ECLI:NL:RBOVE:2022:1594

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
25 mei 2022
Publicatiedatum
3 juni 2022
Zaaknummer
9795549 \ CV EXPL 22-811
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming en betaling van huurachterstand in kort geding tussen verhuurder en huurder

In deze zaak vorderen de eisers, [eiser sub 1] en [eiser sub 2], de ontruiming van twee aan de gedaagde verhuurde panden, te weten een kantoorruimte en een winkelruimte, alsook betaling van achterstallige huurpenningen, waarborgsommen, contractuele boetes en buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter heeft op 25 mei 2022 uitspraak gedaan in kort geding, waarbij de vorderingen van de eisers grotendeels zijn toegewezen. De gedaagde heeft niet kunnen aantonen dat hij de huur contant heeft betaald en heeft ook geen bewijs geleverd voor de gestelde gebreken aan de winkelruimte. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde in gebreke is gebleven met de huurbetalingen en dat er voldoende grond is voor ontruiming van de panden. De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, de waarborgsom en de contractuele boetes, alsook tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten. De ontruiming moet binnen zeven dagen na betekening van het vonnis plaatsvinden. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de gedaagde de huurprijs moet blijven betalen zolang hij na de datum van het vonnis in het gehuurde verblijft. De vordering tot betaling van wettelijke (handels)rente is afgewezen, omdat de kantonrechter oordeelt dat de boete in plaats komt van de schadevergoeding. De gedaagde is verder veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer : 9795549 \ CV EXPL 22-811
Vonnis in kort geding van 25 mei 2022
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,wonende te [woonplaats] ,

2.
[eiser sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
eisers, hierna afzonderlijk te noemen [eiser sub 1] , [eiser sub 2] en gezamenlijk te noemen [eiser c.s.] (mannelijke enkelvoud),
gemachtigde: mr. G. Yousef,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,
verschenen in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties van 22 april 2022,
- de mondelinge behandeling, gehouden op 12 mei 2022, waarbij zijn verschenen [eiser sub 1] , bijgestaan door mr. Yousef en [gedaagde] .
1.2.
Hierna volgt het vonnis.

2.De beslissing samengevat

2.1.
[eiser c.s.] vordert ontruiming van twee aan [gedaagde] verhuurde panden (een kantoorruimte en een winkelruimte) en veroordeling van [gedaagde] tot betaling van achterstallige huurpenningen, waarborgsommen, de wettelijke (handels)rente hierover, contractuele boetes en de buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter wijst de vorderingen toe (behalve de wettelijke (handels)rente over de huurpenningen) en de waarborgsom. [gedaagde] heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij de huur contant heeft betaald en hij heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat er gebreken zijn aan de winkelruimte.

3.De feiten

3.1.
[gedaagde] exploiteert een onderneming, handelende onder de naam [X 1] .
3.2.
[eiser sub 1] en [gedaagde] hebben in oktober 2021 een huurovereenkomst gesloten waarbij [gedaagde] vanaf 1 januari 2022 een winkelruimte gelegen aan [het adres 1] van [eiser sub 1] huurt. De huurprijs bedraagt € 1.564,35 per maand. Partijen spreken voor de eerste huurperiode (1 jaar en twintig maanden) af dat een huurkorting zal gelden van € 564,35 per maand, zodat de huurprijs voor deze periode € 1.000,00 per maand is.
3.3.
Op de bovengenoemde huurovereenkomst zijn de “Algemene Bepalingen Huurovereenkomst Winkelruimte en andere bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:290 BW” (hierna: de Algemene Bepalingen) van toepassing. Artikel 25.3 luidt, voor zover van belang:
“Telkens indien een uit hoofde van de huurovereenkomst door huurder verschuldigd bedrag niet prompt op de vervaldag is voldaan, verbeurt huurder aan verhuurder van rechtswege per kalendermaand vanaf de vervaldag van dat bedrag een direct opeisbare boete van 1 % van het verschuldigde per kalendermaand, waarbij elke ingetreden maand als een volle maand geldt, met een minimum van € 300 per maand. (…)”
3.4.
[eiser c.s.] en [gedaagde] zijn daarnaast een huurovereenkomst voor een kantoorruimte aan [het adres 2] met elkaar aangegaan voor de duur van vijf jaar ingaande op 6 december 2021. De huurprijs bedraagt € 300,00 per maand te vermeerderen met € 50,00 per maand voor de levering van gas en elektra. Op deze overeenkomst zijn geen algemene bepalingen van toepassing verklaard.

