ECLI:NL:RBOVE:2022:1091

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 april 2022
Publicatiedatum
21 april 2022
Zaaknummer
08/963526-21 (LP) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor drugssmokkel en deelname aan een criminele organisatie

Op 21 april 2022 heeft de Rechtbank Overijssel een 50-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 jaar voor drugssmokkel. De man was betrokken bij de invoer van grote hoeveelheden MDMA (XTC), methamfetamine (Crystal Meth) en cocaïne, en had ook ketamine in zijn bezit zonder de vereiste registratie. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in de periode van 1 juli 2020 tot en met 2 maart 2021, samen met anderen, meermalen deze verdovende middelen heeft verhandeld en vervoerd. Het onderzoek, dat begon in januari 2020, leidde tot de ontdekking van een criminele organisatie die zich bezighield met de verzending van postpakketten met verborgen verdovende middelen naar het buitenland. Tijdens doorzoekingen op 2 maart 2021 werden in de woningen van betrokkenen aanzienlijke hoeveelheden drugs aangetroffen, evenals materialen die gebruikt werden voor het verpakken van deze middelen. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan het opzettelijk aanwezig hebben, afleveren en uitvoeren van deze middelen, maar sprak hem vrij van deelname aan een criminele organisatie, omdat er onvoldoende bewijs was voor zijn wetenschap van het oogmerk van die organisatie. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 36 maanden, rekening houdend met de ernst van de feiten en de impact op de volksgezondheid.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/963526-21 (LP) (P)
Datum vonnis: 21 april 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1972 te [geboorteplaats] (China),
voorheen wonende/verblijvende aan de [adres 1] ,
thans in voorarrest verblijvende in de P.I. ter Apel.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 21 maart 2022 en 8 april 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C. Hofstee en van hetgeen door verdachte en de raadsvrouw mr. R.J. Jager, advocaat te Utrecht, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich - al dan niet samen met een of meer anderen - schuldig heeft gemaakt aan:
  • feit 1: het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of het opzettelijk aanwezig hebben van (grote) hoeveelheden verdovende middelen (MDMA (XTC) en/of metamfetamine (Crystal Meth) en/of cocaïne);
  • feit 2: het al dan niet opzettelijk, zonder registratie, in voorraad hebben, te koop aanbieden, afleveren, uitvoeren en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van (grote) hoeveelheden ketamine;
  • feit 3: deelneming aan een criminele organisatie.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2020 tot en met 2 maart 2021, te
Rotterdam en/of Amsterdam en/althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
- (telkens) opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht,

(telkens) als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, en/of

- (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of

verkocht en/of heeft afgeleverd en/of heeft verstrekt en/of vervoerd, en/of

- (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad,
een (grote) hoeveelheid/hoeveelheden van (een) materia(a)1(en) bevattende
MDMA(XTC) en/of methamfetamine (Christal Meth) en/of cocaïne en/althans/
zijnde (telkens) (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

2 .

hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2020 tot en met 2 maart 2021
althans op of omstreeks 2 maart 2021 te Rotterdam en/of Amsterdam en/althans
(elders) in Nederland,
tezamen en in verenging met een ander of anderen en/althans alleen
meermalen, althans eenmaal (telkens) al dan niet opzettelijk
zonder registratie (een grote hoeveelheid/hoeveelheden van een) werkzame
stoffen en/of een geneesmiddel waarvoor geen handelsvergunning geldt, te weten
ketamine, in voorraad heeft gehad en/of te koop heeft aangeboden en/of heeft
afgeleverd en/of heeft uitgevoerd of anderszins buiten Nederlands grondgebied
heeft gebracht;

3 .

hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2020 tot en met 2 maart 2021 te
Rotterdam en/of Den Haag en/of Amstelveen en/of Amsterdam, en/althans (elders)
m Nederland en/of in Frankrijk,
heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband
van hem, verdachte en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of een of meer
andere natuurlijke personen,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, als bedoeld in:
- artikel 2 van de Opiumwet en/of
- artikel 38/40 van de Geneesmiddelenwet, en/of
- artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De bewijsoverwegingen [1]
4.1
Inleiding
Binnen de Landelijke Eenheid van de Nationale Politie is het Post Interventieteam een specialistisch team dat zich richt op onderzoek naar de uitvoer van onder meer verdovende middelen via de poststroom. Op basis van verschillende meldingen van via de postdiensten ter verzending naar het buitenland aangeboden postpakketten - met daarin een verborgen hoeveelheid verdovende middelen - ontstond het vermoeden dat er mogelijk sprake was van een crimineel samenwerkingsverband met personen van Oost-Aziatische afkomst. Daarop is in januari 2020 het opsporingsonderzoek 26Coleman gestart.
