ECLI:NL:RBOVE:2022:1117

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 april 2022
Publicatiedatum
25 april 2022
Zaaknummer
9485619 \ CV EXPL 21-4270
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding na gebrekkige vloerlegging en herstelmogelijkheden

In deze zaak heeft eiseres, H.O.D.N. [X], een overeenkomst gesloten met gedaagde, H.O.D.N. [Y], voor het leggen van een houten vloer bij een klant van eiseres. Na de uitvoering van de opdracht bleek de vloer gedeeltelijk los te liggen, wat leidde tot een deskundigenonderzoek. Eiseres vorderde een schadevergoeding van € 10.983,08, vermeerderd met wettelijke rente, omdat gedaagde de overeenkomst niet goed zou hebben nagekomen. Gedaagde voerde als verweer aan dat hij niet in gebreke was gesteld en dat hij niet voldoende gelegenheid had gekregen om de gebreken te herstellen. De kantonrechter oordeelde dat gedaagde tekortgeschoten was in zijn verplichtingen, maar dat eiseres gedaagde niet de kans had gegeven om de gebreken te verhelpen. De rechter concludeerde dat er geen sprake was van verzuim aan de zijde van gedaagde, omdat de termijn voor herstel te kort was. Hierdoor werden de vorderingen van eiseres afgewezen en werd zij veroordeeld in de proceskosten van gedaagde.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 9485619 \ CV EXPL 21-4270
Vonnis van 19 april 2022
in de zaak van
[eiseres] , H.O.D.N. [X],
wonende in [woonplaats] ,
eisende partij, hierna te noemen [eiseres] ,
gemachtigde: mr. J.C.F. Kooijmans,
tegen
[gedaagde] , H.O.D.N. [Y],
wonende in [woonplaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,
verschenen in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 1 februari 2022 waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
- de spreekaantekeningen met een aanvullend stuk (productie 14) die [eiseres] heeft opgestuurd op 21 maart 2022;
- de mondelinge behandeling op 22 maart 2022 waarvan de griffier zittingsaantekeningen heeft gemaakt.
1.2.
Na afloop van de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter bepaald dat zij voldoende is geïnformeerd om een beslissing te nemen in deze zaak. Die beslissing wordt vandaag medegedeeld en toegelicht in dit vonnis.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] heeft een overeenkomst gesloten met [gedaagde] . Daarin is afgesproken dat [gedaagde] bij een klant van [eiseres] een houten vloer zou leggen. [gedaagde] heeft deze opdracht uitgevoerd, maar de vloer bleek vervolgens gedeeltelijk los te liggen. Uit een deskundigenonderzoek, dat in opdracht van [eiseres] is uitgevoerd, blijkt dat de vloer op een aantal plekken vrijwel meteen niet hechtte aan de ondergrond en dat de vloer in zijn geheel moet worden vervangen.

3.Het geschil

Wat wil [eiseres] ?

3.1.
[eiseres] wil dat [gedaagde] een schadevergoeding € 10.983,08 betaalt, vermeerderd met de wettelijke rente. Daarnaast wil [eiseres] dat [gedaagde] de kosten voor deze procedure, vermeerderd met de wettelijke rente, en de nakosten betaalt.
3.2.
[eiseres] voert daartoe aan dat [gedaagde] de overeenkomst niet goed is nagekomen. Omdat [gedaagde] de vloer niet goed heeft gelegd en niet op tijd is overgegaan tot herstel van de vloer, moest [eiseres] een deskundige inschakelen, zelf een nieuwe vloer aanschaffen en leggen en extra incassokosten maken. [gedaagde] is volgens [eiseres] aansprakelijk voor deze schade.
Wat vindt [gedaagde] daarvan?
3.3.
[gedaagde] voert als verweer dat geen sprake is van wanprestatie, omdat hij vooraf had aangegeven dat hij liever zou werken met producten die hij dagelijks gebruikt en omdat hij heeft geadviseerd om de vloer van tevoren te egaliseren met Uzin producten. Dat heeft [eiseres] niet gedaan. [gedaagde] heeft uiteindelijk gewerkt met de lijm die door [eiseres] is geleverd. Deze lijm kan volgens de vertegenwoordiger van het product en het productieblad ook worden gebruikt zonder primer. Toen de vloer niet goed bleek te liggen, heeft [gedaagde] steeds aangegeven dat hij de vloer wilde herstellen. [eiseres] heeft hem daar echter geen gelegenheid voor gegeven. [eiseres] heeft zelf de vloer eruit gehaald en een nieuwe vloer gelegd, zonder [gedaagde] voldoende in de gelegenheid te stellen om een contra-expertise uit te laten voeren en zelf tot herstel over te gaan.