4.Het geschil

4.1.
[eiser c.s.] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad om:
a. [gedaagde] te veroordelen om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis het gehuurde, gelegen aan [het adres 1] te ontruimen en te verlaten met al degenen die zich daar van zijnentwege bevinden en al hetgeen zich daarin van zijnentwege bevindt, alsmede het gehuurde, onder overgifte van alle sleutels van het gehuurde, geheel ter vrije beschikking aan [eiser sub 1] te stellen, waarbij [eiser sub 1] gemachtigd wordt de ontruiming zonodig zelf te doen uitvoeren op kosten van [gedaagde] ;
b. [gedaagde] te veroordelen om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis het gehuurde, gelegen aan [het adres 2] te ontruimen en te verlaten met al degenen die zich daar van zijnentwege bevinden en al hetgeen zich daarin van zijnentwege bevindt, alsmede het gehuurde, onder overgifte van alle sleutels van het gehuurde, geheel ter vrije beschikking aan [eiser sub 1] te stellen, waarbij [eiser sub 1] gemachtigd wordt de ontruiming zonodig zelf te doen uitvoeren op kosten van [gedaagde] ;
c. [gedaagde] op bovenomschreven gronden ten aanzien van [het adres 1]
te veroordelen tot betaling van € 9.893,05, bestaande uit de huurachterstand tot
en met april 2022, de waarborgsom en de boetes, te vermeerderen met de wettelijke
handelsrente over dit bedrag vanaf 1 januari 2022, althans vanaf de dag der dagvaarding
tot aan de dag der algehele voldoening;
d. [gedaagde] op bovenomschreven gronden te veroordelen tot betaling van € 1.000,00 per
maand, voor iedere maand, een gedeelte van een maand voor een gehele gerekend, dat
[gedaagde] na datum vonnis tot ontruiming nog in het gehuurde verblijft;
e. [gedaagde] op bovenomschreven gronden ten aanzien van [het adres 2] te
veroordelen tot betaling van € 2.350,00, bestaande uit de huurachterstand tot en met april 2022, en de waarborgsom, te vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag
vanaf 1 januari 2022, althans vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele
voldoening;
f. [gedaagde] op bovenomschreven gronden te veroordelen tot betaling van € 350,00 per
maand, voor iedere maand, een gedeelte van een maand voor een gehele gerekend, dat
[gedaagde] na datum vonnis tot ontruiming nog in het gehuurde verblijft;
g. [gedaagde] te voordelen tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten van € 859,65
betreffende [het adres 1] ;
h. [gedaagde] te voordelen tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten van € 352,50
betreffende [het adres 2] ;
i. althans een zodanige beslissing te nemen als de kantonrechter in goede justitie meent te behoren;
j. met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure, alsmede in de
gebruikelijke nakosten.
Mr. Yousef heeft ter zitting naar voren gebracht dat punt c. van het petitum zo moet worden gelezen dat geen wettelijke handelsrente over de boete wordt gevorderd.
4.2.
[eiser c.s.] legt aan zijn vordering ten grondslag dat [gedaagde] tot op heden heeft nagelaten de huur en de waarborgsom voor het winkelpand en het kantoorpand te betalen. Hierdoor schiet [gedaagde] volgens [eiser c.s.] ernstig tekort in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst. Deze tekortkomingen rechtvaardigen volgens [eiser c.s.] ontbinding van de huurovereenkomst, alsmede een ontruiming van het gehuurde.
4.3.
[gedaagde] voert verweer.