Om zicht te krijgen op de mogelijke verdachten zijn gedurende het opsporingsonderzoek
26Coleman onder meer diverse observaties uitgevoerd. Uit dat onderzoek is onder meer naar voren gekomen dat in de periode tussen 12 november 2018 en 2 maart 2021 tenminste
63 postpakketten met een verborgen inhoud verdovende middelen of andere verboden middelen (vaak grote hoeveelheden ketamine of MDMA (XTC), maar ook metamfetamine (Crystal Meth), LSD(-zegels) en cocaïne) via een postdienst ter verzending naar het buitenland zijn aangeboden.
Als deklading werden voor de postpakketten diverse gebruiksgoederen gebruikt, zoals tuinlampen, fotolijsten, gereedschapssets, thermosflessen, tafelpoten, wandklokken, alsmede biafine-tubes en snoepgoed, waarin de verdovende middelen of ketamine werden verborgen, of waaraan wantongborden werden toegevoegd met een daarin verborgen lading verdovende middelen of ketamine.
Tijdens de actiedag op 2 maart 2021 zijn bij doorzoekingen in de woningen van meerdere bij de verzending van de postpakketten betrokken personen kleinere en grotere hoeveelheden XTC (MDMA) en/of metamfetamine (Crystal Meth) en/of ketamine en/of cocaïne aangetroffen. Ook werden dekladingen en diverse verpakkingsmaterialen aangetroffen.
In het kader van het onderzoek 26Coleman zijn thans gedagvaard verdachte [verdachte] en de medeverdachten [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 7] , [medeverdachte 8] , [medeverdachte 9] en [medeverdachte 10] .
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert tot bewezenverklaring van de onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde feiten, waarbij is verzocht om ten aanzien van alle feiten als pleegperiode bewezen te verklaren de periode van 1 juli 2020 tot en met 2 maart 2021.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft op de in haar pleitnota aangegeven gronden vrijspraak bepleit van het onder 1 en 3 ten laste gelegde en heeft ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde naar voren gebracht dat een bewezenverklaring kan volgen voor de pleegperiode vanaf 15 oktober 2020.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Omdat in de zaken van verdachte en de medeverdachten voor een groot deel dezelfde overwegingen worden gehanteerd en de medeverdachten deels dezelfde achternamen hebben, zal de rechtbank in de navolgende bewijsoverwegingen de medeverdachten steeds (voor zover bekend) bij hun volledige voornamen en achternamen noemen op de wijze waarop ze zijn gedagvaard.
De rechtbank zal, gelet op de samenhang van de ten laste gelegde feiten en ten behoeve van de leesbaarheid van het vonnis, eerst de verdenking ten aanzien van deelneming aan een criminele organisatie bespreken.
Feit 3 - Deelneming aan een criminele organisatie
De rechtbank stelt voorop dat volgens vaste rechtspraak onder een criminele organisatie
als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) wordt bedoeld een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur tussen tenminste twee personen. Van deelneming aan een dergelijke organisatie kan slechts sprake zijn als de verdachte behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in gedragingen, dan wel gedragingen ondersteunt, die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in artikel 140 Sr bedoelde oogmerk. Voor deelneming is vereist dat verdachte - in de zin van onvoorwaardelijk opzet - weet dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Uit de bevindingen van de uitgevoerde observaties in onderling verband en in samenhang bezien met de inhoud van de onderschepte postpakketten en de in de diverse woningen aangetroffen goederen en geldbedragen volgt naar het oordeel van de rechtbank dat sprake is geweest van een groep personen die zich - als inpakker en/of chauffeur en/of verzender - in wisselende samenstellingen, in de periode van begin november 2018 tot en met 2 maart 2021 gezamenlijk en intensief bezig heeft gehouden met het naar het buitenland verzenden van postpakketten, met daarin telkens een verborgen hoeveelheid verdovende middelen of ketamine.
