ECLI:NL:RBOVE:2022:1613

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
7 juni 2022
Publicatiedatum
7 juni 2022
Zaaknummer
08.145229.21 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor ontucht met minderjarige stiefdochter en vriendinnetje

Op 7 juni 2022 heeft de Rechtbank Overijssel een 41-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden voor het plegen van ontucht. De man heeft gedurende bijna zeven jaar ontuchtige handelingen gepleegd bij zijn minderjarige stiefdochter en tijdens een logeerpartij ook bij haar vriendinnetje. De rechtbank oordeelde dat de man de lichamelijke en psychische integriteit van de meisjes ernstig heeft geschonden en dat hij geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden. Naast de gevangenisstraf moet de man ook een schadevergoeding van in totaal 12.500 euro aan de slachtoffers betalen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie heeft de man aangeklaagd, en de verdediging heeft gepleit voor vrijspraak. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er voldoende bewijs was om de man schuldig te verklaren voor de ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers als betrouwbaar beoordeeld en heeft vastgesteld dat de man zich schuldig heeft gemaakt aan de bewezenverklaarde feiten, die zijn strafbaar gesteld in de artikelen 245 juncto 248 en 249 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.145229.21 (P)
Datum vonnis: 7 juni 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1980 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 24 mei 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. drs. T. van Haaren - Paulus en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. K. Kok, advocaat in Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:in de periode van 6 november 2011 tot en met 31 augustus 2018 meermaals ontucht heeft gepleegd met zijn toen minderjarige stiefdochter [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] );
feit 2:zich in de periode van 1 januari 2016 tot en met 29 februari 2016 schuldig heeft gemaakt aan het seksueel binnendringen bij [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ), die de leeftijd van zestien nog niet had bereikt en die aan zijn zorg of waakzaamheid was toevertrouwd (primair), dan wel ontucht heeft gepleegd met die [slachtoffer 2] (subsidiair).
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 6 november 2011 tot en met 31 augustus 2018 te Staphorst ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig stiefkind, althans een aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 2] 2003) door
- de hand van die [slachtoffer 1] op/om zijn penis te leggen en/of zich af te trekken met de hand van die [slachtoffer 1] en/of
- de billen, althans het lichaam van die [slachtoffer 1] te betasten;
2
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 29 februari 2016 te Staphorst met [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum 3] 2003), zijnde een aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , te weten
- het brengen van zijn hand in de onesie en/of in de onderbroek van die [slachtoffer 2] en/of
- het betasten van de vagina, althans de schaamstreek van die [slachtoffer 2] en/of
- het brengen van zijn vinger(s) in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 2] ;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 29 februari 2016 te Staphorst met [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum 3] 2003), zijnde een aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het brengen van zijn hand in de onesie en/of in de onderbroek van die [slachtoffer 2] en/of
- het betasten van de vagina, althans de schaamstreek van die [slachtoffer 2] .

