ECLI:NL:RBOVE:2022:1504

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 mei 2022
Publicatiedatum
25 mei 2022
Zaaknummer
9612221 \ CV EXPL 21-5363
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S.J.S. Groeneveld - Koekkoek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over teruggave van een werkjas na beëindiging van een arbeidsovereenkomst

In deze zaak, die voor de Rechtbank Overijssel is behandeld, gaat het om een geschil tussen TRANS2DAY en een voormalige werknemer over de teruggave van een werkjas. De werknemer, gedaagde, heeft tijdens zijn dienstverband een werkjas ontvangen van de werkgever, eiser. Na beëindiging van het dienstverband heeft eiser een factuur gestuurd voor de jas, omdat gedaagde deze niet had teruggegeven. Gedaagde betwist echter dat er een afspraak was over de teruggave van de jas en stelt dat hij deze kan houden.

De procedure begon met een dagvaarding op 21 december 2021, gevolgd door een conclusie van antwoord van gedaagde en een conclusie van repliek van eiser. De kantonrechter heeft uiteindelijk op 17 mei 2022 vonnis gewezen. De rechter oordeelde dat gedaagde de factuur niet hoeft te betalen, omdat er geen duidelijke afspraak was over de teruggave van de jas. Eiser heeft niet aangetoond dat de jas in bruikleen was gegeven en er was ook geen sprake van verzuim, aangezien gedaagde niet in gebreke was gesteld voor het teruggeven van de jas.

De kantonrechter heeft de vordering van eiser afgewezen en geoordeeld dat eiser de proceskosten moet betalen. Gedaagde had verzocht om vergoeding van zijn kosten, maar dit werd slechts gedeeltelijk toegewezen. De rechter heeft bepaald dat eiser € 25,00 aan gedaagde moet betalen voor gemaakte verletkosten. Dit vonnis benadrukt het belang van duidelijke afspraken in arbeidsovereenkomsten, vooral met betrekking tot eigendommen die aan werknemers worden verstrekt.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 9612221 \ CV EXPL 21-5363
Vonnis van 17 mei 2022
in de zaak van
[eiser], handelend onder de naam
TRANS2DAY,
wonende en kantoorhoudende te [woonplaats] ,
eisende partij, hierna te noemen [eiser] ,
gemachtigde: M. Hennen (Juristu Incassodiensten B.V.)
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,
verschenen in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 21 december 2021;
- de e-mail van [gedaagde] van 6 januari 2022, aangemerkt als conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de brief van [gedaagde] van 19 april 2022, aangemerkt als conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte heeft de kantonrechter bepaald dat vonnis zal worden gewezen.

2.Inleiding

Waar de zaak over gaat

2.1.
Deze zaak gaat over een geschil dat is ontstaan na het einde van een arbeidsovereenkomst. [gedaagde] is in dienst geweest bij [eiser] . Tijdens zijn dienstverband heeft [gedaagde] een jas met de naam van het bedrijf erop van [eiser] ontvangen. Nu het dienstverband is geëindigd, wil [eiser] de jas terug. [gedaagde] heeft de jas echter niet teruggegeven. [eiser] heeft daarom een factuur gestuurd van € 84,25. Die heeft [gedaagde] niet betaald.
De vordering
2.2.
[eiser] wil nu dat [gedaagde] wordt veroordeeld om het bedrag van € 84,25 te betalen. Ook wil [eiser] dat [gedaagde] de rente, incassokosten en proceskosten betaalt.
Het verweer
2.3.
[gedaagde] voert aan dat hij nooit met [eiser] is overeengekomen dat hij de jas bij het einde van zijn dienstverband moest teruggeven. Daarnaast heeft hij meerdere malen aan [eiser] aangegeven dat [eiser] de jas kan komen halen. [gedaagde] wil graag dat hij de kosten die hij heeft moeten maken om verweer te voeren door [eiser] worden vergoed. Ook wil [gedaagde] dat [eiser] hem en zijn familie met rust laat.
Het geschil
2.4.
De vraag in dit geschil is of [gedaagde] de factuur van [eiser] moet betalen.

