In deze zaak heeft de kantonrechter zich gebogen over de vraag of een verhuurder recht heeft op huurprijsindexering met terugwerkende kracht vanaf 1 april 2016. De eiser, de zoon van de oorspronkelijke verhuurder, vorderde een bedrag van € 80.480,25 aan achterstallige huur, gebaseerd op de indexering van de huurprijs. De gedaagde, een vennootschap onder firma, voerde verweer en stelde dat de verhuurder afstand had gedaan van het recht op indexering door jarenlang huurkortingen te verlenen en geen indexering toe te passen. De kantonrechter concludeerde dat de verhuurder inderdaad afstand had gedaan van het recht op indexering, omdat hij vanaf 2009 steeds kortingen had verleend zonder voorbehoud te maken voor indexering. De rechter oordeelde dat de gedaagde er op mocht vertrouwen dat de huurprijs niet meer geïndexeerd zou worden. De kantonrechter wees de vorderingen van de eiser af en veroordeelde hem in de proceskosten. Het vonnis benadrukt het belang van duidelijke afspraken en communicatie tussen verhuurder en huurder over huurprijsindexering.