ECLI:NL:RBOVE:2022:1093

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 april 2022
Publicatiedatum
21 april 2022
Zaaknummer
08/963524-21 (LP) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van drugssmokkel door de rechtbank Overijssel wegens onvoldoende bewijs

Op 21 april 2022 heeft de rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 35-jarige vrouw, die werd verdacht van drugssmokkel. De verdachte was beschuldigd van het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen, bereiden, bewerken, en aanwezig hebben van grote hoeveelheden verdovende middelen, waaronder MDMA (XTC), methamfetamine (Crystal Meth) en cocaïne, alsook van het witwassen van geldbedragen die afkomstig zouden zijn uit misdrijven. Tijdens de openbare terechtzittingen op 21 maart en 8 april 2022 heeft de rechtbank het dossier en de vordering van de officier van justitie, mr. C. Hofstee, bestudeerd, evenals de verdediging door haar raadsman, mr. M.A. Prins.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er aanwijzingen waren voor de betrokkenheid van de verdachte bij de ten laste gelegde feiten, maar oordeelde dat het bewijs onvoldoende wettig en overtuigend was om tot een bewezenverklaring te komen. De verdediging had integrale vrijspraak bepleit, en de officier van justitie had eveneens gevorderd om de verdachte vrij te spreken van de ten laste gelegde feiten. Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging.

De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten, omdat er onvoldoende bewijs was om tot een veroordeling te komen. Dit vonnis is uitgesproken door de meervoudige kamer van de rechtbank Overijssel, met mr. D. ten Boer als voorzitter, en is openbaar gemaakt op 21 april 2022.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/963524-21 (LP) (P)
Datum vonnis: 21 april 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats] (China),
voorheen wonende/verblijvende te [adres] ,
thans zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 21 maart 2022 en 8 april 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C. Hofstee en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. M.A. Prins, advocaat te
‘s-Hertogenbosch, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich - al dan niet samen met een of meer anderen - schuldig heeft gemaakt aan:
  • feit 1: het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of het opzettelijk aanwezig hebben van (grote) hoeveelheden verdovende middelen (MDMA (XTC) en/of metamfetamine (Crystal Meth) en/of cocaïne);
  • feit 2: het al dan niet opzettelijk, zonder registratie, in voorraad hebben, te koop aanbieden, afleveren, uitvoeren en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van (grote) hoeveelheden ketamine;
  • feit 3: witwassen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
zij in of omstreeks de periode van 1 januari 2020 tot en met 2 maart 2021, te
's-Gravenhage en/althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
- (telkens) opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht,

(telkens) als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, en/of

- (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of

verkocht en/of heeft afgeleverd en/of heeft verstrekt en/of vervoerd, en/of

- (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad,
een (grote) hoeveelheid/hoeveelheden van (een) materia(a)1(en) bevattende
MDMA(XTC) en/of methamfetamine(Christal Meth) en/of cocaïne en/althans/zijnde
(telkens) (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst
I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

2 .

zij in of omstreeks de periode van 1 januari 2020 tot en met 2 maart 2021
althans op of omstreeks 2 maart 2021 te ‘s-Gravenhage en/althans (elders) in
Nederland,
tezamen en in verenging met een ander of anderen en/althans alleen
meermalen, althans eenmaal (telkens) al dan niet opzettelijk
zonder registratie (een grote hoeveelheid/hoeveelheden van een) werkzame
stoffen en/of een geneesmiddel waarvoor geen handelsvergunning geldt, te weten
ketamine, in voorraad heeft gehad en/of te koop heeft aangeboden en/of heeft
afgeleverd en/of heeft uitgevoerd of anderszins buiten Nederlands grondgebied
heeft gebracht;

3 .

zij op of omstreeks 2 maart 2021, in de gemeente 's-Gravenhage,
althans in Nederland,
(in een woning aan [adres] )
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
a.
a) van één of meer voorwerp(en), te weten van één of meer (contant(e))
geldbedrag(en) tot een totaalbedrag van (circa) 49.050,-- euro, althans
enig(e) geldbedrag(en), de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de
vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen/verhuld
en/of heeft verborgen/verhuld wie de rechthebbende op het/de geldbedrag(en)
was/waren, en/of heeft verborgen/verhuld wie genoemde voorwerpen voorhanden
heeft/hebben gehad, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en)
dat die/dat voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren
uit enig misdrijf,
en/of
b) (telkens) één of meer voorwerp(en), te weten één of meer (contant(e))
geldbedrag(en) tot een totaalbedrag van (circa) 49.050,-- euro, althans
enig(e) geldbedrag(en), heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of
heeft overgedragen en/of heeft omgezet, en/of van genoemd(e) voorwerp(en)
gebruik heeft gemaakt, terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s)
wist(en) dat die/dat voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig
was/waren uit enig misdrijf.

3.De voorvragen

Geldigheid van de dagvaarding
Door de verdediging is - kort samengevat - gesteld dat de dagvaarding ten aanzien van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten nietig moet worden verklaard, aangezien de tenlastelegging onvoldoende feitelijk is omschreven.
De rechtbank is van oordeel dat uit de feitelijke omschrijving van de aan verdachte ten laste gelegde handelingen in samenhang bezien met de inhoud van het dossier voldoende duidelijk is wat haar wordt verweten en waartegen verdachte zich kan verdedigen.
Gelet op het voren overwogene, dient het beroep op nietigheid van de dagvaarding te worden verworpen. De dagvaarding is derhalve geldig.
De rechtbank heeft voorts vastgesteld dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De standpunten

4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte vrij te spreken van de aan haar onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde feiten.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten op de in zijn pleitnota aangegeven gronden.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het dossier weliswaar aanwijzingen bevat voor betrokkenheid van verdachte bij de aan haar onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, maar acht onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig om tot een bewezenverklaring te kunnen komen.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte moet worden vrijgesproken van de aan haar onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten en komt tot een integrale vrijspraak.

5.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2 en 3 is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. ten Boer, voorzitter, mr. S.H. Peper en N.J.C. Monincx, rechters, in tegenwoordigheid van H. Kamp, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 21 april 2022.
Buiten staat
Mr. S.H. Peper en mr. N.J.C. Monincx zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.