Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
BE VLOER EN VISIE B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Oldenzaal,
wonende en zaakdoende te [woonplaats] ,
1.De procedure
2.Waar gaat het over?
BE Vloer en Visie de eerste factuur ontving, heeft [gedaagde] offertes bij derden opgevraagd. [gedaagde] heeft naar deze offertes gekeken en vervolgens naar eigen inzicht een bedrag overgemaakt dat volgens hem redelijk is. BE Vloer en Visie is het daar niet mee eens en vordert betaling van het restant van het openstaande bedrag.
3.De feiten
‘(…)
Ik heb een factuur gekregen (nr. 2021-0357 van 16 juni) die mijn inzien niet correct is en ik ook niet ga voldoen. Ik ga betalen naar eigen waarneming en de bijgehouden gewerkte uren. Dit heb ik eerder met je besproken, ook tijdens de bouw al medegedeeld dat er veel te veel mensen liepen in verhouding tot het werk. En er heel inefficiënt wordt gewerkt.(…)’.
‘(…)
We gaan deze week geld overmaken hetgeen ik eerder in de mail naar [A] heb geschreven. (naar ons inzicht, werkelijkheid en info derden)(…)Dan kom ik uit op het volgende;Onze administratie zal €4.500,- excl. de btw overmaken.Daarmee is voor mij deze casus gesloten.(…)’.
4.Het geschil
[gedaagde] veroordeelt om tegen bewijs van kwijting aan BE Vloer en Visie een bedrag van
€ 5.881,71 te betalen (kantonrechter: bestaande uit het restant van de hoofdsom, de incassokosten en de handelsrente tot moment dagvaarden), te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 4.778,77, vanaf 20 november 2021 tot de dag van volledige betaling, alsmede de (na)kosten van deze procedure;
indien de rechtbank (lees: kantonrechter) van mening is dat er geen overeenkomst is gesloten tussen partijen, [gedaagde] op grond van artikel 6:212 BW veroordeelt om tegen bewijs van kwijting aan BE Vloer en Visie een bedrag van € 5.881,71 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 4.778,77, vanaf 20 november 2021 tot de dag van volledige betaling, alsmede de (na)kosten van deze procedure.
indien het primair en subsidiair gevorderde niet voor toewijzing in aanmerking komt, [gedaagde] op grond van artikel 6:203 jo 6:210 BW veroordeelt om tegen bewijs van kwijting aan BE Vloer en Visie een bedrag van € 5.881,71 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 4.778,77, vanaf 20 november 2021 tot de dag van volledige betaling, alsmede de (na)kosten van deze procedure.
5.5. De beoordelingRichtprijs of werkzaamheden op regie5.1.Tussen partijen is niet in geschil dat in de eerste plaats mondeling is afgesproken dat BE Vloer en Visie de volgende werkzaamheden uit zou voeren: het diamant schuren, primeren en uitvullen van de verdiepingsvloer van het pand aan de [adres] te [plaats] . Tussen partijen is ook niet in geschil dat het plan van aanpak van de werkzaamheden is gewijzigd. De kantonrechter constateert dat tussen partijen veel is gediscussieerd over de hoeveelheid offertes versus de uitgevoerde werkzaamheden op basis van regie, maar ook over de richtprijs van € 1.500,00 die volgens [gedaagde] door [C] van BE Vloer en Visie zou zijn gegeven. Daarmee is onbedoeld veel ruis ontstaan.
2 februari 2022 die in het geding is gebracht ten behoeve van de mondelinge behandeling. BE Vloer en Visie heeft gemotiveerd uiteengezet dat de volgens [gedaagde] genoemde prijs van € 1.500,00 niet redelijk is. Dat deze prijs niet redelijk is, volgt naar het oordeel van de kantonrechter ook wel uit de door [gedaagde] opgevraagde offertes bij derden, die bedragen noemen tussen de € 4.100,00 exclusief btw tot € 4.700,00 exclusief btw. Gelet op de gemotiveerde betwisting van BE Vloer en Visie is naar het oordeel van de kantonrechter niet komen vast te staan dat er een richtprijs is genoemd van € 1.500,00 en dat BE Vloer en Visie daaraan gebonden is. Uitgangspunt is dus dat BE Vloer en Visie de werkzaamheden op basis van regie heeft uitgevoerd en dat er tussen partijen geen bepaalde (richt)prijs is overeengekomen voor de te verrichten werkzaamheden.
Wegens privé-omstandigheden kon [C] niet aanwezig zijn. In plaats van [C] waren er drie andere medewerkers van BE Vloer en Visie om de werkzaamheden uit te voeren. Eén van de drie was [D] . Volgens [gedaagde] heeft [D] laten weten dat de uitvoering van de opdracht zoals afgesproken met [C] , niet mogelijk is. De andere medewerkers waren het daarmee eens, aldus [gedaagde] . In opdracht van [A] zijn de medewerkers toch gestart met het plan van aanpak van [C] . Later werd duidelijk dat dit plan niet realiseerbaar was, aldus [gedaagde] . Volgens [gedaagde] hebben de medewerkers van BE Vloer en Visie hem gerustgesteld en gezegd dat ze het zouden oplossen. Op welke manier zij dat zouden doen, welke materialen nodig zouden zijn en hoeveel tijd en kosten dit in beslag zou nemen, is met [gedaagde] niet gecommuniceerd. Al snel werd duidelijk dat de medewerkers inefficiënt en ineffectief aan het werk waren, aldus [gedaagde] . De medewerkers waren niet voorbereid en hadden niet de juiste apparatuur bij zich. [gedaagde] heeft dit bij [A] gemeld en heeft gezegd niet te willen betalen voor uren die het personeel van BE Vloer en Visie niets staat te doen, aldus [gedaagde] . Het gefactureerde bedrag is volgens [gedaagde] buitenproportioneel hoog.
alles doe ik op basis van regie, in uren, omdat ik vertrouwen heb in degene die het maakt’. In zekere zin brengt factureren op basis van regie een risico met zich mee voor [gedaagde] , omdat op voorhand geen bepaalde (vaste) prijs is overeengekomen. Dat de medewerkers van BE Vloer en Visie het plan van aanpak hebben moeten wijzigen, maakt dat dus niet anders. Dat [gedaagde] bij BE Vloer en Visie heeft aangegeven dat hij niet wil betalen voor het niet efficiënt en niet effectief werken van de medewerkers, is zijn goed recht. Als onweersproken is echter gesteld, en zo blijkt ook uit de in het geding gebrachte stukken, dat BE Vloer en Visie 24,5 uren niet in rekening heeft gebracht aan [gedaagde] . Naar het oordeel van de kantonrechter is [gedaagde] daarmee ruimschoots gecompenseerd. Het standpunt dat er veel meer manuren zijn gerekend dan nodig, wordt daarom gepasseerd.
BE Vloer en Visie in rekening is gebracht, leidt niet tot een ander oordeel. Dat een derde dezelfde werkzaamheden goedkoper zou hebben kunnen uitvoeren maakt namelijk niet uit. Als [gedaagde] de prijzen had willen kunnen vergelijken, had hij van te voren offertses moeten opvragen. Bovendien is het nog maar de vraag of deze derden de situatie ter plaatse kenden.
- dagvaarding: € 102,78
- salaris gemachtigde:
€ 622,00(2 punten x toepasselijk tarief € 311,00)
6.De beslissing
€ 4.778,77, vanaf 20 november 2021 tot de dag van volledige betaling;
6.3. veroordeelt [gedaagde] in de nakosten van deze procedure, vastgesteld op € 124,00;