gram) of LSD-zegels (eenmaal 1.000 LSD-zegels en eenmaal 3.000 LSD-zegels);
- tijdens de doorzoekingen op 2 maart 2021 in de woningen van verschillende verdachten in dit opsporingsonderzoek onder meer grote hoeveelheden MDMA (XTC) en/of metamfetamine (Crystal Meth) en/of ketamine zijn aangetroffen en/of grote contante geldbedragen, alsmede diverse verpakkingsmaterialen en (gebruiks)goederen die overeenkomen met de verpakkingsmaterialen van de eerder ter verzending aangeboden postpakketten en met de aangetroffen inhoud daarvan, zoals onder meer de wantongborden.
Op grond van de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden stelt de rechtbank vast dat sprake is van een samenwerkingsverband van meerdere personen dat als oogmerk heeft het uitvoeren van verdovende middelen, het uitvoeren van ketamine en het witwassen van de verdiensten van die handel.
Uit de inhoud van de bewijsmiddelen volgt dat verdachte een rol heeft gespeeld bij de gedragingen van de organisatie, gelet op (onder meer) de in de woning van verdachte aan de [adres 1] aangetroffen goederen en geprepareerde postpakketten en de in zijn telefoon aangetroffen verzendbewijzen van postpakketten. Dat verdachte een rol heeft gespeeld blijkt ook uit zijn eigen verklaring. Verdachte heeft ter terechtzitting immers verklaard dat hij in de woning aan de [adres 1] heeft geholpen met het inpakken van dekladingen, het verpakken van dozen en het wegbrengen van postpakketten ter verzending, wat hij vaak samen deed met [medeverdachte 1] . Daarbij betrekt de rechtbank ook de inhoud van een WeChat-gesprek dat is aangetroffen op de telefoon van verdachte, waarin tussen verdachte en een onbekend gebleven persoon gesproken werd over gereedschapssets, klokken, instructies om pakketten te versturen postdiensten, etiketten plakken en over pakketten.
De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden of verdachte wetenschap had van het oogmerk van de organisatie. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Uit de inhoud van de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte kan worden aangemerkt als één van de personen die - al dan niet samen met een ander of anderen - werkzaamheden op de locatie [adres 1] heeft verricht als (onder meer) inpakker en verzender.
De bewijsmiddelen geven naar het oordeel van de rechtbank weliswaar inzicht in de feitelijke omstandigheden en de feitelijke gedragingen van de individuele personen (onder meer op grond van de binnen het opsporingsonderzoek uitgevoerde observaties), maar de bewijsmiddelen geven echter geen of onvoldoende inzicht in het functioneren van de organisatie en evenmin in het functioneren van verdachte en medeverdachten in die organisatie. Niet kan namelijk worden vastgesteld of het bij bepaalde gedragingen om individuele keuzes van individuele verdachten gaat (met eventueel hulp van een of meer medeverdachten) dan wel om gedragingen binnen een organisatie. De rechtbank betrekt daarbij dat in het dossier - behoudens enkele WeChat-berichten - elke vorm van communicatie tussen de verdachten onderling ontbreekt en dat binnen het opsporingsonderzoek 26Coleman onvoldoende aanwijzingen zijn gevonden voor een structuur en de wijze waarop de samenwerking binnen de organisatie plaatsvond.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het dossier onvoldoende concrete aanwijzingen bevat om vast te kunnen stellen dat verdachte wetenschap had van het bestaan van een criminele organisatie en van het oogmerk van die organisatie.
De rechtbank acht daarom niet bewezen dat verdachte heeft deelgenomen aan de bedoelde criminele organisatie en zal hem daarvan vrijspreken.
Feit 1 (artikel 2 Opiumwet) en feit 2 (overtreding van de Geneesmiddelenwet)
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder
1. en 2 ten laste gelegde heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe het volgende, waarbij allereerst hetgeen hiervoor ten aanzien van feit 3 is overwogen als herhaald en ingelast geldt.
Verdachte is op 2 maart 2021 samen met [medeverdachte 2] aangetroffen in de woning aan de [adres 1] .
Bij de doorzoeking van deze woning is verpakt in gripzakken 77,2 gram metamfetamine (Crystal Meth), 35 gram cocaïne en 4.000 gram ketamine aangetroffen en in beslag genomen.
In meerdere algemeen toegankelijke ruimtes van deze woning zijn diverse voorwerpen aangetroffen die gebruikt kunnen worden bij het prepareren van postpakketten, zoals een lijmpistool, handschoenen, een weegschaal, tape en een föhn. Ook zijn op meerdere locaties in de woning grote hoeveelheden wantongborden aangetroffen.
Daarnaast zijn meerdere geprepareerde postpakketten aangetroffen, die klaar stonden voor verzending, waaronder een pakket dat bestemd was voor het Verenigd Koninkrijk. In dat pakket bevonden zich drie kartonnen dozen met als inhoud een deklading wandklokken, waarbij in de wanden van de dozen wantongborden zaten die gevuld waren met in totaal 3.009 gram ketamine.
