ECLI:NL:RBOVE:2022:13

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
5 januari 2022
Publicatiedatum
6 januari 2022
Zaaknummer
260796 / HA ZA 21/30
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van onverschuldigd betaalde zorgkosten door zorgverzekeraar Menzis aan zorgaanbieder Take Care V&R Thuiszorg

In deze zaak vorderde Menzis Zorgverzekeraar N.V. een bedrag van € 1.245.491,90 van Take Care V&R Thuiszorg B.V. wegens onverschuldigde betalingen voor zorg die niet was verleend door gekwalificeerd personeel. Menzis stelde dat Take Care onvoldoende gekwalificeerd personeel had ingezet bij het verlenen van zorg aan haar verzekerden, wat in strijd was met de verzekeringsvoorwaarden. De rechtbank Overijssel oordeelde dat Menzis voldoende had aangetoond dat de zorg niet voldeed aan de vereisten en dat de betalingen onverschuldigd waren gedaan. Take Care voerde verweer en betwistte de vordering, maar de rechtbank oordeelde dat Menzis recht had op terugvordering van het volledige bedrag, omdat er geen rechtsgrond was voor de betalingen. De rechtbank veroordeelde Take Care tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente, en wees de proceskosten toe aan Menzis.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: 260796 / HA ZA 21/30
Vonnis van 5 januari 2022
in de zaak van
de naamloze vennootschap
Menzis Zorgverzekeraar N.V.,
gevestigd te Wageningen,
eiseres,
hierna te noemen Menzis,
advocaat mr. R.P. Scherer te Enschede,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Take Care V&R Thuiszorg B.V.,
gevestigd te Almelo,
gedaagde,
hierna te noemen Take Care,
advocaat mr. I.P. van Rossen te Amsterdam.

1.De procedure

Het verloop van de procedure tot dan toe blijkt uit het tussenvonnis van 8 september 2021. Op 26 november 2021 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. De advocaten van partijen hebben de standpunten nader toegelicht, gebruikmakend van pleitaantekeningen. Vervolgens is vonnis gevraagd. Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Menzis heeft met haar verzekerden verzekeringsovereenkomsten gesloten, op basis waarvan die onder voorwaarden recht hebben op vergoeding van thuiszorg. Er bestaat recht op vergoeding van (de kosten van) thuiszorg als zorg wordt verleend door een verzorgende of verpleegkundige met opleidingsniveau 3, al dan niet in dienst van een instelling.
2.2.
Verschillende verzekerden van Menzis hebben zorg genoten bij Take Care en zijn daarvoor kosten verschuldigd geworden aan haar. Take Care heeft met de verzekerden een cessieovereenkomst gesloten, waarin is bedongen dat de verzekerde het recht op vergoeding van de kosten door Menzis overdraagt aan Take Care, waardoor Take Care het recht op vergoeding van de zorgkosten door Menzis krijgt.
2.3.
Take Care heeft sinds 2016 kosten van wijkverpleging gedeclareerd bij Menzis op grond van de cessieovereenkomsten. Menzis heeft op enig moment onderzoek gedaan naar de door Take Care geleverde zorg. Naar aanleiding van dat onderzoek heeft zij Take Care bij brief van 6 maart 2020 onder meer als volgt bericht:

