ECLI:NL:RBOVE:2022:1684

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
31 mei 2022
Publicatiedatum
13 juni 2022
Zaaknummer
9556383 \ CV EXPL 21-2776
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van openstaande facturen en geschil over uitvoering van werkzaamheden op regiebasis

In deze zaak hebben de kopers, BE Vloer en Visie B.V., een woning gekocht van de verkopers. Na de levering van de woning ontdekten de kopers dat er asbest aanwezig was, wat hen deed besluiten om de verkopers aan te spreken op non-conformiteit en dwaling. De verkopers betwisten echter dat de kopers niet op de hoogte hadden kunnen zijn van de asbest, verwijzend naar de koopovereenkomst en de vragenlijst. De zaak werd behandeld door de Rechtbank Overijssel, Team kanton en handelsrecht, in Almelo.

De procedure begon met een mondelinge behandeling op 4 april 2022, waarbij beide partijen vertegenwoordigd waren. De kantonrechter heeft in zijn vonnis van 31 mei 2022 geoordeeld dat de gedaagde partij, [gedaagde], een bedrag van € 5.881,71 aan BE Vloer en Visie moet betalen. Dit bedrag is inclusief wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter oordeelde dat de werkzaamheden door BE Vloer en Visie op regiebasis zijn uitgevoerd en dat de gedaagde niet kan aanvoeren dat de facturen onterecht zijn, aangezien er geen vaste prijs was afgesproken.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde partij niet heeft aangetoond dat de werkzaamheden niet naar behoren zijn uitgevoerd en dat de facturen niet in overeenstemming zijn met de geleverde diensten. De vordering van BE Vloer en Visie is derhalve toegewezen, inclusief de proceskosten. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de gedaagde onmiddellijk moet betalen, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer : 9556383 \ CV EXPL 21-2776
Vonnis van 31 mei 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BE VLOER EN VISIE B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Oldenzaal,
eisende partij, hierna te noemen BE Vloer en Visie,
gemachtigde: D.S. de Jonge,
tegen
[gedaagde], h.o.d.n. [X] ,
wonende en zaakdoende te [woonplaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. F. Ranzijn.

1.De procedure

1.1.
Voor het verloop van de procedure tot nu toe verwijst de kantonrechter naar zijn tussenvonnis van 8 februari 2022. BE Vloer en Visie heeft daarna aanvullende producties in het geding gebracht. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 4 april 2022, waarbij aanwezig waren de heer [A] namens BE Vloer en Visie, bijgestaan door deurwaarder De Jonge. Ook [gedaagde] was aanwezig, bijgestaan door mr. Ranzijn. Ter zitting heeft mr. Ranzijn pleitaantekeningen overgelegd en voorgedragen. Van de zitting heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
1.2.
Na afloop van de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter bepaald dat hij voldoende is geïnformeerd om een beslissing te nemen in deze zaak. Die beslissing wordt vandaag medegedeeld en toegelicht in dit vonnis.

2.Waar gaat het over?

2.1.
BE Vloer en Visie heeft werkzaamheden verricht voor [gedaagde] . [gedaagde] is het niet eens met de hoogte van de facturen die hij daarvoor van BE Vloer en Visie ontving en is ook niet tevreden over de gang van zaken en het geleverde werk. Toen [gedaagde] van
BE Vloer en Visie de eerste factuur ontving, heeft [gedaagde] offertes bij derden opgevraagd. [gedaagde] heeft naar deze offertes gekeken en vervolgens naar eigen inzicht een bedrag overgemaakt dat volgens hem redelijk is. BE Vloer en Visie is het daar niet mee eens en vordert betaling van het restant van het openstaande bedrag.
2.2.
De vraag die de kantonrechter in deze zaak moet beantwoorden is of [gedaagde] nog een bedrag aan BE Vloer en Visie moet betalen. De kantonrechter oordeelt dat dat het geval is. De motivering van deze beslissing volgt in dit vonnis.