In de woning is ook een laptop aangetroffen waarin onder meer een afbeelding was opgeslagen van het pakket dat bestemd was voor het Verenigd Koninkrijk. In deze laptop werden meerdere afbeeldingen van verzendlabels van pakketten aangetroffen. Uit navraag bij DHL bleek dat die pakketten in beslag genomen waren in het Verenigd Koninkrijk en Duitsland en die pakketten bleken na onderzoek verdovende middelen te bevatten.
Een en ander in onderling verband en samenhang bezien duidt naar het oordeel van de rechtbank onmiskenbaar op het gebruik van de woning aan de [adres 1] als een inpaklocatie voor het prepareren en verzendklaar maken van postpakketten met verdovende middelen en ketamine.
In de woning is voorts een iPhone 8 Plus telefoon aangetroffen en in beslag genomen. Deze telefoon bevatte verschillende pasfoto’s van verdachte, persoonlijke foto’s, het paspoort van verdachte en boardingspassen op naam van verdachte. Verder werden in deze telefoon foto’s aangetroffen van verzendbewijzen van pakketten, met als verzendadressen bestemmingen in Edinburgh en Bobigny die te relateren zijn aan verschillende in beslag genomen postpakketten met MDMA of ketamine. Het verzendbewijs met als verzendadres [adres 2] , is te relateren is aan een postpakket met ketamine dat op 12 januari 2021 in beslag genomen is en ter verzending was aangeboden door verdachte.
Verdachte werd enkele dagen na zijn aanhouding herkend als de persoon NN81 die in de periode tussen 15 oktober 2020 en 1 maart 2021, veelal samen met [medeverdachte 1] als chauffeur van de Mercedes Vito met kenteken [kenteken] , bij een postdienst zeven postpakketten ter verzending naar het buitenland (Italië, Indonesië, Verenigde Staten, Schotland, Frankrijk, Duitsland en Italië) had aangeboden, met daarin steeds verborgen een hoeveelheid ketamine van in totaal 17,5 kilo.
Tijdens zijn verhoren door de politie heeft verdachte - zakelijk weergegeven - onder meer verklaard dat hij sinds ongeveer eind november 2020 heeft verbleven in de woning aan de [adres 1] . In ruil voor onderdak, eten, sigaretten en een beetje geld heeft hij verschillende keren met een scheplepel witte suiker in verschillende verpakkingen gestopt, onder meer in de holle ruimtes van “plastic planken”. Daarna werden die planken in dozen gedaan. Hij deed dat soms drie tot vier keer per week.
Verdachte heeft ter terechtzitting deze verklaring herhaald en heeft aanvullend onder meer verklaard dat hij samen met [medeverdachte 1] postpakketten heeft weggebracht en die postpakketten ook ter verzending heeft aangeboden. Ook heeft verdachte op andere locaties in Nederland soortgelijke werkzaamheden verricht.Deze verklaring van verdachte vindt ook steun in het dossier.
Uit de bevindingen van de observaties blijkt onder meer dat verdachte op 16 oktober 2020, 23 oktober 2020 en 17 november 2020, onder meer samen met [medeverdachte 1] , is gesignaleerd in woningen aan de [adres 3] en aan de [adres 4], locaties waar ook verdovende middelen zijn aangetroffen.
Uit de hiervoor beschreven feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien, volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van MDMA, ketamine en cocaïne in de woning aan de [adres 1] . In het licht van het voorgaande acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat hij dacht dat hij suiker aan het inpakken was ongeloofwaardig.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde in het bijzonder het navolgende.
Op grond van artikel 38, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet is het verboden om zonder registratie werkzame stoffen te bereiden, in te voeren, af te leveren, uit te voeren, dan wel te verhandelen. Blijkens het tweede lid van dit artikel vindt die registratie plaats door inschrijving in een door Onze Minister bijgehouden register door middel van een door Onze Minister beschikbaar te stellen registratieformulier.
Uit onderzoek is gebleken dat aan verdachte geen registratie is afgegeven voor activiteiten met werkzame stoffen als bedoeld in artikel 38 van de Geneesmiddelenwet.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank ook het opzet bewezen, op zowel het aanwezig hebben als het afleveren, verstrekken, vervoeren en naar het buitenland uitvoeren van grote hoeveelheden MDMA en op het aanwezig hebben van cocaïne, alsmede op het
- zonder registratie - aanwezig hebben, afleveren, verstrekken, vervoeren en naar het buitenland uitvoeren van grote hoeveelheden ketamine.
De rechtbank leidt uit de bevindingen van voornoemde observaties af dat verdachte tenminste vanaf 15 oktober 2020 betrokken is geweest bij het afleveren van postpakketten met verdovende middelen ter verzending naar het buitenlanden dat hij vanaf 16 oktober 2020al gezien is bij de woningen aan de [adres 3] en aan de [adres 4] , locaties waar ook verdovende middelen zijn aangetroffen. De rechtbank volgt daarom de verklaring van verdachte - inhoudende dat hij vanaf eind november 2020 aan de Vigohof in Rottterdam heeft verbleven - niet, De rechtbank gaat voor wat betreft de pleegperiode van het onder 1 en 2 ten laste gelegde uit van 15 oktober 2020 als startdatum.
De rechtbank is tot slot van oordeel dat de hiervoor beschreven gedragingen van verdachte telkens een nauwe en bewuste samenwerking tussen hem en anderen opleveren, zodat het ten laste gelegde medeplegen ook kan worden bewezen.