Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.[eiseres sub 1] ,
[eiseres sub 2],
[eiseres sub 3],
1.[gedaagde sub 1] ,
[gedaagde sub 2],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 15 december 2021;
- de conclusie van antwoord in reconventie van [eiseressen c.s.] .;
- de producties 10 en 19 ingediend door [eiseressen c.s.] .
- de brief van mr. [A] van notariskantoor [A] d.d. 4 februari 2021 ingediend door [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] ;
- de (aantekeningen van de) mondelinge behandeling op 17 februari 2022, waarbij aanwezig waren:
Waar de overweging van toepassing is op zowel het testament als het levenstestament, staat er (levens)testament.
2.De samenvatting
De rechtbank oordeelt in deze procedure dat het testament en het levenstestament van 13 januari 2021 nietig zijn. [gedaagde sub 1] was toen door de ziekte van Alzheimer niet meer in staat tot een redelijke waardering van haar belangen. Het eerdere testament en het eerdere levenstestament van [gedaagde sub 1] herleven. Het bedrag aan pensioen van [gedaagde sub 1] dat tot nu toe op de rekening van [gedaagde sub 2] is gestort, hoeft niet te worden teruggestort omdat hier uitgaven voor [gedaagde sub 1] van zijn betaald.
3. De feiten in conventie en in reconventie
15 april 2021 schrijft Luyten (productie 6):
AnamneseZe begon over haar man. Dat ze al een hele tijd samen zijn, maar ze weet niet hoe lang. Ik zeg 8 jaar. ‘O ja’ zegt ze dan. Vervolgens heb ik gevraagd of ze wel zou willen trouwen. ‘Dat is misschien nog geen gek idee’ en dan ook in gemeenschap van goederen? O, daar houdt ze zich niet zo mee bezig.(…)
Tevens maakt VTT zich ernstig zorgen over de ontkenning van mentale problemen van [gedaagde sub 1] en zou [gedaagde sub 2] hierdoor [gedaagde sub 1] in levensgevaar kunnen brengen.
Rabobank extra betaalrekening: [1]
Rabobank basis rekening: [2]
Rabobank internetsparen: [3]
Rabobank periodesparen (01/01 nul): [4]
4.Het geschil
II. voor recht verklaart dat het op 13 januari 2021 ten overstaan van notaris [A] te Oldenzaal verleden testament van [gedaagde sub 1] nietig is;
III. voor recht verklaart dat het op 13 januari 2021 ten overstaan van notaris [A] te Oldenzaal verleden levenstestament van [gedaagde sub 1] nietig is;
IV. bepaalt dat [eiseressen c.s.] . gerechtigd zijn dit vonnis in te schrijven in het Centraal Testamentenregister;
VI. het op 13 januari 2021 ten overstaan van notaris [A] te Oldenzaal opgestelde testament van [gedaagde sub 1] vernietigt;
VII. voor recht verklaart dat het op 13 januari 2021 ten overstaan van notaris [A] te Oldenzaal verleden levenstestament d.d. 13 januari 2021 bij deurwaardersexploot van 15 september 2021 is vernietigd;
VIII. het op 13 januari 2021 ten overstaan van notaris [A] te Oldenzaal opgestelde levenstestament van [gedaagde sub 1] vernietigt;
IX. bepaalt dat [eiseressen c.s.] . gerechtigd zijn dit vonnis in te schrijven in het Centraal Testamentenregister;
14 september 2021;
XI. [gedaagde sub 2] veroordeelt in de proces- en nakosten van deze procedure.
in reconventie
1. voor recht verklaart dat aan de door [eiseressen c.s.] . gedane buitengerechtelijke vernietiging van het levenstestament geen werking toekomt gelet op het feit dat de vernietigingsgrond/vernietigingsbevoegdheden ontbreken;
2. voor recht verklaart dat [eiseressen c.s.] . jegens [gedaagde sub 1] onrechtmatig hebben gehandeld;
3. [eiseressen c.s.] . veroordelen tot het afleggen van de rekening en verantwoording over het feitelijk door hen gevoerde beheer over de bankzaken van [gedaagde sub 1] ;
4. [eiseressen c.s.] . veroordelen om de bankafschriften van de op naam van [gedaagde sub 1] staande bankrekeningen over de periode 1 april 2020 tot en met heden aan [gedaagde sub 1] over te leggen.