De rechtbank acht daartoe redengevend dat:
  • uit observaties blijkt dat verschillende verdachten persoonlijk contact met elkaar hadden en elkaar regelmatig op dezelfde locaties ontmoetten;
  • uit onderzoek is gebleken dat voor het aanbieden en verzenden van de postpakketten door de verschillende verdachten in dit opsporingsonderzoek steeds gebruik werd gemaakt van dezelfde Modi Operandi, die onder meer bestond uit het aanbieden van meerdere postpakketten (soms) in een kort tijdsbestek op telkens verschillende service-/verzendpunten, waarbij gebruik werd gemaakt van een specifieke deklading voor het verbergen van de verdovende middelen, met name wantongborden;
  • een groot deel van de 63 ter verzending aangeboden, maar (vervolgens) onderschepte en onderzochte postpakketten een verborgen grote hoeveelheid van (meestal) meerdere kilo’s MDMA (XTC), metamfetamine (Crystal Meth) of ketamine bevatte, dan wel (incidenteel) een hoeveelheid cocaïne (450 gram) of LSD-zegels (eenmaal 1.000 LSD-zegels en eenmaal 3.000 LSD-zegels);
  • tijdens de doorzoekingen op 2 maart 2021 in de woningen van verschillende verdachten in dit opsporingsonderzoek onder meer grote hoeveelheden MDMA (XTC) en/of metamfetamine (Crystal Meth) en/of ketamine zijn aangetroffen en/of grote contante geldbedragen, alsmede diverse verpakkingsmaterialen en (gebruiks)goederen die overeenkomen met de verpakkingsmaterialen van de eerder ter verzending aangeboden postpakketten en met de aangetroffen inhoud daarvan, zoals onder meer de wantongborden.
Op grond van de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden stelt de rechtbank vast dat sprake is van een samenwerkingsverband van meerdere personen dat als oogmerk heeft het uitvoeren van verdovende middelen, het uitvoeren van ketamine en het witwassen van de verdiensten van die handel.
Uit de inhoud van de bewijsmiddelen volgt dat verdachte een rol heeft gespeeld bij de gedragingen van de organisatie, gelet op (onder meer) de in de woning van verdachte aan de [adres 1] aangetroffen goederen en geprepareerde postpakketten en de in zijn telefoon aangetroffen verzendbewijzen van postpakketten. Dat verdachte een rol heeft gespeeld blijkt ook uit zijn eigen verklaring. Verdachte heeft ter terechtzitting immers verklaard dat hij in de woning aan de [adres 1] heeft geholpen met het inpakken van dekladingen, het verpakken van dozen en het wegbrengen van postpakketten ter verzending, wat hij vaak samen deed met [medeverdachte 1] . Daarbij betrekt de rechtbank ook de inhoud van een WeChat-gesprek dat is aangetroffen op de telefoon van verdachte, waarin tussen verdachte en een onbekend gebleven persoon gesproken werd over gereedschapssets, klokken, instructies om pakketten te versturen postdiensten, etiketten plakken en over pakketten.
De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden of verdachte wetenschap had van het oogmerk van de organisatie. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Uit de inhoud van de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte kan worden aangemerkt als één van de personen die - al dan niet samen met een ander of anderen - werkzaamheden op de locatie [adres 1] heeft verricht als (onder meer) inpakker en verzender.
De bewijsmiddelen geven naar het oordeel van de rechtbank weliswaar inzicht in de feitelijke omstandigheden en de feitelijke gedragingen van de individuele personen (onder meer op grond van de binnen het opsporingsonderzoek uitgevoerde observaties), maar de bewijsmiddelen geven echter geen of onvoldoende inzicht in het functioneren van de organisatie en evenmin in het functioneren van verdachte en medeverdachten in die organisatie. Niet kan namelijk worden vastgesteld of het bij bepaalde gedragingen om individuele keuzes van individuele verdachten gaat (met eventueel hulp van een of meer medeverdachten) dan wel om gedragingen binnen een organisatie. De rechtbank betrekt daarbij dat in het dossier - behoudens enkele WeChat-berichten - elke vorm van communicatie tussen de verdachten onderling ontbreekt en dat binnen het opsporingsonderzoek 26Coleman onvoldoende aanwijzingen zijn gevonden voor een structuur en de wijze waarop de samenwerking binnen de organisatie plaatsvond.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het dossier onvoldoende concrete aanwijzingen bevat om vast te kunnen stellen dat verdachte wetenschap had van het bestaan van een criminele organisatie en van het oogmerk van die organisatie.