3.De beoordeling

3.1.
De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] de factuur niet hoeft te betalen. Die beslissing zal hierna worden toegelicht.
Geen bruikleen
3.2.
[eiser] heeft gesteld dat [gedaagde] de jas in bruikleen heeft gekregen en dat de jas daarom weer moet worden teruggegeven. De jas is eigendom van [eiser] en was bedoeld om te dragen tijdens de werkzaamheden die [gedaagde] voor [eiser] uitvoerde. Vanwege de kosten kon [eiser] de jas niet bij het begin van de werkzaamheden aan [gedaagde] verstrekken, maar kreeg [gedaagde] de jas pas op een later moment.
3.3.
[gedaagde] heeft uitvoerig beschreven hoe het kan dat hij de jas heeft gekregen en niet heeft geleend. Volgens [gedaagde] droeg hij de eerste twee jaar van zijn dienstverband bij [eiser] nog de kleding van Sunstock Holland. Op een gegeven moment vroeg [eiser] of [gedaagde] belang had bij een werkjas. Daarbij is volgens [gedaagde] niet afgesproken dat hij de jas weer moest teruggeven.
3.4.
[eiser] heeft niet toegelicht waaruit blijkt dat is afgesproken dat de jas in bruikleen is gegeven. Dat had hij wel moeten doen, zeker gelet op het verweer van [gedaagde] . [eiser] heeft niets gesteld over een mondelinge of schriftelijke afspraak om de jas weer terug te geven. Hij heeft ook niet onderbouwd waar anders uit zou blijken dat de jas is uitgeleend en niet is geschonken. Als werkgever had het op de weg van [eiser] gelegen om aan [gedaagde] duidelijk te maken dat de jas weer terug moest worden gegeven, door een heldere (schriftelijke) afspraak daarover te maken. Het is naar het oordeel van de kantonrechter niet per definitie zo dat gebruikte werkkleding weer moet worden ingeleverd. Bij gebrek aan een grondslag voor de vordering zal de vordering al worden afgewezen.
Geen verzuim
3.5.
Ook als er voor [gedaagde] wel een verplichting zou bestaan om de jas terug te geven, dan kan [eiser] niet zomaar een factuur sturen ter vervanging van het teruggeven van de jas. De arbeidsovereenkomst is beëindigd per 1 augustus 2021. Er bestond geen afspraak dat de jas op die datum moest worden teruggegeven. Op 8 augustus 2021 heeft [eiser] aan [gedaagde] gemaild:
“Je kan de jas bij ons terugbrengen op de [adres] te [plaats]. Anders stuur ik de rekening.”Op 15 augustus 2021 heeft [eiser] de factuur gestuurd. [eiser] heeft daarbij nagelaten om [gedaagde] een laatste termijn voor nakoming te geven. [gedaagde] is dus niet in verzuim geraakt met het teruggeven van de jas. [eiser] kon daarom nog geen schadevergoeding vorderen.
Conclusie
3.6.
De vordering van [eiser] tot betaling van de factuur zal worden afgewezen. Omdat [gedaagde] de factuur niet hoeft te betalen, hoeft hij ook de wettelijke rente en de incassokosten niet te betalen.
De verzoeken van [gedaagde]
3.7.
De vordering om te bepalen dat [eiser] de familie [gedaagde] met rust laat, is door [gedaagde] onvoldoende onderbouwd en zal worden afgewezen. De vordering tot het verwijderen van privégegevens heeft [gedaagde] te laat ingesteld. [eiser] heeft daar niet meer op kunnen reageren.
De proceskosten
3.8.
[eiser] wordt in het ongelijk gesteld. Daarom moet hij de proceskosten betalen. [eiser] heeft verzocht om een vergoeding van de door hem gemaakte kosten. Een partij die zonder gemachtigde procedeert, kan op grond van artikel 238 Rv vragen om vergoeding van noodzakelijke reis- en verblijfkosten en noodzakelijke verletkosten die gemaakt zijn door het bijwonen van een zitting. [gedaagde] is in persoon op de zitting van 11 januari 2022 verschenen. Daarom zal, mede gelet op de hoogte van de vordering en een gebrek aan onderbouwing van de daadwerkelijke kosten, een bedrag van € 25,00 worden toegekend aan verletkosten. Dat bedrag moet [eiser] aan [gedaagde] betalen.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
wijst de vordering af;
4.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] , tot op heden begroot op € 25,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J.S. Groeneveld - Koekkoek, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 17 mei 2022. (SB)