ECLI:NL:RBOVE:2022:1680

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
7 juni 2022
Publicatiedatum
13 juni 2022
Zaaknummer
9494905 \ CV EXPL 21-4338 en 9643480 \ CV EXPL 22-221
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onverschuldigde betaling en WhatsApp-fraude met terugvordering en vrijwaring

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 7 juni 2022 een tussenvonnis gewezen in een civiele procedure die draait om onverschuldigde betaling en WhatsApp-fraude. De eisers, aangeduid als [A] c.s., hebben geld overgemaakt naar de bankrekening van de opposant, [C], naar aanleiding van WhatsApp-berichten. Deze betalingen, die in totaal € 4.102,05 bedragen, zijn door [A] c.s. als onverschuldigd beschouwd, en zij vorderen terugbetaling van dit bedrag. De opposant, [C], heeft in de hoofdzaak niet gereageerd en is bij verstek veroordeeld. [C] heeft vervolgens verzet aangetekend tegen dit verstekvonnis, waarin zij stelt dat zij de bankrekening op verzoek van [D] heeft aangemaakt en dat [D] achter de WhatsApp-berichten zit. In de vrijwaringszaak heeft [C] [D] aangesproken, maar [D] ontkent [C] te kennen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de vordering van [A] c.s. tot terugbetaling van het bedrag van € 4.102,05 toewijsbaar is, aangezien er geen verweer is gevoerd door [C]. Ook de gevorderde rente en buitengerechtelijke incassokosten zijn toewijsbaar. Het verstekvonnis van 7 september 2021 is bekrachtigd, en [C] is veroordeeld in de proceskosten. In de vrijwaring heeft de rechtbank [C] de gelegenheid gegeven om een akte te nemen om haar standpunt nader toe te lichten, waarna de zaak opnieuw op de rol komt voor vonnis.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummers : 9494905 \ CV EXPL 21-4338
9643480 \ CV EXPL 22-221
Vonnis van 7 juni 2022
In de hoofdzaak in verzet met zaaknummer 9494905 van

1.[A] ,2. [B] ,beiden wonende in [woonplaats] ,

geopposeerden,
hierna tezamen te noemen: [A] c.s.,
gemachtigde: J.V. Dijkman
tegen
[C],
wonende in [woonplaats] ,
opposant,
hierna te noemen: [C] ,
gemachtigde: mr. J.H. Brouwer,
toevoegingsnummer 2GH7822
en in de vrijwaringszaak met zaaknummer 9643480 van
[C],
wonende in [woonplaats] ,
eiseres in vrijwaring,
hierna te noemen: [C] ,
gemachtigde: mr. J.H. Brouwer,
toevoegingsnummer 2GH7822
tegen
[D],
wonende in [woonplaats] ,
gedaagde in vrijwaring,
hierna te noemen: [D] ,
gemachtigde: mr. N. Brands.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure in de hoofdzaak blijkt uit het tussenvonnis van 8 maart 2022 waarin een mondelinge behandeling is bepaald.
1.2.
Het verloop van de procedure in de vrijwaringzaak blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 8 maart 2022 waarin een mondelinge behandeling is bepaald; en
  • een akte overlegging producties van de zijde van [C] .
1.3.
Op 10 mei 2022 heeft in beide zaken gelijktijdig een mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarvan de griffier aantekeningen heeft bijgehouden en waarbij namens [C] spreekaantekeningen zijn overgelegd. Vervolgens is vonnis bepaald op vandaag.

2.Inleiding

2.1.
Deze zaak gaat, kort samengevat, over Whats-App fraude, waarbij [A] c.s. naar aanleiding van diverse Whats-App berichten geld hebben overgeboekt op de bankrekening van [C] . Deze betalingen zijn volgens [A] c.s. onverschuldigd en [A] c.s. vorderen terugbetaling daarvan. [C] spreekt in vrijwaring [D] aan, omdat zij stelt de bankrekening op zijn verzoek te hebben aangemaakt en de beschikking daarover te hebben overgedragen. Volgens [C] zit [D] achter de Whats-App gesprekken met [A] c.s. [D] ontkent dat en stelt [C] niet te kennen.

3.De feiten

3.1.
[A] c.s. hebben naar aanleiding van diverse Whats-App berichten op 15 oktober 2019 overboekingen gedaan van in totaal € 4.102,05 op [bankrekeningnummer].
3.2.
De bankrekening staat op naam van [C] .
3.3.
[A] c.s. hebben in de hoofdzaak, kort gezegd, betaling van een bedrag van € 4.102,05 van [C] gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente, buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van € 535,21, proceskosten en nakosten.
3.4.
[C] is in die procedure niet verschenen. Bij vonnis van 7 september 2021 onder zaaknummer 9410817 \ CV EXPL 21-3589 heeft de kantonrechter de vordering van [A] c.s. bij verstek toegewezen.
3.5.
[C] is bij dagvaarding van 30 september 2021 in verzet gekomen tegen het op 7 september 2021 gewezen vonnis.