5.De beoordeling
Allereerst: is [gedaagde sub 1] in staat deze procedure te voeren
Op vragen van de behandelend rechter over de aanleiding van de mondelinge behandeling, de inhoud van de gespreksonderwerpen en de mening van [gedaagde sub 1] , kon [gedaagde sub 1] geen enkel antwoord geven.Zij wist ook niet precies wie mr. Ten Brummelhuis was en wat haar functie was, wel dat ze aardig was en dat mr. Ten Brummelhuis wel wist waar het hier over ging.
mr. Ten Brummelhuis refereert en zal er daarom van uitgaan dat mr. Ten Brummelhuis het standpunt van [gedaagde sub 1] weergeeft, in haar belang handelt en dat mr. Ten Brummelhuis inschat dat [gedaagde sub 1] in staat is om deze procedure te voeren. De rechtbank realiseert zich dat dit op gespannen voet staat met het inhoudelijke oordeel dat in dit vonnis wordt gegeven. Met de overwegingen onder dit kopje heeft de rechtbank kenbaar willen maken oog te hebben voor de kwetsbare positie van [gedaagde sub 1] , ook in deze juridische procedure.
[eiseressen c.s.] . niet ontvankelijk zijn in hun vorderingen. De aan de dochters gegeven volmacht bij het levenstestament van 8 februari 2019 is namelijk herroepen door het tweede levenstestament van 13 januari 2021. Er is dan ook geen sprake van dat de dochters als algemeen gevolmachtigden bevoegd zouden zijn om deze procedure te starten. Daarnaast voeren [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] nog aan dat de geheugenstoornissen kunnen worden veroorzaakt door de geneesmiddelen van [gedaagde sub 1] , waaronder Prednison. Nu [gedaagde sub 1] aan het afbouwen is met de Prednison, is niet uit te sluiten dat er een verbetering van de toestand van [gedaagde sub 1] zou kunnen ontstaan, waardoor zij ook in de toekomst weer in staat is haar testament te herroepen en/of te wijzigen. [eiseressen c.s.] . zijn niet te duiden als onmiddellijk betrokken persoon in de zin van artikel 3:302 BW. Ook is er geen voldoende belang in de zin van artikel 3:303 BW.
[eiseressen c.s.] . hebben belang bij een nietigverklaring c.q. vernietiging van het tweede (levens)testament. Krachtens het eerste levenstestament zijn [eiseressen c.s.] . als algemeen gevolmachtigden bevoegd deze procedure te starten. Als het levenstestament van
13 januari 2021 door deze rechtbank nietig zou worden verklaard dan wel vernietigd wordt, komt aan dit latere levenstestament geen werking meer toe en zal het eerste levenstestament van 8 februari 2019 van rechtswege gelden, aldus [eiseressen c.s.] . [eiseressen c.s.] . hebben ook belang bij een nietigverklaring c.q. vernietiging van het testament van 13 januari 2021, zodat op het moment van overlijden van [gedaagde sub 1] duidelijk is wie de erfgenamen zijn en de afwikkeling van de nalatenschap dadelijk ter hand kan worden genomen.
artikel 3:34 BW. Daarbij komt dat de enkele aanwezigheid van een geestelijke stoornis niet altijd betekent dat de wilsverklaring ook onder invloed van die stoornis is gedaan, omdat een geestelijke stoornis de waardering van de bij een uiterste wilsbeschikking betrokken belangen niet in alle gevallen hoeft te beletten. Dit zal mede afhangen van de ernst van die stoornis en de ingewikkeldheid van de desbetreffende wilsbeschikking.
[gedaagde sub 1] leed aan een geestelijke stoornis, dementie, en deze stoornis belette een redelijke waardering van haar belangen. [eiseressen c.s.] . verwijzen naar de verklaringen van geriater Luyten, meer specifiek naar de producties 11 en 12.