Op 2 mei 2019 stuurden wij u een brief over ons onderzoek naar declaraties, over de periode 1 januari 2016 tot en met 2 mei 2019, die met een akte van cessie door u zijn ingediend en/of rechtstreeks door uw cliënten. Het betreft declaraties wijkverpleging en verzorging vanuit de Zorgverzekeringswet.
(…)
Ten behoeve van het onderzoek hebben wij een aantal documenten bij u opgevraagd en u hebt deze tijdig aangeleverd. Na onze analyse en interpretatie van aangeleverde informatie hebben wij op 21 januari 2020 in een persoonlijk gesprek met u en uw advocaat de bevindingen en mogelijke consequenties besproken. Ook bent u in de gelegenheid gesteld een toelichting te geven. Hieronder geven wij een overzicht van onze bevindingen.
Indicatiestellingen.
(…)
De adviserend wijkverpleegkundige van Menzis heeft vastgesteld dat de indicaties heel summier zijn en niet voldoen aan de normen van de V&VN. (…)
Kwalificaties personeel
In totaal zijn er 17 mensen in opleiding voor helpende en/of verzorgende gegaan die voorheen bijstandsgerechtigd waren. Een aantal van hen verleent zorg bij hun ouders. (…) Wij hebben vastgesteld dat deze opleidingen overwegend zijn gestart na 1 augustus 2018.
Op basis van de door Take Care V&R aangeleverde informatie over de kwalificaties van de zorgverleners hebben wij vastgesteld dat alleen onderstaande personen gekwalificeerd zijn conform de verzekeringsvoorwaarden, d.w.z. minimaal niveau Verzorgende 3:
- De heer [A] (verpleegkundige)
- Mevrouw [B] (verzorgende IG per 08-11-2018)
- Mevrouw [C] (verzorgende IG per 29-06-2018)
U geeft aan dat [A] alleen de assessments doet, inclusief de verlengingen. Er is geen verdere monitoring door [A] en hij levert ook geen feitelijke zorg. (…)
Tijdregistraties
(…)
Bij deze tijdregistraties valt ons op dat er maandenlang, dagelijks en onafgebroken door de zorgverleners wordt gewerkt. (…) Verder valt het ons op dat uw klanten elke dag op dezelfde tijdstippen worden verzorgd en ook steeds hetzelfde aantal minuten per zorgmoment.
(…)
In de aangeleverde tijdregistraties is er aan aantal keren sprake van overlappende tijdstippen, d.w.z. dat er op hetzelfde tijdstip bij 2 verschillende cliënten zorg wordt geleverd door dezelfde zorgverleners. (…)
Wij stellen vast dat de tijdregistratie geen weergave is van de werkelijk geleverde zorg. U declareert hetgeen geïndiceerd is en/of op basis van de planning.
(…)
Gedeclareerde uren zorg versus tijdregistratie
Wij hebben op basis van een steekproef bij een aantal klanten de tijdregistraties vergeleken met de declaraties. Hierbij hebben wij vastgesteld dat bij 3 van de 5 klanten er significant meer is gedeclareerd dan volgens de geïndiceerde dagelijkse tijd mogelijk is. (…)
(…)
Declaraties 2019
Menzis heeft over 2019 geen declaraties Wijkverpleging ontvangen. U hebt tijdens het gesprek aangegeven dat u in het beging van 2019 gestopt bent met het verlenen van zorg omdat uw personeel niet over de juiste kwalificaties beschikte en u slechts 1 gekwalificeerde medewerker in dienst hebt om de stagiaires te begeleiden. (…)
Gevolgen
(…)
Het fraudeonderzoek over de periode 2016 tot en met 2018 wordt voortgezet. (…)
Terugvorderen gedeclareerde zorg
Tijdens het onderzoek is in ieder geval vastgesteld dat over de periode 2016 tot en met 2018 de kwalificaties van uw zorgverlenend personeel niet voldoen aan de eisen zoals gesteld in onze verzekeringsvoorwaarden.
(…)
Menzis Zorgverzekeraar N.V. vordert een totaalbedrag van € 1.350.565,99 van Take Care V&R. Zie de tabel hieronder voor de totstandkoming van dit bedrag.
(…)