5.De beoordeling

Spoedeisend belang
5.1.
Het spoedeisend belang van [eiser c.s.] om in kort geding te worden ontvangen is niet weersproken. [eiser c.s.] stelt onbetwisst dat hij financieel afhankelijk is van de inkomsten uit huur. Als in deze procedure komt vast te staan dat er sprake is van de betalingsachterstand zoals [eiser c.s.] die naar voren brengt, kan van hem niet gevergd worden dat de overeenkomst voortduurt en moet er worden betaald.
[het adres 1]
5.2.
Deze huurovereenkomst is gesloten tussen [eiser sub 1] en [gedaagde] . Mr. Yousef heeft niet toegelicht op grond waarvan [eiser sub 2] gerechtigd is tot het instellen van een vordering voor dit pand. Daarom zal hier alleen over [eiser sub 1] worden gesproken.
Huurachterstand
5.3.
[eiser sub 1] stelt dat de huurachterstand € 4.000,00 bedraagt (vier maanden). [gedaagde] heeft aangevoerd dat hij op 18 oktober 2021 een bedrag van € 5.500,00 (vijf en een halve maand huur) contant aan [eiser sub 1] heeft betaald in het bijzijn van getuigen en biedt hiervan bewijs aan. [eiser sub 1] betwist dat [gedaagde] de huur contant aan hem heeft betaald.
5.4.
Het verweer van [gedaagde] dat hij € 5.500,00 contant aan [eiser sub 1] heeft betaald dient als een bevrijdend verweer te worden aangemerkt, zodat op grond van artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (Rv) op [gedaagde] de bewijslast rust van zijn stelling. Een kort geding is een spoedprocedure en voor nader onderzoek en bewijslevering is – anders dan in een bodemprocedure – geen plaats. [gedaagde] heeft geen enkel (begin van) bewijs overgelegd van een contante betaling. [gedaagde] heeft daarmee niet aannemelijk gemaakt dat hij de huur contant aan [eiser sub 1] heeft betaald zodat de kantonrechter uitgaat van een huurachterstand van € 4.000,00.
5.5.
De kantonrechter begrijpt het andere verweer van [gedaagde] aldus dat het gehuurde niet voldeed aan de daaraan te stellen eisen en dat [gedaagde] hier pas achter kwam nadat hij de huur contant had betaald. Volgens [gedaagde] deugt de elektriciteit niet en is er sprake van brandgevaar in het gehuurde. [gedaagde] heeft ter zitting naar voren gebracht dat hij een rekening van € 800,00 kreeg voor stroom en dat hij hieruit afleidde dat er een hennepkwekerij in het gehuurde zat en dat er illegaal stroom werd afgetapt. [gedaagde] stelt dat de politie en een elektriciteitsbedrijf dit ook hebben vastgesteld en dat de desbetreffende stukken daarvan naar [eiser sub 1] zijn gestuurd.
[eiser sub 1] betwist dat sprake is van gebrekkige elektra, illegale aftap van stroom en brandgevaar. [eiser sub 1] heeft 10 en 14 februari 2022 een elektricien van ‘ [Z] Complete Installatie’ de elektra van het gehuurde laten controleren en die heeft geconstateerd dat het gehuurde stroom had en dat van brandgevaar geen sprake was. Er is niets vreemds aan het gebruik van de stroom aangetroffen. [eiser sub 1] betwist hij enige rapportage over brandgevaar en het illegaal aftappen van stroom van de betreffende instanties heeft ontvangen. Mr. Yousef heeft ter zitting laten weten dat hij op de hoogte was van dit verweer van [gedaagde] en dat hij de rapportages bij [gedaagde] heeft opgevraagd. [eiser sub 1] heeft hem deze stukken in het vooruitzicht gesteld maar mr. Yousef heeft ze niet ontvangen.
5.6.
Nu [eiser sub 1] gemotiveerd heeft betwist dat sprake is van gebrekkige elektra en brandgevaar en [gedaagde] dit verder niet heeft onderbouwd, is de kantonrechter van oordeel dat [gedaagde] deze door hem gestelde gebreken onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt. Verwezen wordt ook naar 5.4. Voor nadere bewijslevering is in deze procedure geen plaats.
5.7.
De kantonrechter komt tot de conclusie dat [gedaagde] de huurachterstand van
€ 4.000,00 aan [eiser sub 1] dient te voldoen. Hetzelfde geldt voor de betaling van de huurprijs van € 1.000,00 per maand zolang [gedaagde] na datum vonnis tot ontruiming nog in het gehuurde verblijft. Op dit punt is geen verweer gevoerd.
Waarborgsom
5.8.