De rechtbank acht daarom niet bewezen dat verdachte heeft deelgenomen aan de bedoelde criminele organisatie en zal hem daarvan vrijspreken.
Feit 1 (artikel 2 Opiumwet) en feit 2 (overtreding van de Geneesmiddelenwet)
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder
1. en 2 ten laste gelegde heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe het volgende, waarbij allereerst hetgeen hiervoor ten aanzien van feit 3 is overwogen als herhaald en ingelast geldt. [2]
Verdachte is op 2 maart 2021 samen met [medeverdachte 2] aangetroffen in de woning aan de [adres 1] . [3]
Bij de doorzoeking van deze woning is verpakt in gripzakken 77,2 gram metamfetamine (Crystal Meth), 35 gram cocaïne en 4.000 gram ketamine aangetroffen en in beslag genomen. [4]
In meerdere algemeen toegankelijke ruimtes van deze woning zijn diverse voorwerpen aangetroffen die gebruikt kunnen worden bij het prepareren van postpakketten, zoals een lijmpistool, handschoenen, een weegschaal, tape en een föhn. Ook zijn op meerdere locaties in de woning grote hoeveelheden wantongborden aangetroffen.
Daarnaast zijn meerdere geprepareerde postpakketten aangetroffen, die klaar stonden voor verzending, waaronder een pakket dat bestemd was voor het Verenigd Koninkrijk. In dat pakket bevonden zich drie kartonnen dozen met als inhoud een deklading wandklokken, waarbij in de wanden van de dozen wantongborden zaten die gevuld waren met in totaal 3.009 gram ketamine. [5]
In de woning is ook een laptop aangetroffen waarin onder meer een afbeelding was opgeslagen van het pakket dat bestemd was voor het Verenigd Koninkrijk. In deze laptop werden meerdere afbeeldingen van verzendlabels van pakketten aangetroffen. Uit navraag bij DHL bleek dat die pakketten in beslag genomen waren in het Verenigd Koninkrijk en Duitsland en die pakketten bleken na onderzoek verdovende middelen te bevatten. [6]
Een en ander in onderling verband en samenhang bezien duidt naar het oordeel van de rechtbank onmiskenbaar op het gebruik van de woning aan de [adres 1] als een inpaklocatie voor het prepareren en verzendklaar maken van postpakketten met verdovende middelen en ketamine.
In de woning is voorts een iPhone 8 Plus telefoon aangetroffen en in beslag genomen. Deze telefoon bevatte verschillende pasfoto’s van verdachte, persoonlijke foto’s, het paspoort van verdachte en boardingspassen op naam van verdachte. Verder werden in deze telefoon foto’s aangetroffen van verzendbewijzen van pakketten, met als verzendadressen bestemmingen in Edinburgh en Bobigny die te relateren zijn aan verschillende in beslag genomen postpakketten met MDMA of ketamine. Het verzendbewijs met als verzendadres [adres 2] , is te relateren is aan een postpakket met ketamine dat op 12 januari 2021 in beslag genomen is en ter verzending was aangeboden door verdachte. [7]
Verdachte werd enkele dagen na zijn aanhouding herkend als de persoon NN81 die in de periode tussen 15 oktober 2020 en 1 maart 2021, veelal samen met [medeverdachte 1] als chauffeur van de Mercedes Vito met kenteken [kenteken] , bij een postdienst zeven postpakketten ter verzending naar het buitenland (Italië, Indonesië, Verenigde Staten, Schotland, Frankrijk, Duitsland en Italië) had aangeboden, met daarin steeds verborgen een hoeveelheid ketamine van in totaal 17,5 kilo. [8]
Tijdens zijn verhoren door de politie heeft verdachte - zakelijk weergegeven - onder meer verklaard dat hij sinds ongeveer eind november 2020 heeft verbleven in de woning aan de [adres 1] . In ruil voor onderdak, eten, sigaretten en een beetje geld heeft hij verschillende keren met een scheplepel witte suiker in verschillende verpakkingen gestopt, onder meer in de holle ruimtes van “plastic planken”. Daarna werden die planken in dozen gedaan. Hij deed dat soms drie tot vier keer per week. [9]
Verdachte heeft ter terechtzitting deze verklaring herhaald en heeft aanvullend onder meer verklaard dat hij samen met [medeverdachte 1] postpakketten heeft weggebracht en die postpakketten ook ter verzending heeft aangeboden. Ook heeft verdachte op andere locaties in Nederland soortgelijke werkzaamheden verricht. [10] Deze verklaring van verdachte vindt ook steun in het dossier.