3.De feiten

3.1.
Op of omstreeks 26 april 2021 heeft [gedaagde] aan BE Vloer en Visie mondeling de opdracht gegeven om de verdiepingsvloer van het pand aan de [adres] te [plaats] diamant te schuren, te primeren en uit te vullen. De opdracht zou op regiebasis (nacalculatie) worden uitgevoerd.
3.2.
BE Vloer en Visie heeft voor de werkzaamheden twee facturen verstuurd aan [gedaagde] , op 16 juni 2021 ad € 8.999,25 en op 22 september 2021 ad € 1.224,52.
3.3.
Bij e-mail van 24 juni 2021 laat [gedaagde] aan [A] weten:
‘(…)
Ik heb een factuur gekregen (nr. 2021-0357 van 16 juni) die mijn inzien niet correct is en ik ook niet ga voldoen. Ik ga betalen naar eigen waarneming en de bijgehouden gewerkte uren. Dit heb ik eerder met je besproken, ook tijdens de bouw al medegedeeld dat er veel te veel mensen liepen in verhouding tot het werk. En er heel inefficiënt wordt gewerkt.(…)’.
3.4.
Bij e-mail van 21 juli 2021 laat [gedaagde] aan [B] van BE Vloer en Visie weten:
‘(…)
We gaan deze week geld overmaken hetgeen ik eerder in de mail naar [A] heb geschreven. (naar ons inzicht, werkelijkheid en info derden)(…)Dan kom ik uit op het volgende;Onze administratie zal €4.500,- excl. de btw overmaken.Daarmee is voor mij deze casus gesloten.(…)’.
3.5.
[gedaagde] heeft € 4.500,00 exclusief / € 5.445,00 inclusief btw voldaan.

4.Het geschil

4.1.
BE Vloer en Visie vordert -samengevat- dat de kantonrechter, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
[gedaagde] veroordeelt om tegen bewijs van kwijting aan BE Vloer en Visie een bedrag van
€ 5.881,71 te betalen (kantonrechter: bestaande uit het restant van de hoofdsom, de incassokosten en de handelsrente tot moment dagvaarden), te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 4.778,77, vanaf 20 november 2021 tot de dag van volledige betaling, alsmede de (na)kosten van deze procedure;
subsidiair:
indien de rechtbank (lees: kantonrechter) van mening is dat er geen overeenkomst is gesloten tussen partijen, [gedaagde] op grond van artikel 6:212 BW veroordeelt om tegen bewijs van kwijting aan BE Vloer en Visie een bedrag van € 5.881,71 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 4.778,77, vanaf 20 november 2021 tot de dag van volledige betaling, alsmede de (na)kosten van deze procedure.
meer subsidiair:
indien het primair en subsidiair gevorderde niet voor toewijzing in aanmerking komt, [gedaagde] op grond van artikel 6:203 jo 6:210 BW veroordeelt om tegen bewijs van kwijting aan BE Vloer en Visie een bedrag van € 5.881,71 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 4.778,77, vanaf 20 november 2021 tot de dag van volledige betaling, alsmede de (na)kosten van deze procedure.
4.2.
[gedaagde] heeft verweer gevoerd.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.5. De beoordelingRichtprijs of werkzaamheden op regie5.1.Tussen partijen is niet in geschil dat in de eerste plaats mondeling is afgesproken dat BE Vloer en Visie de volgende werkzaamheden uit zou voeren: het diamant schuren, primeren en uitvullen van de verdiepingsvloer van het pand aan de [adres] te [plaats] . Tussen partijen is ook niet in geschil dat het plan van aanpak van de werkzaamheden is gewijzigd. De kantonrechter constateert dat tussen partijen veel is gediscussieerd over de hoeveelheid offertes versus de uitgevoerde werkzaamheden op basis van regie, maar ook over de richtprijs van € 1.500,00 die volgens [gedaagde] door [C] van BE Vloer en Visie zou zijn gegeven. Daarmee is onbedoeld veel ruis ontstaan.