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 ten laste gelegde, wat betreft het eerste gedachtestreepje, te weten “de hand van die [slachtoffer 1] om verdachtes penis te leggen en zich af te trekken met de hand van die [slachtoffer 1] ”, en het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Verdachte dient volgens de officier van justitie van het tweede gedachtestreepje van het onder 1 ten laste gelegde partieel te worden vrijgesproken, vanwege het ontbreken van voldoende wettig bewijs.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten, omdat het dossier onvoldoende wettig bewijs bevat die de verklaringen van aangeefsters [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ondersteunen. Verder heeft de raadsman aangevoerd dat de verklaring van [slachtoffer 1] onbetrouwbaar is en dient te worden uitgesloten van het bewijs.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Inleiding
Bij zedenzaken doet zich vaak de situatie voor dat er slechts twee personen aanwezig waren bij de seksuele handelingen: het vermeende slachtoffer en de vermeende dader. Dit is in de zaken van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ook het geval. In de zaak van [slachtoffer 2] was weliswaar een derde persoon aanwezig in de slaapkamer, te weten [slachtoffer 1] , maar die lag te slapen en heeft niets van de vermeende seksuele handelingen meegekregen. Als de verdachte zwijgt of ontkent kan het seksueel misbruik worden bewezen indien de verklaring van het slachtoffer betrouwbaar is en voldoende steun vindt in enig ander bewijsmiddel.
Nu verdachte in onderhavige zaken ontkent ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of voor de verklaringen van de aangeefsters, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , voldoende steunbewijs in het dossier aanwezig is. Die ondersteuning hoeft niet te zien op de ontuchtige handelingen zelf. Het is voldoende wanneer de verklaring van de aangeefster op onderdelen steun vindt in andere bewijsmiddelen, afkomstig van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. Indien een verklaring van een getuige (mede) een zelfstandige, eigen waarneming inhoudt ten aanzien van de emotionele of fysieke toestand van de aangeefster op het moment dat het strafbare feit plaatsvindt, of vlak daarna, kan die waarneming voldoende steunbewijs opleveren voor het bewezen verklaarde.
4.3.2
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
De rechtbank neemt de verklaring van [slachtoffer 1] als uitgangspunt voor het bewijs en heeft geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van die verklaring. [slachtoffer 1] is destijds naar haar moeder toegegaan en heeft verteld wat verdachte bij haar had gedaan. Later heeft zij een brief geschreven aan haar moeder waarin zij hetzelfde verhaal opnieuw heeft verteld. [slachtoffer 1] heeft gedetailleerd en consistent verklaard over wat er is gebeurd. Zij heeft over specifieke details verklaard, die zij aan meerdere mensen op verschillende tijdstippen heeft verteld. Haar verklaring is authentiek en de rechtbank is van oordeel dat die verklaring betrouwbaar is.
De rechtbank is van oordeel dat het dossier voldoende wettig bewijs bevat dat de verklaring van [slachtoffer 1] ondersteunt. [slachtoffer 1] heeft aan meerdere mensen in haar omgeving verteld wat verdachte met haar heeft gedaan en die getuigen hebben allen een emotionele toestand bij [slachtoffer 1] waargenomen. Zo beschrijven de vader en moeder van [slachtoffer 1] los van elkaar dat [slachtoffer 1] moest huilen toen ze aan hen vertelde wat verdachte had gedaan. Ook [getuige 1] verklaart dat [slachtoffer 1] moest huilen en dat ze opgelucht leek. Toen [slachtoffer 1] het aan [getuige 2] vertelde kon zij merken dat [slachtoffer 1] bang en verdrietig was. [slachtoffer 1] ’s ex-vriendje [getuige 3] verklaart dat [slachtoffer 1] traanogen kreeg en dat zij een beetje beefde. Ook verklaart [getuige 3] dat toen zij een beetje begonnen met vrijen [slachtoffer 1] het expres rustig aan wilde doen, omdat ze weer dacht aan wat [verdachte] deed en er daarom een beetje bang voor was. [getuige 4] , de vriendin van de vader van [slachtoffer 1] , verklaart dat het leek alsof er iets bij [slachtoffer 1] knapte. Ze zag dat [slachtoffer 1] angstig was en verdriet had. Zij en [slachtoffer 1] moesten beiden huilen.
Ten aanzien van het aantal keren dat de ontucht in de ten laste gelegde periode is gepleegd overweegt de rechtbank dat de aangifte steun vindt in de verklaring van getuige [getuige 5] , die verklaart dat [slachtoffer 1] elke keer aan haar vertelde als het was gebeurd.
De rechtbank is daarom van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van ontucht met [slachtoffer 1] door op meerdere tijdstippen in de periode van 6 november 2011 tot en met 31 augustus 2018 de hand van [slachtoffer 1] op/om zijn penis te leggen en zich af te trekken met de hand van [slachtoffer 1] .
De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig bewijs bevat om te komen tot een bewezenverklaring van het door verdachte betasten van de billen, althans het lichaam van [slachtoffer 1] . De rechtbank zal verdachte daar dan ook partieel van vrijspreken.
4.3.3
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
[slachtoffer 2] heeft bij de politie verklaard dat verdachte zijn hand in haar onderbroek heeft gestoken, langs haar schaamstreek wreef en met zijn vinger in haar vagina is gegaan. Nadat verdachte uit de slaapkamer was vertrokken heeft [slachtoffer 2] haar vriendin [slachtoffer 1] wakker gemaakt en gezegd dat zij zich niet lekker voelde en dat zij naar huis wilde. [slachtoffer 2] is vervolgens opgehaald door haar vader.
De rechtbank is van oordeel dat het dossier voldoende wettig bewijs bevat dat de verklaring van [slachtoffer 2] ondersteunt. Zo heeft de vader van [slachtoffer 2] verklaard dat hij die dag goed kan herinneren omdat hij [slachtoffer 2] nooit hoefde op te halen omdat ze ziek was of heimwee had. Toen hij [slachtoffer 2] ophaalde oogde zij aangeslagen. Verder heeft [slachtoffer 2] kort na het incident over het misbruik door verdachte verteld aan haar vriendin [getuige 6] . [getuige 6] heeft verklaard dat [slachtoffer 2] bang klonk toen ze het vertelde. [slachtoffer 2] heeft tegen haar gezegd dat zij niet wist wat ze moest doen en dat zij zich vies voelde. [getuige 6] zag aan haar gezicht dat ze het echt niet leuk vond en dat ze niet wist wat ze ermee aan moest. [slachtoffer 2] vertelde het op een toon dat ze echt bang was.
Tot slot heeft de vader van [slachtoffer 1] verklaard dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] veel met elkaar om gingen, maar dat deze omgang na het logeerpartijtje plotseling ophield. [slachtoffer 1] begreep niet waarom en was hier verdrietig om.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte seksueel is binnengedrongen bij [slachtoffer 2] , terwijl zij de leeftijd van twaalf, maar nog niet de leeftijd van zestien jaren had bereikt en terwijl zij aan de zorg of waakzaamheid van verdachte was toevertrouwd, zoals primair ten laste gelegd.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij op meerdere tijdstippen in de periode van 6 november 2011 tot en met 31 augustus 2018 te Staphorst ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig stiefkind, te weten [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 2] 2003) door
- de hand van die [slachtoffer 1] om zijn penis te leggen en zich af te trekken met de hand van die [slachtoffer 1] ;
2 primair
hij in de periode van 1 januari 2016 tot en met 29 februari 2016 te Staphorst met [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum 3] 2003), zijnde een aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , te weten