3.Het geschil

3.1.
Menzis heeft, samengevat, gevorderd dat de rechtbank Take Care bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeelt tot betaling van het bedrag van € 1.245.491,90, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de momenten van onverschuldigde betaling, met veroordeling van Take Care in de proces- en nakosten.
Volgens Menzis is achteraf gebleken dat Take Care onvoldoende gekwalificeerd personeel heeft ingezet bij het verlenen van de zorg. Op grond van de verzekeringsvoorwaarden van Menzis dient de zorg te worden verleend door een verpleegkundige of verzorgende met een opleidingsniveau drie of hoger. Uit onderzoek is gebleken dat van de gedeclareerde en betaalde uren zorg in totaal maar tot een bedrag van € 18.755,59 aan zorg is verleend door personeel met deze kwalificatie. Daardoor is wat de overige medewerkers van Take Care betreft niet voldaan aan de verzekeringsvoorwaarden, waardoor het recht op vergoeding van de geleverde zorg in zoverre is vervallen. Het gevolg hiervan is dat door haar vergoedingen zijn betaald aan Take Care zonder dat daar een rechtsgrond voor was, zodat onverschuldigd is betaald ex artikel 6:203 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Als rekening wordt gehouden met de door gekwalificeerde medewerkers van Take Care verleende zorg, dient zij in totaal € 1.245.491,90 aan Menzis terug te betalen.
3.2.
Take Care heeft verweer gevoerd. Zij meent dat Menzis niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering omdat Menzis haar rauwelijks heeft gedagvaard door zonder onderbouwing een vordering tegen haar in te stellen. Menzis is geen contractspartij in de relatie tussen Take Care en de verzekerden, Take Care geen partij bij de overeenkomst tussen Menzis en haar verzekerden en Menzis heeft niet aangetoond dat zij gemachtigd was om haar verzekerden te vertegenwoordigen in een procedure tegen Take Care.
Wat betreft de door Menzis gestelde vordering heeft Take Care betoogd dat zij van Menzis niet de documenten heeft ontvangen, op basis waarvan Menzis bij onderzoek concludeert dat zorg zou zijn verleend door onvoldoende gekwalificeerd personeel en voor welk bedrag. Zo ontbreekt de onderbouwing van het verschil tussen de gedeclareerde zorg en het aantal verloonde uren, de omvang van de steekproef voor vaststelling van het aantal gedeclareerde uren en de inhoud van anonieme meldingen over niet verleende zorg, cadeautjes, geld voor cliënten, het beheer van bankrekeningen en DigiD’s en intimidatie. Daarmee heeft Menzis niet voldaan aan haar substantiëringsplicht. De brief van Menzis ter zake bevat te vorderen bedragen ad € 140.604,13 en € 738.196,22 uit de jaren 2016 en 2017, ruim na het verstrijken van de driejaarstermijn die geldt voor cliënten om nog vorderingen door Menzis betaald te kunnen krijgen.
Take Care mocht erop vertrouwen dat de geïndiceerde zorg voor vergoeding in aanmerking kwam nu deze was geïndiceerd door een gekwalificeerde BIG-deskundige, Proveo. Dat de zorg niet zou zijn verleend, wordt betwist en staat niet vast. De enkele stelling van Menzis dat er geen zorg is geleverd omdat er geen sprake zou zijn van een verpleegkundige of een verzorgende met opleidingsniveau drie of hoger, is onvoldoende om te stellen dat de gehele vergoeding dient te worden terugbetaald: er is dan nog geen sprake van handelingen die niet onder de geïndiceerde zorg vallen. Take Care betwist dat de geleverde zorg onterecht zou zijn geleverd. Van ongerechtvaardigde verrijking van Take Care is geen sprake, omdat de geïndiceerde zorg wel degelijk is geleverd, maar wel van ongerechtvaardigde verrijking van Menzis als haar vordering zou worden toegewezen: Menzis heeft immers kosten voor zorg bespaard. Een eventuele verplichting tot terugbetaling dient te worden gematigd naar even-redigheid met de mate waarin die schade aan Take Care zou moeten worden toegerekend. Het gaat volgens Take Care ten slotte niet aan dat Menzis jarenlang zonder onderzoek van de facturen betaald, om dan aan Take Care het verwijt te maken dat niet aan de voorwaarden is voldaan.