5.2.
De kantonrechter stelt vast dat tussen partijen is afgesproken dat de werkzaamheden op regie (nacalculatie) zouden worden gefactureerd. Dit betekent dat het standpunt van [gedaagde] dat [C] een richtprijs van € 1.500,00 heeft genoemd en dat hij met die richtprijs rekening mocht houden, haaks op de afgesproken regiebasis staat. BE Vloer en Visie heeft bovendien betwist dat [C] een richtprijs aan [gedaagde] heeft gegeven. Ter onderbouwing van haar betwisting verwijst zij onder meer naar een door [C] opgestelde e-mail van
2 februari 2022 die in het geding is gebracht ten behoeve van de mondelinge behandeling. BE Vloer en Visie heeft gemotiveerd uiteengezet dat de volgens [gedaagde] genoemde prijs van € 1.500,00 niet redelijk is. Dat deze prijs niet redelijk is, volgt naar het oordeel van de kantonrechter ook wel uit de door [gedaagde] opgevraagde offertes bij derden, die bedragen noemen tussen de € 4.100,00 exclusief btw tot € 4.700,00 exclusief btw. Gelet op de gemotiveerde betwisting van BE Vloer en Visie is naar het oordeel van de kantonrechter niet komen vast te staan dat er een richtprijs is genoemd van € 1.500,00 en dat BE Vloer en Visie daaraan gebonden is. Uitgangspunt is dus dat BE Vloer en Visie de werkzaamheden op basis van regie heeft uitgevoerd en dat er tussen partijen geen bepaalde (richt)prijs is overeengekomen voor de te verrichten werkzaamheden.
5.3.
[gedaagde] stelt vervolgens dat de opdracht niet is uitgevoerd zoals onder r.o. 5.1. staat omschreven. Volgens [gedaagde] zou [C] de werkzaamheden uitvoeren.
Wegens privé-omstandigheden kon [C] niet aanwezig zijn. In plaats van [C] waren er drie andere medewerkers van BE Vloer en Visie om de werkzaamheden uit te voeren. Eén van de drie was [D] . Volgens [gedaagde] heeft [D] laten weten dat de uitvoering van de opdracht zoals afgesproken met [C] , niet mogelijk is. De andere medewerkers waren het daarmee eens, aldus [gedaagde] . In opdracht van [A] zijn de medewerkers toch gestart met het plan van aanpak van [C] . Later werd duidelijk dat dit plan niet realiseerbaar was, aldus [gedaagde] . Volgens [gedaagde] hebben de medewerkers van BE Vloer en Visie hem gerustgesteld en gezegd dat ze het zouden oplossen. Op welke manier zij dat zouden doen, welke materialen nodig zouden zijn en hoeveel tijd en kosten dit in beslag zou nemen, is met [gedaagde] niet gecommuniceerd. Al snel werd duidelijk dat de medewerkers inefficiënt en ineffectief aan het werk waren, aldus [gedaagde] . De medewerkers waren niet voorbereid en hadden niet de juiste apparatuur bij zich. [gedaagde] heeft dit bij [A] gemeld en heeft gezegd niet te willen betalen voor uren die het personeel van BE Vloer en Visie niets staat te doen, aldus [gedaagde] . Het gefactureerde bedrag is volgens [gedaagde] buitenproportioneel hoog.
5.4.
BE Vloer en Visie brengt naar voren dat er veel offertes zijn uitgebracht, ook over deze verdiepingsvloer. Toen BE Vloer en Visie de mondelinge opdracht al had gekregen, is later besproken dat de werkzaamheden op basis van regie zouden worden uitgevoerd. Dat is mondeling afgesproken en dat wordt door [gedaagde] ook bevestigd. De vrouw van [gedaagde] was daar ook bij, zo stelt BE Vloer en Visie. Dat de medewerkers inefficiënt en ineffectief aan het werk zijn geweest, had niet gemoeten. BE Vloer en Visie heeft daarom ook 24,5 uren niet in rekening gebracht. Volgens BE Vloer en Visie is [gedaagde] daarin dan ook ruimschoots gecompenseerd. Dat [gedaagde] niet tevreden is met de vloer, acht BE Vloer en Visie onwaarschijnlijk. [gedaagde] heeft de vloer zelfs een warme 8 gegeven. Bovendien werd de ontevredenheid over de vloer pas gemeld nadat BE Vloer en Visie het betaalverzoek verstuurde.
5.5.
De kantonrechter merkt op dat hij niet precies kan vaststellen hoe de werkzaamheden daadwerkelijk zijn uitgevoerd. Dat partijen hierover lijnrecht tegenover elkaar staan, werd duidelijk tijdens de mondelinge behandeling. Feit is echter dat partijen een overeenkomst hebben gesloten op basis van regie, dat geldt ook voor het gewijzigde plan van aanpak, nu [gedaagde] daar (ook) akkoord voor heeft gegeven. Bovendien heeft [gedaagde] in de discussie over het nieuwe plan van aanpak tijdens de mondelinge behandeling dat ook bevestigd: ‘