- het brengen van zijn hand in de onesie en in de onderbroek van die [slachtoffer 2] en
- het betasten van de vagina van die [slachtoffer 2] en
- het brengen van zijn vinger in de vagina en tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 2] .
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 245 juncto 248 en 249 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: ontucht plegen met zijn minderjarig stiefkind, meermalen gepleegd;
feit 2 primair
het misdrijf: met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake de bewezen verklaarde feiten te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gelet op de bepleite integrale vrijspraak geen standpunt ingenomen wat betreft de op te leggen straf.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich gedurende een lange periode van bijna zeven jaren meermalen schuldig gemaakt aan het plegen van ontucht met zijn toen minderjarige stiefkind [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] was pas acht jaar oud toen de ontuchtelijke handelingen begonnen. Zij beschouwde verdachte als haar stiefvader en vertrouwde hem. Verdachte heeft dit vertrouwen ernstig beschaamd en haar belangen volledig terzijde geschoven. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het seksueel binnendringen van het lichaam van de toen twaalfjarige [slachtoffer 2] , die op dat moment bij [slachtoffer 1] aan het logeren was. Verdachte heeft misbruik gemaakt van een kwetsbaar jong meisje dat op dat moment aan zijn zorg was toevertrouwd. Dit zijn zeer ernstige strafbare feiten. Verdachte heeft met zijn handelen de lichamelijke en psychische integriteit van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op ernstige wijze geschonden. De rechtbank weegt verder mee dat verdachte op geen enkele wijze verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen. Hij heeft klaarblijkelijk geen aandacht gegeven aan de mogelijke gevolgen van zijn handelen en heeft enkel rekening gehouden met zijn eigen behoeftes. De rechtbank rekent dit alles verdachte zeer aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 22 april 2022, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van het over verdachte opgemaakte reclasseringsadvies van 8 februari 2022. De ontkenning van verdachte en zijn negatieve houding ten opzichte van hulpverlening maakt dat de reclassering geen aanknopingspunten ziet voor inzet van reclasseringsinterventies. De reclassering adviseert daarom een straf zonder bijzondere voorwaarden. De reclassering ziet verder geen contra-indicaties voor het opleggen van een gevangenisstraf.
Gezien de ernst van de gepleegde feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank ziet geen aanleiding om een deel daarvan voorwaardelijk op te leggen.
Alles afwegende acht de rechtbank oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vorderingen van de benadeelde partijen
[slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) heeft zich ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces en vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 15.000,-- (vijftienduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde schade bestaat uit immateriële schade.
[slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) heeft zich ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces en vordert verdachte te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 2.500,-- (tweeduizend vijfhonderd euro) aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
Wat betreft de vordering van [slachtoffer 1] heeft de officier van justitie het standpunt ingenomen dat het gevorderde bedrag, gelet op de partiële vrijspraak ten aanzien van het tweede gedachtestreepje van het onder 1 ten laste gelegde, dient te worden gematigd en verzoekt de rechtbank daarbij gebruik te maken van haar schattingsbevoegdheid.
Wat betreft de vordering van [slachtoffer 2] heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat die volledig toewijsbaar is.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat beide benadeelde partijen, gelet op de bepleite vrijspraak, niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard in hun vordering. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [slachtoffer 1] dient te worden gematigd.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
Wat betreft de vordering van [slachtoffer 1] is de rechtbank van oordeel dat vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. De begroting van de omvang van immateriële schade is voorbehouden aan de rechter. De rechtbank schat de omvang van de immateriële schade op de voet van het bepaalde in artikel 6:106 BW naar maatstaven van billijkheid op € 10.000,-- waarbij in het bijzonder is gelet op de aard en duur van het misbruik en de gevolgen die dit voor [slachtoffer 1] heeft gehad. De rechtbank zal de vordering voor dat deel toewijzen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan, en de vordering voor het overige afwijzen.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2] is de rechtbank van oordeel dat de opgevoerde schadepost niet is betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk is. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 2.500,-- (tweeduizend vijfhonderd euro), te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen hebben verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting in het geval van [slachtoffer 1] worden aangevuld met 85 dagen gijzeling en in het geval van [slachtoffer 2] met 35 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen en artikel 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, het misdrijf: ontucht plegen met zijn minderjarig stiefkind, meermalen gepleegd;
feit 2 primair, het misdrijf: met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 2 primair bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 10.000,-- (bestaande uit immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van € 10.000,-- (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 augustus 2018);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 10.000,--, (zegge: tienduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 augustus 2018 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 85 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 2.500,-- (bestaande uit immateriële schade);
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van een bedrag van € 2.500,-- (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 februari 2016);
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. de Loor, voorzitter, mr. A. van Holten en
mr. A.S. Metgod, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.C. Folkerts, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2022.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Koninklijke Marechaussee, Brigade Recherche, Afdeling Specialistische Opsporing, Bureau Zeden, met nummer 21042313004463 (onderzoek CERATO/ ONRBC20419). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 1
1.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 1] van 25 november 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 72 t/m 75):
Het was altijd wanneer ik in bed lag. [verdachte] pakte mijn hand en trok zichzelf daarmee af. Zijn penis was op dat moment hard. Hij pakte zijn hand om mijn hand heen, sloot mijn vingers zodat mijn hand om zijn penis kwam te zitten en maakte een trekkende beweging om zijn penis. Het voelde warm en zacht. Ik voelde mijn hand over het vel dat meeging toen ik met mijn hand een aftrekkende beweging maakte. Ik was altijd wakker als hij in mijn kamer kwam. Ik hoorde vaak zijn onderbroeksrand tegen zijn buik kletsen.
Dit gebeurde ongeveer vanaf mijn 8e jaar tot en met het moment dat ik het mijn moeder heb verteld in de zomer van 2018. Hij deed dit een aantal keren per jaar.