4.Het geschil

4.1.
[C] vordert in de hoofdzaak in verzet dat zij wordt ontheven van de tegen haar bij verstekvonnis van de kantonrechter van 7 september 2021 uitgesproken veroordeling en dat de oorspronkelijke vordering van [A] c.s. wordt afgewezen, met veroordeling van [A] c.s. in de proceskosten.
4.2.
[C] vordert in vrijwaring om [D] te veroordelen voor al hetgeen waartoe zij in hoofdzaak veroordeeld wordt, te vermeerderen met de proceskosten in vrijwaring en de nakosten.
4.3.
[D] voert verweer in de vrijwaringszaak.
4.4.
Op alle stellingen en verweren van partijen wordt hierna nader ingegaan, voor zover dat van belang is voor de beoordeling van het geschil.

5.De beoordeling in de hoofdzaak

5.1.
Het verzet is door [C] bij dagvaarding ingesteld binnen vier weken na de datum van het verstekvonnis en dus binnen vier weken na betekening. Gelet op artikel 143 lid 2 Rv is het verzet tijdig en op de juiste wijze ingesteld.
5.2.
De kantonrechter stelt vast dat tussen [A] c.s. en [C] niet in geschil is dat [A] c.s. een bedrag van in totaal € 4.102,05 hebben overgemaakt op de bankrekening van [C] en dat deze overboeking onverschuldigd is geschied.
5.3.
Op grond van artikel 6:203 BW is degene die een ander zonder rechtsgrond een goed heeft gegeven, gerechtigd om dit goed als onverschuldigd betaald terug te vorderen. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat de vordering tot teruggave bij onverschuldigde betaling van een geldsom strekt tot teruggave van een gelijk bedrag.
5.4.
Daarvan is in deze zaak sprake. [C] heeft tegen de stellingen van [A] c.s. in de hoofdzaak geen verweer gevoerd. De vordering van [A] c.s. tot terugbetaling door [C] van het bedrag van € 4.102,05 is dan ook toewijsbaar. Tegen de door [A] c.s. gevorderde rente is ook geen verweer gevoerd, zodat ook dit deel van de vordering toewijsbaar is.
5.5.
[A] c.s. vorderen vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Zij hebben naar het oordeel van de kantonrechter voldoende onderbouwd dat buitengerechtelijke incassokosten zijn gemaakt. De hoogte van het gevorderde bedrag is in overeenstemming met de tarieven die zijn weergegeven in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en worden geacht redelijk te zijn. De vordering is daarom toewijsbaar.
5.6.
Het voorgaande betekent dat het vonnis dat op 7 september 2021 onder zaaknummer 9410817 \ CV EXPL 21-3589 is gewezen, terecht is gewezen en zal worden bekrachtigd. De vordering van [C] zal dan ook worden afgewezen.
5.7.
Omdat [C] in de hoofdzaak in het ongelijk wordt gesteld, wordt zij veroordeeld in de proceskosten en de nakosten in verzet. De nakosten worden begroot op € 124,00. De proceskosten in verzet aan de zijde van [A] c.s. worden begroot op € 249,00 aan salaris gemachtigde (1 punt voor de mondelinge behandeling).

6.De beoordeling in de vrijwaring

6.1.
De kantonrechter houdt alle beslissingen in de vrijwaring aan en stelt [C] in de gelegenheid om op de rol van 5 juli 2022 een akte te nemen, waarin zij ofwel haar standpunt nader toelicht – eventueel onder het overleggen van nadere stukken – , ofwel vonnis vraagt. Indien [C] een inhoudelijke akte neemt, zal [D] gelegenheid krijgen om daar bij antwoord akte op te reageren, waarna de zaak opnieuw op de rol komt voor vonnis.

7.De beslissing

De kantonrechter
In de hoofdzaak
7.1.
bekrachtigt het op 7 september 2021 onder zaaknummer 9410817 \ CV EXPL 21-3589 gewezen verstekvonnis;
7.2.
veroordeelt [C] in de proceskosten in verzet en begroot deze aan de zijde van [A] c.s. tot op heden op € 249,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de vijftiende dag na vandaag tot de dag van volledige betaling;
7.3.
veroordeelt [C] in de nakosten en begroot deze op € 124,00;
In de vrijwaring
7.4.
verwijst de zaak naar de rol van
5 juli 2022voor het nemen van een akte door [C] over wat onder 6.1. is overwogen;
7.5.
houdt iedere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.C. Rozeboom, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2022.