alles doe ik op basis van regie, in uren, omdat ik vertrouwen heb in degene die het maakt’. In zekere zin brengt factureren op basis van regie een risico met zich mee voor [gedaagde] , omdat op voorhand geen bepaalde (vaste) prijs is overeengekomen. Dat de medewerkers van BE Vloer en Visie het plan van aanpak hebben moeten wijzigen, maakt dat dus niet anders. Dat [gedaagde] bij BE Vloer en Visie heeft aangegeven dat hij niet wil betalen voor het niet efficiënt en niet effectief werken van de medewerkers, is zijn goed recht. Als onweersproken is echter gesteld, en zo blijkt ook uit de in het geding gebrachte stukken, dat BE Vloer en Visie 24,5 uren niet in rekening heeft gebracht aan [gedaagde] . Naar het oordeel van de kantonrechter is [gedaagde] daarmee ruimschoots gecompenseerd. Het standpunt dat er veel meer manuren zijn gerekend dan nodig, wordt daarom gepasseerd.
5.6.
Met de stelling van [gedaagde] dat de vloer/badkamervloer niet naar volle tevredenheid is opgeleverd, kan de kantonrechter in deze procedure niets omdat [gedaagde] geen gevolgen aan die stelling verbindt.
5.7.
De kantonrechter overweegt ten slotte dat als het totaal gefactureerde bedrag achteraf gezien hoger uitvalt dan verwacht, dit voor rekening en risico van [gedaagde] komt. Er is namelijk sprake van werkzaamheden op basis van regie en dan geldt geen waarschuwingsplicht voor BE Vloer en Visie. Dat klemt te meer nu [gedaagde] ook zelf ondernemer is en goed weet wat factureren op regiebasis inhoudt. Dat er na de tijd offertes bij derden worden opgevraagd die gemiddeld uitkomen op een lager bedrag dan door
BE Vloer en Visie in rekening is gebracht, leidt niet tot een ander oordeel. Dat een derde dezelfde werkzaamheden goedkoper zou hebben kunnen uitvoeren maakt namelijk niet uit. Als [gedaagde] de prijzen had willen kunnen vergelijken, had hij van te voren offertses moeten opvragen. Bovendien is het nog maar de vraag of deze derden de situatie ter plaatse kenden.
Conclusie5.8. De slotsom is dat [gedaagde] het restant van de openstaande facturen moet voldoen. Dit betekent dat de vordering van BE Vloer en Visie ten aanzien van het restant van de hoofdsom, toewijsbaar is.
Wettelijke handelsrente5.9. De wettelijke handelsrente zal als onweersproken worden toegewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten5.10. BE Vloer en Visie vordert € 602,88 aan incassokosten. [gedaagde] betwist deze kosten verschuldigd te zijn, omdat de vordering van BE Vloer en Visie niet voor toewijzing gereed ligt. Zoals uit r.o. 5.8. volgt, dient [gedaagde] de restant hoofdsom te betalen. De kantonrechter stelt vervolgens vast dat BE Vloer en Visie voldoende heeft gesteld en heeft onderbouwd dat er buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag komt ook overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal daarom worden toegewezen.
Proceskosten
5.11.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. Deze kosten worden aan de zijde van BE Vloer en Visie tot op heden als volgt begroot:
- griffierecht: € 507,00
- dagvaarding: € 102,78
- salaris gemachtigde:
€ 622,00(2 punten x toepasselijk tarief € 311,00)
totaal: € 1.231,78
5.12.
De gevorderde veroordeling in de nakosten zal worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing staat opgenomen.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
veroordeelt [gedaagde] om tegen bewijs van kwijting aan BE Vloer en Visie een bedrag van € 5.881,71 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over
€ 4.778,77, vanaf 20 november 2021 tot de dag van volledige betaling;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van BE Vloer en Visie begroot op € 1.231,78, waaronder € 622,00 aan salaris gemachtigde;
6.3. veroordeelt [gedaagde] in de nakosten van deze procedure, vastgesteld op € 124,00;
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.F. van Aalst, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 31 mei 2022.