[eiser sub 1] stelt dat [gedaagde] op grond van artikel 7.1 van de huurovereenkomst in samenhang met artikel 26.1 van de Algemene Bepalingen voor of bij het aangaan van de huurovereenkomst een waarborgsom verschuldigd is van drie maanden huur. Dit betekent dat [gedaagde] een waarborgsom van € 4.693,05 (3 x € 1.564,35) aan [eiser sub 1] dient te betalen. [gedaagde] heeft erkend dat hij deze waarborgsom verschuldigd is. Deze vordering zal worden toegewezen.
Betaling boete
5.9.
Op grond van de toepasselijke Algemene Bepalingen is [gedaagde] een boete verschuldigd tot een minimumbedrag van € 300,00 per maand. [eiser sub 1] vordert een contractuele boete van in totaal € 1.200,00 voor de maanden januari tot en met april 2022 op grond van artikel 18.2 van de Algemene Bepalingen. De kantonrechter begrijpt, gelet op de Algemene Bepalingen, dat [eiser sub 1] de boete vordert op grond van artikel 25.3 in plaats van artikel 18.2. [gedaagde] heeft ter zitting naar voren gebracht dat hij de Algemene Bepalingen van [eiser sub 1] heeft ontvangen en hij heeft ook geen verweer gevoerd tegen de boete. De kantonrechter wijst de boete toe, nu aannemelijk is geworden dat [gedaagde] een huurachterstand heeft van vier maanden en de waarborgsom niet heeft betaald.
Wettelijke handelsrente over de achterstallige huurpenningen en de waarborgsom
5.10.
[eiser c.s.] maakt aanspraak op de wettelijke handelsrente over de achterstallige huur en de waarborgsom. De wettelijke (handels)rente betreft een schadevergoeding voor vertraging in de voldoening van een geldsom. Met het boetebeding van artikel 25.3 van de Algemene Bepalingen zijn partijen een van de wet afwijkende regeling overeengekomen voor de schade door vertraging in de betaling van een uit hoofde van de huurovereenkomst door huurder verschuldigd bedrag. Artikel 6:92 lid 2 BW bepaalt dat wat op grond van een boetebeding verschuldigd is, in de plaats treedt van de schadevergoeding op grond van de wet. Dit betekent dat de schuldeiser niet én boete én schadevergoeding kan vorderen. Dit is slechts anders als partijen zijn overeengekomen dat zowel de wettelijke schadevergoeding als de boete verschuldigd is. In artikel 25.3 van de Algemene Bepalingen is niet bepaald dat de boete verschuldigd is onverminderd de rechten op schadevergoeding uit anderen hoofde. [eiser sub 1] heeft ook niet gesteld dat partijen op een andere wijze zijn overeengekomen dat zowel de wettelijke handelsrente als de boete kan worden gevorderd. Artikel 6:92 lid 2 BW brengt dus mee dat [eiser sub 1] alleen aanspraak kan maken op de contractuele boete. De vordering tot vergoeding van wettelijke (handels)rente over de achterstallige huurpenningen en de waarborgsom zal dan ook als ongegrond worden afgewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
5.11.
[eiser sub 1] maakt aanspraak op een bedrag van € 859,65 aan buitengerechtelijke incassokosten. [gedaagde] heeft hiertegen geen specifiek verweer gevoerd.
De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is, nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. Verder stelt de kantonrechter vast dat [eiser sub 1] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. De kantonrechter zal het toe te wijzen bedrag berekenen aan de hand van het in het Besluit bepaalde tarief. Uitgaande van de toegewezen hoofdsom van € 9.893,05 is het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten toewijsbaar.
Ontruiming
5.12.
Wat betreft de gevorderde ontruiming geldt dat voor toewijzing van een dergelijke vordering in kort geding slechts dan plaats is, indien met een grote mate van waarschijnlijkheid kan worden aangenomen dat in een bodemprocedure de ontbinding van de huurovereenkomst en daarmee de ontruiming van het gehuurde zullen worden toegewezen.
5.13.
Aannemelijk is geworden dat [gedaagde] een huurachterstand van vier maanden ten bedrage van € 4.000,00 heeft laten ontstaan, de waarborgsom niet heeft betaald en de huur nog steeds niet betaalt. Er is niet aannemelijk gemaakt dat er sprake is van een tekortkoming. Daarom is het zeer waarschijnlijk dat de ontbinding van de huurovereenkomst in een bodemprocedure zal worden toegewezen. De gevorderde ontruiming zal dan ook worden toegewezen.
