In deze zaak heeft Twentsvast B.V. een vordering ingesteld tegen [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] tot ontruiming van een pand en betaling van achterstallige huur. De huurovereenkomst tussen Twentsvast en [gedaagde sub 1] dateert uit 2016, waarbij [gedaagde sub 1] een huurprijs van € 1.300,00 per maand betaalt. Twentsvast stelt dat [gedaagde sub 1] sinds mei 2021 geen huur meer heeft betaald, wat heeft geleid tot een huurachterstand van € 15.600,00. De vordering tot ontruiming en betaling van de achterstallige huur is door de kantonrechter afgewezen, omdat Twentsvast niet heeft aangetoond dat er sprake was van een spoedeisend belang. De kantonrechter oordeelt dat de huurachterstand deels is ontstaan in 2016 en 2017, en dat [gedaagde sub 1] sinds september 2021 de huur op tijd betaalt. Hierdoor is de vordering van Twentsvast niet toewijsbaar. De kosten van de procedure worden aan Twentsvast opgelegd, die als in het ongelijk gestelde partij wordt beschouwd.