Uit de bevindingen van de observaties blijkt onder meer dat verdachte op 16 oktober 2020, 23 oktober 2020 en 17 november 2020, onder meer samen met [medeverdachte 1] , is gesignaleerd in woningen aan de [adres 3] en aan de [adres 4] [11] , locaties waar ook verdovende middelen zijn aangetroffen.
Uit de hiervoor beschreven feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien, volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van MDMA, ketamine en cocaïne in de woning aan de [adres 1] . In het licht van het voorgaande acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat hij dacht dat hij suiker aan het inpakken was ongeloofwaardig.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde in het bijzonder het navolgende.
Op grond van artikel 38, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet is het verboden om zonder registratie werkzame stoffen te bereiden, in te voeren, af te leveren, uit te voeren, dan wel te verhandelen. Blijkens het tweede lid van dit artikel vindt die registratie plaats door inschrijving in een door Onze Minister bijgehouden register door middel van een door Onze Minister beschikbaar te stellen registratieformulier.
Uit onderzoek is gebleken dat aan verdachte geen registratie is afgegeven voor activiteiten met werkzame stoffen als bedoeld in artikel 38 van de Geneesmiddelenwet. [12]
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank ook het opzet bewezen, op zowel het aanwezig hebben als het afleveren, verstrekken, vervoeren en naar het buitenland uitvoeren van grote hoeveelheden MDMA en op het aanwezig hebben van cocaïne, alsmede op het
- zonder registratie - aanwezig hebben, afleveren, verstrekken, vervoeren en naar het buitenland uitvoeren van grote hoeveelheden ketamine.
Pleegperiode
De rechtbank leidt uit de bevindingen van voornoemde observaties af dat verdachte tenminste vanaf 15 oktober 2020 betrokken is geweest bij het afleveren van postpakketten met verdovende middelen ter verzending naar het buitenlanden dat hij vanaf 16 oktober 2020al gezien is bij de woningen aan de [adres 3] en aan de [adres 4] , locaties waar ook verdovende middelen zijn aangetroffen. De rechtbank volgt daarom de verklaring van verdachte - inhoudende dat hij vanaf eind november 2020 aan de Vigohof in Rottterdam heeft verbleven - niet, De rechtbank gaat voor wat betreft de pleegperiode van het onder 1 en 2 ten laste gelegde uit van 15 oktober 2020 als startdatum.
Medeplegen
De rechtbank is tot slot van oordeel dat de hiervoor beschreven gedragingen van verdachte telkens een nauwe en bewuste samenwerking tussen hem en anderen opleveren, zodat het ten laste gelegde medeplegen ook kan worden bewezen.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij in de periode van 15 oktober 2020 tot en met 2 maart 2021, te Rotterdam en/of Amsterdam,
althans elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
meermalen,
- telkens opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht,
telkens als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, en/of
- telkens opzettelijk heeft afgeleverd en/of heeft verstrekt en/of vervoerd, en/of
- telkens opzettelijk aanwezig heeft gehad,
een (grote) hoeveelheid van een materiaa1 bevattende MDMA (XTC) en/of
metamfetamine (Crystal Meth) en/of cocaïne, zijnde telkens een middel als bedoeld in de
bij de Opiumwet behorende lijst I;
2 .
hij in de periode van 15 oktober 2020 tot en met 2 maart 2021 te Rotterdam en/of Amsterdam
althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
meermalen,
telkens opzettelijk zonder registratie een grote hoeveelheid van een werkzame
stof, te weten ketamine, in voorraad heeft gehad en heeft afgeleverd en heeft
uitgevoerd.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in:
- de artikelen 47 en 55 van het Wetboek van Strafrecht,
- de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet,
- artikel 38 van de Geneesmiddelenwet.
- de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de Economische Delicten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1:
eendaadse samenloop van:
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd,
en
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd,
en
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Feit 2:
Het misdrijf: medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 38 van de Geneesmiddelen wet, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaar.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om in het geval van een bewezenverklaring geen langere gevangenisstraf dan drie jaar op te leggen, opdat verdachte na anderhalf jaar detentie kan verzoeken om strafonderbreking ten behoeve van terugkeer naar China.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen, afleveren, verstrekken, vervoeren en het opzettelijk aanwezig hebben van grote hoeveelheden MDMA (XTC) en metamfetamine (Crystal Meth), alsmede aan het opzettelijk aanwezig hebben van een hoeveelheid cocaïne.