[het adres 2]
5.14.
Deze huurovereenkomst is gesloten tussen [eiser sub 1] en [eiser sub 2] enerzijds en [gedaagde] anderzijds. Daarom zal hier over [eiser c.s.] worden gesproken.
Huurachterstand en waarborgsom
5.15.
[eiser c.s.] stelt dat de huurachterstand met betrekking tot de [het adres 2] een bedrag van € 1.750,00 bedraagt (vijf maanden). Volgens [eiser c.s.] heeft [gedaagde] daarnaast de waarborgsom van € 600,00 onbetaald gelaten, waardoor [gedaagde] in totaal een bedrag van € 2.350,00 verschuldigd is.
[gedaagde] voert aan dat hij een contante betaling van € 3.500,00 heeft gedaan.
5.16.
Verwezen wordt naar 5.4. Zoals de kantonrechter daar al heeft geoordeeld, heeft [gedaagde] van een contante betaling geen enkel bewijs laten zien zodat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat er huur is betaald. [gedaagde] heeft niet betwist dat hij de waarborgsom onbetaald heeft gelaten. Voor zover [gedaagde] zich op het standpunt stelt dat hij niet hoefde te betalen vanwege de door hem gestelde problemen in de [het adres 1] , heeft [gedaagde] niet aangetoond waarom die problemen iets te maken hebben met de huurovereenkomst voor het pand aan de [het adres 2] . De kantonrechter wijst de vordering met betrekking tot de huurachterstand en de waarborgsom dan ook toe.
5.17.
[eiser c.s.] vordert daarnaast betaling van de huurprijs van € 350,00 per maand, voor iedere volgende maand dat [gedaagde] na datum vonnis tot ontruiming nog in het gehuurde verblijft. Op dit punt is geen verweer gevoerd. Deze vordering zal worden toegewezen.
Wettelijke rente
5.18.
[eiser c.s.] maakt aanspraak op de wettelijke rente over de huurachterstand en de waarborgsom vanaf 1 januari 2022, althans vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening.
5.19.
De kantonrechter constateert dat partijen in de huurovereenkomst ten aanzien van de waarborgsom het volgende hebben opgenomen in artikel 5.1:
“Bij ondertekening van deze overeenkomst is huurder€ 600,-verschuldigd aan verhuurder als waarborgsom voor een juiste nakoming van de verplichtingen die voor huurder uit deze overeenkomst voortvloeien.(…)”De huurovereenkomst is op 11 januari 2022 ondertekend door partijen. Nu [gedaagde] niet is overgegaan tot betaling van de waarborgsom op de door partijen afgesproken datum van 11 januari 2022, is hij vanaf 11 januari 2022 in verzuim. De kantonrechter zal de wettelijke rente over de waarborgsom dan ook toewijzen vanaf 11 januari 2022. De kantonrechter constateert verder dat partijen over de betaling van de huurprijs in artikel 3.3. het volgende hebben opgenomen:
“De huurprijs en het voorschot op de vergoeding voor bijkomende leveringen en diensten zijn bij vooruitbetaling verschuldigd, steeds te voldoen vóór of op de eerste dag van de periode waarop de betaling betrekking heeft op de door verhuurder aangegeven wijze.”
Op de facturen is ook vermeld dat het bedrag dient te worden overgemaakt op de eerste dag van de betreffende maand. De kantonrechter zal de wettelijke rente toewijzen vanaf de vervaldata van de facturen, zijnde de eerste dag van de betreffende maand.
Buitengerechtelijke incassokosten
5.20.
[eiser c.s.] maakt aanspraak op een bedrag van € 352,50 aan buitengerechtelijke incassokosten. [gedaagde] heeft hiertegen geen specifiek verweer gevoerd.
De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is, nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. Verder stelt de kantonrechter vast dat [eiser c.s.] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
Ontruiming
5.21.
Aannemelijk is geworden dat [gedaagde] een huurachterstand van vijf maanden ten bedrage van € 1.750,00 heeft laten ontstaan, de waarborgsom niet heeft betaald en de huur nog steeds niet betaalt. Er is niet aannemelijk gemaakt dat er sprake is van een tekortkoming. Daarom is het zeer waarschijnlijk dat de ontbinding van de huurovereenkomst in een bodemprocedure zal worden toegewezen. De gevorderde ontruiming zal dan ook worden toegewezen.