3 juli 2019, productie 11, staat dat Luyten een MRI heeft aangevraagd voor [gedaagde sub 1] omdat hem forse cognitieve stoornissen zijn opgevallen bij [gedaagde sub 1] . Ook blijkt uit de brief van Luyten dat er zeer forse headturning is vastgesteld, waarbij [gedaagde sub 2] het hele gesprek van en met [gedaagde sub 1] overneemt. Verder onderzoek was noodzakelijk. Tussen partijen is niet in geschil dat de MRI scan heeft plaatsgevonden en dat Luyten in augustus 2019 de diagnose Alzheimer gradatie 1 heeft gesteld. Na deze diagnose is [gedaagde sub 1] meerdere keren bij Luyten geweest. Uit het rapport van Luyten van 26 februari 2021 (productie 12) volgt dat [gedaagde sub 1] op 16 december 2020 ook voor een consult bij Luyten is geweest. Luyten heeft geconcludeerd dat bij [gedaagde sub 1] sprake is van een gevorderde dementie, CDR 2. Gelet op dit oordeel en gelet op de rapportages van Luyten, waarin hij heel feitelijk de reacties en het gedrag van [gedaagde sub 1] weergeeft, is voor de rechtbank duidelijk dat [gedaagde sub 1] door deze diagnose niet meer in staat is om haar wil te bepalen voor een (levens)testament. Op 5 maart 2021 heeft Luyten [gedaagde sub 1] opnieuw gezien, waarvan hij bij brief van 15 april 2021, productie 6, verslag heeft gedaan. Uit die verslaglegging volgt duidelijk dat Luyten zijn twijfels heeft aan de geldigheid van het nieuwe levenstestament van [gedaagde sub 1] en dat hij de dochters als wettelijk vertegenwoordigers beschouwt, een en ander conform het eerdere levenstestament van 8 februari 2019.
3 juli 2019 en 26 februari 2021, is de rechtbank van oordeel dat [gedaagde sub 1] op
13 januari 2021 niet meer in staat was tot een redelijke waardering van haar belangen. De rechtbank is van oordeel dat in het verweer van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] onvoldoende aanknopingspunten worden gevonden om te komen tot een andere conclusie. Uitgegaan moet worden van de wilsonbekwaamheid van [gedaagde sub 1] bij het tot stand komen van het (levens)testament.
9 april 2020 en [A] op 13 januari 2021. Beiden achtten [gedaagde sub 1] in staat tot een redelijke waardering van haar belangen en hebben geen aanleiding gezien om het stappenplan in werking te stellen en een VIA arts in te schakelen. De rechtbank heeft acht geslagen op het ‘Stappenplan beoordeling wilsbekwaamheid ten behoeve van notariële dienstverlening’. Hierin staat dat de diagnose ‘ziekte van Alzheimer’ een bijzondere indicator is om te twijfelen aan de geestelijke gesteldheid van de cliënt. De diagnose Alzheimer gradatie 1 is in augustus 2019 gesteld. Uit de brief kan niet worden afgeleid of de notarissen bij [gedaagde sub 1] navraag hebben gedaan naar de medische toestand van [gedaagde sub 1] . Dat de (kandidaat)notarissen zonder kennis te hebben genomen van haar medische toestand geen aanleiding hebben gezien om het stappenplan in werking te stellen, betekent niet dat in deze procedure aan de al voor die besprekingen gestelde diagnose voorbij moet worden gegaan.
Groep 1 (…) Personen met een zeer lichte (CDR 0,5) of lichte vorm (CDR 1) van dementie kunnen geschikt worden verklaard voor rijbewijzen van groep 1. Personen met een matige (CDR 2) of ernstige (CDR 3) vorm van dementie zijn altijd ongeschikt’. [1] Dat [gedaagde sub 1] toch een geldig rijbewijs heeft gekregen, kan daarom niet tot de conclusie leiden dat [gedaagde sub 1] wilsbekwaam is.
11 oktober 2021 van het Pensioenfonds (productie G). Het Pensioenfonds heeft twijfels over de vraag wie de bevoegde gevolmachtigde is, maar gaat er vanuit dat, totdat in hoger beroep uitspraak is gedaan over het geregistreerd partnerschap, [gedaagde sub 2] als gevolmachtigde moet worden aangemerkt op grond van het tweede levenstestament. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben niet gesteld dat het Pensioenfonds naar de geestelijke gesteldheid van [gedaagde sub 1] onderzoek heeft gedaan. Bovendien gaat de reactie van het Pensioenfonds over het geregistreerd partnerschap en niet over het (levens)testament. De beslissing van het Pensioenfonds doet dan ook geen afbreuk aan hetgeen door de rechtbank hiervoor is gezegd.
5.20. In het navolgende zal worden beoordeeld wat bovenstaande betekent voor de geldigheid van het testament en het levenstestament afzonderlijk.
algemeen’. Dat betekent dat ook het levenstestament nietig is grond van artikel 3:34 lid 2 BW.