Door zijn handelwijze heeft verdachte bijgedragen aan de instandhouding van de markt van verdovende middelen. Het is algemeen bekend dat MDMA (XTC), metamfetamine (Crystal Meth) en cocaïne, alsmede ketamine voor de gezondheid van personen schadelijke stoffen zijn waaraan de gebruikers gemakkelijk verslaafd raken, met alle gevolgen voor de gebruikers en voor de maatschappij van dien, zoals het begaan van strafbare feiten die gepleegd worden om aan geld te komen voor de aanschaf van deze drugs, waardoor schade en overlast wordt toegebracht aan anderen. Verdachte heeft zich kennelijk niet bekommerd om de gevaren voor de gezondheid van drugsgebruikers en de nadelige gevolgen daarvan voor de maatschappij maar heeft enkel oog gehad voor persoonlijk financieel gewin. De rechtbank rekent hem dit zwaar aan.
Verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben, afleveren en uitvoeren van grote hoeveelheden ketamine, zonder over de daartoe vereiste registratie te beschikken. Artikel 38, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet beoogt de volksgezondheid te beschermen en de legale productieketen van geneesmiddelen te versterken. Het handelen van verdachte belemmert dit doel en kan de volksgezondheid fors beschadigen. Ook dit rekent de rechtbank verdachte aan.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank voor wat betreft de bewezen verklaarde Opiumwetmisdrijven de Landelijke Oriëntatiepunten Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen en daarbij gelet op de totale omvang van de aan verdachte toe te rekenen verzonden postpakketten en de hoeveelheden verdovende middelen en ketamine die in zijn woning zijn aangetroffen.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 24 februari 2022, waaruit volgt dat verdachte (in Nederland) voor soortgelijke misdrijven niet eerder in aanraking is geweest met politie en/of justitie.
De aard en ernst van de bewezen verklaarde feiten rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank oplegging van een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Alles afwegend acht de rechtbank in dit geval oplegging van een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Sr, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidsstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 3 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 1:
eendaadse samenloop van:
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd,
en
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd,
en
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Feit 2:
Het misdrijf: medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 38 van de Geneesmiddelen wet, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
36 (zesendertig) maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. ten Boer, voorzitter, mr. S.H. Peper en N.J.C. Monincx, rechters, in tegenwoordigheid van H. Kamp, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 21 april 2022.
Buiten staat
Mr. S.H. Peper en mr. N.J.C. Monincx zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar mappen en pagina’s, zijn dit mappen/pagina’s uit het dossier van de Landelijke Eenheid van de Nationale Politie met de aanduiding 26Coleman / LEFC920002-865. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van het Algemeen Dossier (AD) en Zaaksdossiers (ZD) van de in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakte processen-verbaal.
2.Relaasproces-verbaal, pagina 19 t/m 148
3.Proces-verbaal van bevindingen doorzoeking [adres 1] , LEFC92002-784, pagina 817
4.Proces-verbaal van bevindingen doorzoeking [adres 1] , LEFC920002-784, pagina 814, Proces-verbaal forensisch onderzoek PL2600-2020014005-5, pagina 818 t/m 848 en Proces-verbaal PL2600-20200114005-10 inzake NFIdent onderzoek [adres 1] , pagina 2460 t/m 2464
5.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming [adres 1] , LEFC920002-742, pagina 806 t/m 810 en Proces-verbaal van bevindingen [adres 1] , LEFC920002-784, pagina 811 t/m 817
6.Proces-verbaal van bevindingen LEFC920002-835, pagina 849 t/m 846
7.Relaasproces-verbaal, pagina 36-37 en Proces-verbaal LEFC920002-872 Onderzoek telefoon VI002.01.02.001, pagina 319 t/m 324
8.Relaasproces-verbaal, pagina 36, proces-verbaal LEFC920002-802 ( herkenning NN81), pagina 313-314 en proces-verbaal LEFC920002-597 (verdenking NN81), pagina 315 t/m 318
9.Proces-verbaal 1e verhoor, pagina 2185 t/m 2190
10.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 21 maart 2022
11.Proces-verbaal aanvraag doorzoeking [adres 4] LEFC920002-681, pagina 768-769
12.Zaaksdossier aanvulling Relaasproces-verbaal, pagina 12