[het adres 1] en [het adres 2]
5.22.
De verzochte machtiging van [eiser c.s.] om de ontruiming zo nodig zelf te doen uitvoeren op kosten van [gedaagde] zal worden afgewezen, nu deze niet op de wet berust. Artikel 556 lid 1 Rv schrijft voor dat de gedwongen ontruiming geschiedt door een deurwaarder. Onverenigbaar met die regel is dat de kantonrechter [eiser c.s.] zou machtigen om zelf de ontruiming te bewerkstelligen. De deurwaarder behoeft geen rechterlijke machtiging om bevoegd te zijn de hulp van de sterke arm in te roepen. Die bevoegdheid ontleent hij immers rechtstreeks aan artikel 557 Rv, waarin artikel 444 Rv van overeenkomstige toepassing wordt verklaard.
5.23.
[eiser c.s.] heeft niet gesteld aan wie de gevorderde bedragen moeten worden betaald en de kantonrechter zal daar niets over opnemen. Uitgangspunt zal zijn dat verplichtingen uit de twee huurovereenkomsten gelden voor de partijen zoals in de aanhef van de overeenkomsten zijn genoemd.
Proceskosten
5.24.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. De kosten aan de zijde van [eiser c.s.] worden begroot op:
- dagvaarding € 127,42
- griffierecht € 693,00
- salaris gemachtigde
€ 498,00
- Totaal € 1.318,42
5.25.
De gevorderde nakosten zullen conform de landelijke aanbeveling worden begroot op het tarief van een halve punt van het salaris van de gemachtigde met een maximum van € 124,00. Gelet op het salaris van de gemachtigde in deze zaak zal € 124,00 worden toegewezen.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis het gehuurde, gelegen aan [het adres 1] te ontruimen en te verlaten met al degenen die zich daar van zijnentwege bevinden en al hetgeen zich daarin van zijnentwege bevindt, alsmede het gehuurde, onder overgifte van alle sleutels van het gehuurde, geheel ter vrije beschikking aan [eiser sub 1] te stellen,
6.2.
veroordeelt [gedaagde] om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis het gehuurde, gelegen aan [het adres 2] te ontruimen en te verlaten met al degenen die zich daar van zijnentwege bevinden en al hetgeen zich daarin van zijnentwege bevindt, alsmede het gehuurde, onder overgifte van alle sleutels van het gehuurde, geheel ter vrije beschikking aan [eiser sub 1] en [eiser sub 2] te stellen,
6.3.
veroordeelt [gedaagde] ten aanzien van [het adres 1] tot betaling van
€ 9.893,05, bestaande uit de huurachterstand tot en met april 2022, de waarborgsom en de boetes,
6.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 1.000,00 per maand, voor iedere maand, een gedeelte van een maand voor een gehele gerekend, dat [gedaagde] na datum vonnis tot ontruiming nog in het gehuurde verblijft.
6.5.
veroordeelt [gedaagde] ten aanzien van [het adres 2] tot betaling:
- € 1.750,00 ter zake van de huurachterstand tot en met april 2022, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vervaldata van de facturen, tot aan de dag der algehele voldoening,
- € 600,00 ter zake van de waarborgsom, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 januari 2022 tot aan de dag der algehele voldoening,
6.6.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 350,00 per maand, voor iedere maand, een gedeelte van een maand voor een gehele gerekend, dat [gedaagde] na datum vonnis tot ontruiming nog in het gehuurde verblijft,
6.7.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 859,65 aan buitengerechtelijke incassokosten betreffende [het adres 1] ,
6.8.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 352,20 aan buitengerechtelijke incassokosten betreffende [het adres 2] ,
6.9.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure tot op heden aan de zijde van [eiser c.s.] begroot op € 1.318,42, waaronder € 498,00 wegens het salaris van de gemachtigde en de nakosten tot op heden aan de zijde van [eiser c.s.] begroot op € 124,00
(0,5 punt x liquidatietarief met een maximum van € 124,00),
6.10.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.11.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Smedes, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 25 mei 2022. (ef)