4.De beoordeling

Is er sprake van wanprestatie?

4.1.
[gedaagde] heeft met het aangaan van de overeenkomst met [eiseres] de verplichting op zich genomen om een houten vloer te leggen bij de familie [A]. Iedere tekortkoming in de nakoming van deze verplichting leidt op grond van de wet (artikel 6:74 lid 1 BW) in beginsel tot een verplichting om schade die daardoor ontstaat te vergoeden.
4.2.
Vaststaat dat de vloerplanken gedeeltelijk los liggen. Dat duidt erop dat [gedaagde] tekortgeschoten is in de nakoming van zijn verplichting. Partijen verschillen van mening over de vraag waardoor de planken los zijn komen te liggen. [eiseres] stelt dat dit komt doordat [gedaagde] ten onrechte geen primer heeft gebruikt. [gedaagde] stelt dat dit komt doordat hij de lijm van [eiseres] heeft gebruikt en de ondergrond niet voldoende geëgaliseerd was. De kantonrechter overweegt dat – ook als vast zou komen te staan dat het niet hechten van de vloerplanken te maken zou kunnen hebben met de ondergrond en/of de gebruikte lijm – dit voor rekening van [gedaagde] komt. Partijen zijn het er namelijk over eens dat [gedaagde] uiteindelijk wel akkoord is gegaan met de door [eiseres] voorgestelde werkwijze. [gedaagde] heeft die omstandigheden bij de uitvoering van de opdracht geaccepteerd. Niet gesteld of gebleken is dat [gedaagde] daarbij aan [eiseres] heeft gewaarschuwd dat dit gevolgen zou kunnen hebben voor de fixatie van de vloerplanken. Daarmee komt het risico dat dit zou leiden tot een gebrek in de uitvoering – voor zover dat in deze zaak aan de hand zou zijn – voor rekening van [gedaagde] . De kantonrechter komt tot het oordeel dat sprake is van wanprestatie.
Is er sprake van verzuim?
4.3.
[eiseres] wil vergoeding van schade die zij stelt te hebben geleden door de wanprestatie van [gedaagde] . Het recht op schadevergoeding vanwege wanprestatie bestaat pas als de wederpartij in verzuim is (artikel 6:74 lid 2 BW). Een aannemer heeft namelijk in eerste instantie de mogelijkheid om eventuele gebreken te herstellen. Verzuim treedt onder meer in als de schuldenaar in gebreke wordt gesteld bij een schriftelijke aanmaning waarbij hem een redelijke termijn voor de nakoming wordt gesteld, en nakoming binnen deze termijn uitblijft (artikel 6:82 lid 1 BW). De lengte van de termijn voor nakoming die aan de schuldenaar moet worden gegeven, hangt van de omstandigheden af. Daarbij is van belang wat in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs van partijen mocht worden verwacht.
4.4.
Van belang in deze zaak is of [gedaagde] op deze wijze in gebreke is gesteld door [eiseres] . De kantonrechter gaat bij de beoordeling daarvan uit van de volgende feiten die, als gesteld en niet of onvoldoende betwist, als vaststaand hebben te gelden. De klant van [eiseres] ontdekte op 5 mei 2021 dat de vloer gedeeltelijk los lag. [eiseres] heeft dit gelijk teruggekoppeld aan [gedaagde] . Op 20 mei 2021 heeft [eiseres] een ingebrekestelling verstuurd en aan [gedaagde] en hem verzocht om de vloer binnen veertien dagen te herstellen. Hierop heeft [gedaagde] op 22 mei 2021 per WhatsApp aangeboden om de holle plekken onder de vloer te injecteren. [eiseres] liet weten dat zij dit geen passende oplossing vond, omdat dit zou leiden tot schade aan de vloer. Zij heeft [gedaagde] op 3 juni 2021 opnieuw in de gelegenheid gesteld om de gebreken uiterlijk op 7 juni 2021 te