2.

Het proces-verbaal van aangifte met bijlage van [naam] , namens [slachtoffer 1] , van 29 augustus 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 61):

V: Wat stond er in de brief?
A: Ze schreef dat een en ander drie jaren geleden had plaatsgevonden. Deze brief was geschreven in de zomer van 2018. Ze vertelde dat ze [verdachte] moest masturberen.
V: Hoe reageerde [slachtoffer 1] ?
A: Ze moest veel huilen.

3.

Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 7] van 29 maart 2021, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 258):

[slachtoffer 1] kwam samen met [getuige 4] bij mij en gaf mij die brief. Toen moest ze ook huilen.
4.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] van 8 december 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 90):
Daarna zei ze dat ze dat ook wel verwacht had omdat [verdachte] ook wel eens wat bij haar gedaan had. Uiteindelijk heeft [slachtoffer 1] het wel verteld. Ze moest erbij huilen. Ik had wel het idee dat ze opgelucht was.
5.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] van 17 februari 2021, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 195):
[slachtoffer 1] vertelde mij dat [verdachte] bij haar op de kamer kwam en dat zij de piemel van [verdachte] vast moest houden in haar slaap. Toen [slachtoffer 1] dit vertelde was zij verdrietig. Ze moest niet huilen maar je kon merken dat ze bang en verdrietig was.

6.

Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] van 10 december 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 153, 155):

V:Wat heeft [slachtoffer 1] jou allemaal verteld?
A: Dat hij haar probeerde aan te raken en dat soort dingen. Dat [slachtoffer 1] zijn geslachtsdeel moest vastpakken en hem moest aftrekken. Toen zij het later persoonlijk aan mij vertelde zag ik wel dat het haar raakte, omdat ze traanogen kreeg en een beetje beefde.
V: En op seksueel gebied?
A: Ja, daar was ze al helemaal voorzichtig mee. Toen wij een beetje begonnen met vrijen en
dat soort dingen, toen wou ze het expres rustig aandoen, omdat ze er weer aan dacht en daarom was ze er een beetje bang voor. Dat ze er bang voor was en eraan moest denken, aan wat [verdachte] deed.
7.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 4] van 11 december 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 160 en 161):
[verdachte] heeft zijn penis in [slachtoffer 1] haar hand gelegd. Toen ze het ging vertellen was het net alsof er wat knapte. Ze zat bij mij op schoot en heeft de brief voorgelezen aan haar vader. We hebben toen samen zitten brullen. Ik zag dat [slachtoffer 1] angstig was en verdriet had, maar ook opluchting dat ze het verteld had.
8.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 5] van 14 januari 2021, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 181 en 182):
Elke keer als het weer was gebeurd heeft [slachtoffer 1] mij dat verteld. Soms kon je ook wel zien dat er weer wat was en dan vroeg ik het aan haar en dan vertelde ze het. Ze heeft mij dit zeker vijf keer verteld. De eerste tijd heeft ze het voor zichzelf gehouden en toen vertelde ze het mij steeds kort nadat het weer was gebeurd. Het is best wel lang door gegaan.
Feit 2
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 1 juli 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 22 t/m 24):
[verdachte] kwam de kamer binnen. Ik had een onesie aan, maar de mouwen had ik om mijn middel. Hij kwam naar me toe en ging met zijn hand in mijn onesie naar beneden, onder mijn onderbroek. Hij zat toen op een plek waar hij niet hoorde te zitten. Ik voelde dat hij met zijn hand aan het begin van mijn schaamstreek wreef en steeds verder naar beneden ging. Hij ging met zijn vinger naar binnen in mijn vagina. Maar toen deed ik alsof ik wakker werd en stopte hij snel. Ik wist niet wat ik moest doen en ik was heel erg geschrokken.
Ik wilde naar huis want ik voelde me niet meer fijn. Ik belde mijn vader om me op te halen. [slachtoffer 1] ging naar [verdachte] toe om te zeggen dat ik weg ging. Toen zei [verdachte] dat hij in de kamer is geweest om de matras goed te leggen. Ik ben daarna met mijn vader meegegaan. De volgende dag kwam ik mijn fiets halen, die ik daar had gelaten. Toen ben ik bij de voordeur gebleven.
Ik denk dat dit op een zaterdagavond is gebeurd. Ik zat in groep acht, dus het was waarschijnlijk begin 2016.

2.

Het proces-verbaal van aangifte van [naam] van 29 augustus 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 64):

Voor die tijd gingen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] veel met elkaar om en daarna plots niet meer. Mijn dochter begreep in die tijd helemaal niet waarom. Zij vertelde dat thuis ook weleens, dat [slachtoffer 2] niet meer bij haar wilde slapen. Ze was daar ook verdrietig om in die tijd.
3.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 6] van 12 januari 2021, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 175):
[slachtoffer 2] vertelde dat ze boven in de kamer van [slachtoffer 1] lag. Toen kwam hij, [verdachte] , binnen. Ze had een onesie aan. Hij kwam binnen en raakte haar aan op plekken waar het niet hoort. [slachtoffer 2] heeft het een paar dagen of weken na het misbruik verteld. Ze was geschrokken en wist niet wat ze moest. Ze kon er niet veel aan doen, maar ze voelde zich wel vies. Ik zag aan haar gezicht dat ze het echt niet leuk vond en dat ze niet wist wat ze ermee aan moest. Ze vertelde het op een toon dat ze echt bang was.
4.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 8] van 7 januari 2021, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 167 en 168):
Na een paar weken vroeg ze aan mij of ik het mij nog kon herinneren dat ik haar een keer van een logeerpartijtje had opgehaald. Dat klopt, want dat gebeurde eigenlijk nooit. Ze had toen aangegeven dat ze misselijk was en hoofdpijn had en dat ik haar daarom op moest halen. Dat kon ik mij inderdaad nog wel herinneren. Ik weet dat ze regelmatig bij vriendinnetjes ging slapen, maar dat ze nooit heimwee had, waardoor ik haar op moest halen. Dat was de enige reden waarom ik het nog wist. En toen vertelde ze dat ze geen hoofdpijn had, maar dat ze wakker geworden was, omdat die man bij haar aan bed had gestaan en zijn hand in haar onesie had gedaan. Ik denk dat ze 11 of 12 jaar was. Het was in groep 8.
Toen ik [slachtoffer 2] ophaalde voelde zij zich heel slecht. Een ziek kind dat in elkaar kruipt. Ze oogde aangeslagen.