4.De beoordeling van het geschil

4.1.
De rechtbank stelt voorop dat niet in geschil is dat de verzekeringsvoorwaarden van Menzis inhouden dat kosten van verleende thuiszorg slechts dan voor vergoeding in aanmerking komen als de zorg is verleend door een verzorgende of verpleegkundige met (minimaal) opleidingsniveau 3. Dit betekent (uiteraard) dat de genoten opleiding moet zien op verzorging of verpleging.
4.2.
Menzis heeft aan haar vordering uitsluitend ten grondslag gelegd dat degenen die namens Take Care (thuis)zorg aan haar verzekerden hebben verleend niet beschikten over het minimale opleidingsniveau. Dat betekent dat hetgeen Take Care heeft gesteld over het gebrek aan onderbouwing door Menzis op het punt van gestelde fraude en het onderzoek naar fraude door de gemeente Almelo buiten verdere bespreking kan blijven. Dit betekent ook dat voor de onderbouwing van de vordering van Menzis slechts die gegevens relevant zijn, die zien op het opleidingsniveau van de medewerkers van Take Care en het aantal voor hun werk bij Menzis gedeclareerde uren zorg. Take Care beschikt, als zij een deugdelijke administratie heeft gevoerd, over alle gegevens met betrekking tot de opleidingen van haar medewerkers en de gedeclareerde uren. Sterker nog, die gegevens bevinden zich juist in haar domein, en niet in dat van Menzis. Menzis heeft de bij haar bekende gegevens (zoals diploma’s en dergelijke) over het opleidingsniveau van de medewerkers van Take Care in het geding gebracht, alsmede tijdregistraties. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat Menzis aan haar substantiëringsplicht heeft voldaan.
Gelet ook op de brief van Menzis van 6 maart 2020, waarin Take Care wordt verzocht een betalingsregeling te treffen ten aanzien van wat volgens Menzis onverschuldigd is betaald, is de stelling van Take Care dat zij rauwelijks is gedagvaard onvoldoende onderbouwd.
4.3.
In geval van verleende (thuis)zorg heeft de verzekerde in beginsel op grond van de verzekeringsvoorwaarden het recht om vergoeding daarvan te vorderen van Menzis (indien aan de voorwaarden is voldaan). Hier hebben de verzekerden hun recht jegens Menzis op vergoeding van kosten gecedeerd aan Take Care. Volgens artikel A16 van de Algemene Voorwaarden van Menzis vervalt de plicht om een vergoeding aan de verzekerde te betalen als de vergoeding rechtstreeks wordt betaald aan de zorgaanbieder. Op grond van de cessie-overeenkomsten heeft Take Care declaraties bij Menzis ingediend en betaald gekregen. Partijen verschillen van mening over het antwoord op de vraag of Menzis, zo er sprake van zou zijn dat de verleende zorg volgens de voorwaarden niet voor vergoeding in aanmerking komt, de alsdan “onverschuldigd” betaalde bedragen van Take Care kan terugvorderen.
4.4.
Ingevolge artikel 6:203 van het BW is degene die een ander zonder rechtsgrond een geldsom heeft betaald gerechtigd van de ontvanger een gelijk bedrag als onverschuldigd betaald terug te vorderen. In dit geval heeft Menzis feitelijk aan Take Care (als degene aan wie de vordering jegens Menzis was overgedragen) betaald. Take Care is dus de ontvanger van de geldsom. Bij de vraag of er sprake is van een rechtsgrond voor de betaling, gaat het niet om de vraag of Take Care (in plaats van de verzekerde) mocht declareren, maar om de vraag of voor Menzis op grond van de verzekeringsvoorwaarden een verplichting bestond om de geleverde zorg te vergoeden. Als het antwoord op die vraag ontkennend luidt, geldt dat Menzis zonder rechtsgrond heeft betaald. Zij is dan gerechtigd de betaalde bedragen als onverschuldigd betaald terug te vorderen van de ontvanger, Take Care.
4.5.