herstellen. [eiseres] heeft vervolgens op 9 juni 2021 een deskundige ingeschakeld om onderzoek te laten doen naar de oorzaak van de gebreken en de herstelmogelijkheden en herstelkosten. Het deskundigenonderzoek vond plaats op 11 juni 2021 en op 14 juni 2021 verscheen het deskundigenrapport. [gedaagde] was bij het deskundigenonderzoek aanwezig. Tijdens dit bezoek is besproken wanneer herstelwerkzaamheden volgens de klant van [eiseres] uiterlijk moesten worden uitgevoerd. Op 16 juni 2021 heeft [eiseres] opnieuw een ingebrekestelling verstuurd en aan [gedaagde] verzocht de vloer op 18 juni 2021 te verwijderen en de nieuwe vloer op uiterlijk 23 juni 2021 te plaatsen. [gedaagde] liet op 17 juni 2021 weten dat hij nog niet kon beginnen met de herstelwerkzaamheden, omdat hij in afwachting was van zijn verzekeraar die de vloer nog wilde bekijken. [eiseres] is vervolgens zelf overgegaan tot het leggen van de nieuwe vloer.
4.5.
De vraag die voorligt is of [eiseres] op 16 juni 2021 aan [gedaagde] een redelijke termijn heeft gegeven om de gebreken te herstellen. Daarbij kunnen ook de termijnen die eerder zijn gesteld van belang zijn. De kantonrechter overweegt daarover het volgende. Uit de berichten van [gedaagde] volgt dat hij bereid was om de gebreken aan de vloer te herstellen. De oorzaak van de gebreken en de herstelmogelijkheden stonden aanvankelijk niet vast. Vlak na het verlopen van de op 3 juni 2021 gestelde termijn werd hier onderzoek naar gedaan. Pas op 14 juni 2021 – nadat het deskundigenrapport was verschenen – stond vast dat sprake was van een gebrek dat alleen kon worden verholpen door het volledig vervangen van de vloer. Nadien heeft [gedaagde] nog slechts twee dagen de tijd gekregen om te beginnen met de herstelwerkzaamheden. [gedaagde] heeft bij de mondelinge behandeling aangevoerd dat die termijn te kort was om de werkzaamheden in te kunnen plannen en uit te voeren. Tijdens het deskundigenonderzoek heeft hij het voorstel gedaan om op 28, 29 en 30 juni 2021 de werkzaamheden uit te voeren, zodat de klant op 1 juli 2021 de gewenste stalen pui kon laten installeren. Dit is door [eiseres] niet weersproken. [gedaagde] heeft bij dat voorstel rekening gehouden met de belangen van de klant en hij had er zelf belang bij dat zijn verzekeraar zelf nog de omvang van de schade en de aansprakelijkheid zou kunnen vaststellen. Onder deze omstandigheden kon in redelijkheid van [eiseres] worden gevergd dat zij [gedaagde] meer tijd zou geven om de herstelwerkzaamheden te verrichten. Nu van een redelijke termijn voor nakoming niet gesproken kan worden, is [gedaagde] op grond van de ingebrekestelling van 16 juni 2021 niet in verzuim geraakt.
4.6.
Dat betekent dat de vorderingen van [eiseres] moeten worden afgewezen. Die vorderingen zijn namelijk gebaseerd op de stelling dat de schade moet worden vergoed vanwege wanprestatie, maar aan de vereisten van verzuim (zie 4.3) is niet voldaan.
4.7.
Omdat [eiseres] geen gelijk heeft gekregen, moet zij de proceskosten van [gedaagde] vergoeden. Die proceskosten van [gedaagde] worden begroot op nihil, omdat hij geen griffierecht hoeft te betalen en zonder gemachtigde procedeert.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de kosten van de procedure, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.C. Rozeboom, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 19 april 2022.
(HPAvd(O)