Menzis heeft per medewerker van Take Care toegelicht over welke opleiding hij of zij beschikt(e) aan de hand van overgelegde diploma’s en dergelijke. Daaruit blijkt dat maar enkele medewerkers ( [D] , [A] , [C] , [E] en [B] ) op enig moment in de jaren 2016 tot en met 2018 over het vereiste opleidingsniveau beschikten. Menzis heeft tevens tijdregistraties overgelegd waaruit kan blijken welke zorg door wie is verleend. Take Care heeft een en ander betwist en een lijst van medewerkers met daarbij vermeld een opleidingsniveau overgelegd, maar deze betwisting is zeer algemeen en niet onderbouwd en het overzicht is niet vergezeld van enig bewijs van de genoten opleiding. Dat klemt temeer daar alle gegevens, waar de vordering van Menzis op steunt, zich in het domein van Take Care bevinden en Take Care alle stellingen van Menzis zelf aan de hand van haar eigen administratie kan, althans zou moeten kunnen controleren. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat Menzis voldoende heeft onderbouwd dat de gedeclareerde zorg nagenoeg geheel is verleend door medewerkers die niet over het vereiste opleidingsniveau beschikten en dat Take Care dit onvoldoende gemotiveerd heeft betwist. Aldus heeft Menzis aan Take Care kosten vergoed, die volgens de voorwaarden niet voor vergoeding in aanmerking kwamen. Er was dus geen rechtsgrond voor de betalingen, zodat zij als onverschuldigd moeten worden aangemerkt.
4.6.
Dat de door Take Care verleende zorg was geïndiceerd en dus in zoverre terecht is verleend, doet aan het vorenstaande niet af, omdat het daar niet om gaat. Het gaat immers om het opleidingsniveau dat de medewerkers van Take Care moesten hebben.
4.7.
Take Care heeft opgemerkt dat hetgeen Menzis vordert voor een deel betrekking heeft op zorg waarvoor de verzekerden geen vergoeding meer kunnen vragen omdat de driejaarstermijn is verstreken. Take Care meent dat voor Menzis ook een dergelijke termijn zou moeten gelden bij het instellen van haar vordering. Op grond waarvan dit het geval zou moeten zijn, heeft zij echter niet toegelicht. Noch de verzekeringsovereenkomst, noch de wet beperkt de bevoegdheid van Menzis om een vordering uit hoofde van onverschuldigde betaling in te stellen tot een periode van maximaal drie jaar. De rechtbank gaat hierom verder aan deze stelling van Take Care voorbij.
4.8.
Volgens Take Care gaat het niet aan dat Menzis jarenlang haar declaraties zonder onderzoek heeft betaald om Take Care nu het verwijt te maken dat niet aan de voorwaarden is voldaan. Zij miskent echter dat bij onverschuldigde betaling door de ontvanger, die wordt aangesproken tot terugbetaling, geen beroep gedaan kan worden op eigen schuld. Voor zover is beoogd een beroep te doen op rechtsverwerking geldt dat Take Care, gezien ook haar eigen verplichting ervoor zorg te dragen dat zij zich bij haar declaraties richtte naar de verzekeringsvoorwaarden van Menzis en er dus voor te zorgen dat zij geen uren declareerde van medewerkers die niet aan de opleidingseisen voldeden, onvoldoende heeft onderbouwd dat het feit dat Menzis niet van meet af aan de declaraties heeft gecontroleerd moet leiden tot rechtsverwerking. Hierbij is van belang dat het in de thuiszorg gebruikelijk is dat eerst op basis van vertrouwen wordt gecontracteerd en op basis van declaraties wordt betaald en dat pas later wordt gecontroleerd of aan alle voorwaarden is voldaan. Aan het feit dat Menzis niet van meet af aan heeft gecontroleerd mocht Take Care dan ook niet het vertrouwen ontlenen dat zij niet in strijd met de voorwaarden voor vergoeding handelde.
4.9.
Menzis heeft gesteld dat zij ter zake van door niet gekwalificeerde medewerkers van Take Care verleende zorg € 1.245.491,90 onverschuldigd aan haar heeft betaald en zij vordert dat hele bedrag terug. Naar het oordeel van de rechtbank kan Menzis dit bedrag in het geheel terugvorderen van Take Care. Er bestond immers geen rechtsgrond voor de door haar gedane betalingen tot dat bedrag. Menzis heeft aan de hand van producties 13, 14 en 15 bij conclusie van antwoord in het incident (tijdregistraties en specificaties van facturen) de omvang van het bedrag voldoende onderbouwd. Take Care heeft, gegeven ook het feit dat zij zelf over alle relevante cijfers beschikt, de gestelde omvang van het bedrag onvoldoende gemotiveerd betwist. Het moge zo zijn dat Take Care werkzaamheden heeft verricht, maar zij had voor die uren geen recht op vergoeding door Menzis. Take Care heeft onvoldoende onderbouwd dat Menzis ongerechtvaardigd is verrijkt ten koste van Take Care/een ander als bedoeld in artikel 6:212 BW. Menzis is niet verrijkt door de werkzaamheden van Take Care, want zij is niet gehouden verleende zorg te vergoeden als deze is verricht door onvoldoende gekwalificeerd personeel. Dat sprake is van kostenbesparing aan de zijde van Menzis omdat hun verzekerden de zorg anders elders zouden hebben betrokken en Menzis daarvoor wel zou hebben moeten betalen, is niet voldoende onderbouwd. Daarnaast is Menzis niet verrijkt ten koste van Take Care, want Take Care had sowieso gelet op het niet voldoen aan de eis van voldoende gekwalificeerd personeel geen recht op vergoeding door Menzis en zij kan/ kon de kosten van verleende zorg (alsnog) aan haar klanten in rekening brengen.
4.10.
Take Care heeft gesteld dat een eventuele verplichting tot terugbetaling dient te worden gematigd naar evenredigheid met de mate waarin de schade aan Take Care zou moeten worden toegerekend en dat het niet aangaat dat Menzis jarenlang zonder onderzoek van de facturen heeft betaald, om dan aan Take Care het verwijt te maken dat niet aan de voorwaarden is voldaan.
Voor zover daarin een beroep op matiging op grond van artikel 6:248, tweede lid BW moet worden gelezen, overweegt de rechtbank dat Take Care, gelet op het feit dat zij zelf had kunnen vaststellen dat zij niet aan de vereisten voor dekking voor verleende zorg voldeed als zij de voorwaarden van Menzis erop had nageslagen en het feit dat niet gebleken is dat zij haar kosten niet meer geheel of gedeeltelijk kan declareren bij haar klanten, onvoldoende heeft onderbouwd dat het naar maatstaven van redelijk en billijkheid onaanvaardbaar is dat Menzis het hele bedrag van € 1.245.491,90 als onverschuldigd betaald kan terugvorderen.
4.11.
Wat betreft de verschuldigdheid van wettelijke rente over voornoemd bedrag overweegt de rechtbank als volgt. In geval van onverschuldigde betaling is voor het intreden van verzuim een ingebrekestelling nodig, tenzij de ontvanger het goed te kwader trouw heeft aangenomen. Dat zou hier het geval zijn als Take Care wist of vermoedde dat de betalingen op de facturen haar niet toekwamen. Een “behoren te weten” is onvoldoende. Menzis heeft weliswaar gesteld dat Take Care wist of vermoedde dat zij geen recht had op betaling, maar heeft nagelaten de concrete feiten en omstandigheden te noemen waarop zij dat baseert. De rechtbank is dan ook van oordeel dat Menzis onvoldoende feitelijk heeft onderbouwd dat Take Care de betalingen te kwader trouw heeft ontvangen. Nu geen andere grond is gesteld voor het intreden van verzuim vóór datum dagvaarding, zal de rechtbank de wettelijke rente per datum dagvaarding toewijzen.
4.12.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, zal de rechtbank Take Care veroordelen tot betaling van € 1.245.491,90, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
4.13.
Als in het ongelijk gestelde partij zal Take Care worden veroordeeld in de kosten van het geding, tot op dit vonnis aan de zijde van Menzis begroot op € 109,65 aan kosten van dagvaarding, € 4.200,- aan griffierecht en € 9.997,50 (2,5 punt x tarief VIII ad € 3.999,- per punt) aan salaris van haar advocaat, te vermeerderen met de nakosten ad € 163,-, dit te verhogen met € 85,- indien Take Care niet binnen veertien dagen na aanschrijving vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan en betekening plaatsvindt, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf de vijftiende dag na dagtekening van het vonnis en de wettelijke rente over de nakosten vanaf de vijftiende dag na betekening van het vonnis, zulks telkens tot aan de dag der algehele voldoening.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt Take Care tot betaling van € 1.245.491,90, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt Take Care in de kosten van het geding, tot op dit vonnis aan de zijde van Menzis begroot op € 109,65 aan kosten van dagvaarding, € 4.200,- aan griffierecht en
€ 9.997,50 aan salaris van haar advocaat, te vermeerderen met de nakosten ad € 163,-, dit te verhogen met € 85,- indien Take Care niet binnen veertien dagen na aanschrijving vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan en betekening plaatsvindt, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf de vijftiende dag na dagtekening van het vonnis en de wettelijke rente over de nakosten vanaf de vijftiende dag na betekening van het vonnis, zulks telkens tot aan de dag der algehele voldoening;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Haarhuis en in het openbaar uitgesproken op
5 januari 2022. [1]

Voetnoten

1.type: