ECLI:NL:RBOVE:2022:1691

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 juni 2022
Publicatiedatum
14 juni 2022
Zaaknummer
84.239624.20 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor het opzettelijk voorhanden hebben en vervoeren van radioactieve ballastblokken zonder registratie

Op 13 juni 2022 heeft de Rechtbank Overijssel een 50-jarige man veroordeeld tot een taakstraf van 120 uur voor het opzettelijk voorhanden hebben en laten vervoeren van radioactieve ballastblokken zonder de vereiste registratie. De verdachte had de ballastblokken in zijn bezit, die door medeverdachten waren gevonden in een aangekocht schip. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wist dat de ballastblokken radioactief waren, vooral nadat een poortalarm afging bij een metaalrecyclingbedrijf. Ondanks deze kennis heeft hij nagelaten om de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS) in te lichten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen handelingen heeft verricht die onder de registratieplicht vallen, en dat hij opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel van een opsporingsambtenaar om camerabeelden te verstrekken. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de behandeling van de zaak, wat heeft geleid tot een korting op de opgelegde taakstraf. De verdachte is strafbaar verklaard voor de feiten die hem ten laste zijn gelegd, en de rechtbank heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige economische kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 84.239624.20 (P)
Datum vonnis: 13 juni 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1971 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 25 mei 2022 en 13 juni 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. D. van Ieperen en van wat namens verdachte door zijn gemachtigde raadsman
mr. B.P.J. van Riel, advocaat in Ede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:registratieplichtig radioactief materiaal voorhanden heeft gehad en/of waarmee hij handelingen heeft verricht zonder dat hem de daarvoor vereiste registratie was verleend;
feit 2:niet heeft voldaan aan een bevel, gedaan door een buitengewoon opsporingsambtenaar;
feit 3:bewijsmateriaal heeft weggemaakt.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 31 mei 2018 tot en
met 18 juni 2018
te Steenwijk in de gemeente Steenwijkerland en/of te Wolvega in de gemeente
Weststellingwerf
en/of te Workum in de gemeente Sudwest-Fryslan, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen,
al dan niet opzettelijk,
(een) handeling(en), behorend tot een in artikel 3.10 (Besluit
basisveiligheid stralingsbescherming) genoemde categorie, te weten artikel
3.1
lid 3 onder a Besluit Basisveiligheidsnorm stralingsveiligheid
heeft/hebben verricht zonder een daartoe door de Autoriteit (Autoriteit
Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming) verleende registratie,
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) ballastblokken,
(zijnde open bronnen met van nature voorkomende radionucliden, waarvan de
activiteitsconcentratie lager is dan tienmaal de krachtens artikel 3.17
vastgestelde waarde),
voorhanden gehad en/of en/of vervoert en/of (laten) vervoeren en/of
aangeboden bij een schroot- en/of ijzer-en/of metaalhandel(aar) en/of
(metaal)recyclingbedrijf en/of zich van voornoemde ballastblokken ontdaan;
2.
[bedrijf 1] V.O.F. op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de
periode van 6 juni 2018 tot en met 8 juni 2018 te Steenwijk in de gemeente
Steenwijkerland,
opzettelijk niet heeft voldaan aan een vordering, krachtens artikel 126nda Wetboek
van Strafvordering (zie p. 801-802 proces-verbaal), in elk geval krachtens enig
wettelijk voorschrift, gedaan door [verbalisant] , zijnde Generalist Tactische
Opsporing, tevens buitengewoon opsporingsambtenaar, zijnde een ambtenaar die
was belast met de uitoefening van enig toezicht en/of die was belast met en/of
bevoegd was verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten,
immers heeft zij, [bedrijf 1] V.O.F., opzettelijk, nadat deze
ambtenaar haar had gevorderd per direct (camera)beelden te verstrekken van de
levering van radioactief materiaal behorend aan [medeverdachte 1] van het bedrijf
[bedrijf 2] B.V. te Emmen aan [bedrijf 1] V.O.F. op het adres
[adres 2] , dit voor de periode van 1 mei 2018 tot en met 31
mei 2018, dan wel die beelden waarop deze levering en daarmee samenhangende
informatie is vastgelegd, geen gevolg gegeven aan die vordering,
zulks terwijl hij, verdachte, al dan niet samen met één of meer anderen, tot
bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) opdracht heeft gegeven, dan wel feitelijke
leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedraging(en);
3.
hij op of omstreeks 7 juni 2018 te Steenwijk in de gemeente Steenwijkerland,
opzettelijk één of meer voorwerpen die kunnen dienen om de waarheid aan de dag
te brengen, met het oogmerk om de inbeslagneming daarvan te beletten en/of te
belemmeren en/of te verijdelen, heeft verborgen en/of vernietigd en/of
weggemaakt en/of aan het onderzoek van de ambtenaren van de justitie en/of
politie heeft onttrokken,
immers heeft hij, verdachte, op 7 juni 2018 omstreeks 16:27 uur, nadat met een
camerasysteem één of meer opnames waren gemaakt van de (mogelijke) levering
van radioactief materiaal (en nadat deze opnames op grond van artikel 126nda
Wetboek van Strafvordering van hem waren gevorderd), het logboek op het
camerasysteem gewist en/of de instellingen in het camerasysteem veranderd zodat
deze op een week bewaartijd stonden en/of ingesteld dat oudere beelden na 7
dagen automatisch worden verwijderd (zie p. 331-332 proces-verbaal).

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De bewijsmotivering
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde gesteld dat het klopt dat verdachte de radioactieve ballastblokken in zich macht heeft gehad en dat die onder zijn verantwoordelijkheid zijn vervoerd van [bedrijf 3] BV naar [medeverdachte 2] , zodat het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen, hoewel zijn aandeel erg klein was.
Met betrekking tot het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft de raadsman gesteld dat ook deze feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen, nu verdachte erkent dat hij het logboek heeft gewist om inbeslagneming daarvan te belemmeren en hij daarmee niet aan een vordering heeft voldaan.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank stelt op grond van de hierna te noemen bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast. [1]
[medeverdachte 2] heeft een eigen bedrijf genaamd ‘ [bedrijf 4] ’ dat handelt in oud ijzer. Zijn zoon, [medeverdachte 3] , is niet officieel werkzaam binnen het bedrijf, maar helpt wel geregeld mee. Op enig moment hebben [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] samen een schip gekocht. Dit schip is door hen gesloopt teneinde het oud ijzer te kunnen verhandelen. [2] De sloop heeft plaatsgevonden op een terrein in Kootstertille. In dit schip bleken ook ballastblokken te zitten. [3] [medeverdachte 3] heeft deze ballastblokken, als zijnde magnetisch, aangeboden aan [medeverdachte 1] . [4] [medeverdachte 1] is werkzaam als bemiddelaar bij [bedrijf 2] BV, het bedrijf op naam van zijn vrouw en zoon dat eveneens handelt in oud ijzer. [5] [medeverdachte 1] heeft de ballastblokken in eerste instantie voor een ‘klein prijsje’ overgenomen en ze op 19 februari 2018 laten vervoeren naar [naam] (ijzer- en metaalhandelaar) in Hoogezand. Bij [naam] werd geconstateerd dat de ballastblokken niet magnetisch waren en daarom werden ze niet geaccepteerd. [6] De ballastblokken zijn daarop direct weer terug vervoerd naar het terrein van verdachte in Kootstertille. [7]
Op 26 april 2018 hebben [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] samen een klein deel van het afval aangeboden aan Robben Metaalrecycling te Sneek, naar eigen zeggen ‘om te zien wat er zou gebeuren’. [8] Daar bleek dat het om radioactief materiaal ging en daarvan is ook aangifte gedaan bij de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS). [9]
Op 22 mei 2018 heeft [medeverdachte 1] de ballastblokken nogmaals laten ophalen uit Kootstertille, ditmaal gratis, en weer laten vervoeren naar [naam] in Hoogezand. [10] [medeverdachte 1] bevestigt desgevraagd dat [medeverdachte 3] dat deze niet langer aansprakelijk is en dat de ballastblokken na het opladen niet meer retour gaan. [11] Toen bij [naam] werd geconstateerd dat het dezelfde ballastblokken betrof als eerder, welke dus niet magnetisch waren, moest [medeverdachte 1] ze weer komen ophalen. [medeverdachte 1] heeft de ballastblokken daarna aangeboden aan verdachte, die de lading ongeveer een week later heeft laten ophalen. [12] In opdracht van verdachte is een klein deel van de ballastblokken op 31 mei 2018 aangeboden bij [bedrijf 3] BV te Wolvega. Daar is het poortalarm afgegaan en [bedrijf 3] BV heeft de dag erna aangifte gedaan van de radioactiviteit in de aangeboden partij bij de ANVS. [13] Verdachte heeft toen tegen [medeverdachte 1] gezegd dat de ballastblokken radioactief bleken te zijn. [14] In overleg met [medeverdachte 1] heeft verdachte de rest van de lading vervolgens naar een opslagterrein van [medeverdachte 2] in Workum laten brengen, alwaar het op 18 juni 2018 werd aangetroffen door de ANVS. [15] Uit onderzoek aan de lading ballastblokken door het RIVM is gebleken dat de ballastblokken radioactief waren en dat deze, gelet op het stralingsniveau, registratieplichtig waren. [16]
De rechtbank stelt vast dat de ballastblokken in zodanige mate radioactief waren dat zij registratieplichtig waren en dat verdachte, hoewel daartoe verplicht, op geen enkel moment melding heeft gemaakt van de radioactieve partij ballastblokken bij de ANVS. De rechtbank stelt op basis van het hiervoor overwogene eveneens vast dat verdachte de betreffende ballastblokken voorhanden heeft gehad en heeft laten vervoeren, terwijl hij vanaf het moment dat het poortalarm bij [bedrijf 3] BV afging op 31 mei 2018, wist dat de ballastblokken radioactief waren.
Uit de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden volgt dat verdachte na het moment dat hij wist dat de blokken radioactief waren, in overleg met een ander heeft beslist dat de blokken naar een andere locatie moesten worden vervoerd, wat ook is gebeurd. Naar het oordeel van de rechtbank is dan sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en een ander.
De rechtbank is aldus van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het ten laste gelegde heeft gepleegd.
Ten aanzien van de feiten 2 en 3
De rechtbank stelt op grond van de hierna te noemen bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast. [17]
Verdachte is in het belang van het onderzoek gevorderd om camerabeelden van zijn bedrijfsterrein te verstrekken. [18] Die beelden zijn niet direct verstrekt omdat verdachte de opsporingsambtenaar aanvankelijk vertelde dat er geen camerabeelden waren [19] en nadien heeft medegedeeld dat hij hiervoor technische ondersteuning nodig had. [20] Nadien hebben verdachte en [medeverdachte 1] telefonisch contact gehad en heeft verdachte hem medegedeeld dat hij, verdachte, de bewaartermijn van de camerabeelden heeft verkort van een maand naar zeven dagen. [21] Onderzoek naar de instellingen van het camerasysteem heeft uitgewezen dat de camerabeelden na verloop van zeven dagen worden verwijderd. [22] De camerabeelden die zijn gevorderd zijn door deze wijziging van de instellingen automatisch verwijderd. Verdachte heeft daarmee de inbeslagneming van camerabeelden belet en heeft, doordat de camerabeelden door zijn toedoen zijn verwijderd, geen gevolg gegeven aan het bevel tot het verstrekken van de betreffende beelden.
De rechtbank is aldus van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 31 mei 2018 tot en met 18 juni 2018 in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk, handelingen, behorend tot een in artikel 3.10 (Besluit basisveiligheid stralingsbescherming) genoemde categorie, te weten artikel 3.10 lid 3 onder a Besluit Basisveiligheidsnorm stralingsveiligheid heeft verricht zonder een daartoe door de Autoriteit (Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming) verleende registratie,
immers hebben verdachte en zijn mededader ballastblokken, (zijnde open bronnen met van nature voorkomende radionucliden, waarvan de activiteitsconcentratie lager is dan tienmaal de krachtens artikel 3.17 vastgestelde waarde),
voorhanden gehad en laten vervoeren;
2.
[bedrijf 1] V.O.F. in de periode van 6 juni 2018 tot en met 8 juni 2018 te Steenwijk in de gemeente Steenwijkerland,
opzettelijk niet heeft voldaan aan een vordering, krachtens artikel 126nda Wetboek
van Strafvordering, in elk geval krachtens enig wettelijk voorschrift, gedaan door [verbalisant] , zijnde Generalist Tactische Opsporing, tevens buitengewoon opsporingsambtenaar, zijnde een ambtenaar die bevoegd was verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten,
immers heeft zij, [bedrijf 1] V.O.F., opzettelijk, nadat deze
ambtenaar haar had gevorderd per direct (camera)beelden te verstrekken van de
levering van radioactief materiaal behorend aan [medeverdachte 1] van het bedrijf
[bedrijf 2] B.V. te Emmen aan [bedrijf 1] V.O.F. op het adres
[adres 2] , dit voor de periode van 1 mei 2018 tot en met 31
mei 2018, dan wel die beelden waarop deze levering en daarmee samenhangende
informatie is vastgelegd, geen gevolg gegeven aan die vordering,
zulks terwijl hij, verdachte, feitelijke leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedragingen;
3.
hij op 7 juni 2018 te Steenwijk in de gemeente Steenwijkerland,
opzettelijk één of meer voorwerpen die kunnen dienen om de waarheid aan de dag
te brengen, met het oogmerk om de inbeslagneming daarvan te beletten aan het onderzoek van de ambtenaren van de justitie en/of politie heeft onttrokken,
immers heeft hij, verdachte, op 7 juni 2018 omstreeks 16:27 uur, nadat met een
camerasysteem één of meer opnames waren gemaakt van de (mogelijke) levering
van radioactief materiaal (en nadat deze opnames op grond van artikel 126nda
Wetboek van Strafvordering van hem waren gevorderd), het logboek op het
camerasysteem gewist en de instellingen in het camerasysteem veranderd zodat
deze op een week bewaartijd stonden en ingesteld dat oudere beelden na 7 dagen automatisch worden verwijderd.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het onder 1 bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 32 Kernenergiewet, gelezen in samenhang met artikel 3.9, lid 1 van het Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming, de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet economische delicten en artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Het onder 2 en 3 bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in respectievelijk de artikelen 184 en 189 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: medeplegen van overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 32 van de Kernenergiewet, opzettelijk begaan;
feit 2
het misdrijf: opzettelijk niet voldoen aan een bevel of vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar bevoegd verklaard tot het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten;
feit 3
het misdrijf: opzettelijk voorwerpen die kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen met het oogmerk om de inbeslagneming daarvan te beletten, aan het onderzoek van de ambtenaren van de justitie of politie onttrekken.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een taakstraf van 120 uren, te vervangen door 60 dagen hechtenis.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit de zaak af te doen met een voorwaardelijke geldboete gelet op de omstandigheid dat de onderneming van verdachte failliet is verklaard, de feiten inmiddels van vier jaar geleden dateren en verdachte als ‘first offender’ moet worden beschouwd.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk voorhanden hebben en het vervoeren van radioactieve ballastblokken, terwijl hij deze niet op de voorgeschreven wijze had geregistreerd.
Voor het voorhanden hebben en afvoeren van radioactieve stoffen gelden specifieke regels die ervoor moeten zorgen dat de blootstelling aan straling voor mens, dier en milieu zo klein mogelijk is. Deze regels zijn strikt om de gevaarzetting zo veel mogelijk te beperken en om het adequaat en effectief toezicht op (het transport, de opslag en de verwerking van) deze stoffen mogelijk te maken. Doordat verdachte niet direct heeft gemeld dat hij beschikte over radioactieve stoffen, heeft hij de ANVS de mogelijkheid ontzegd om adequaat toezicht uit te voeren, maatregelen te treffen dan wel omwonenden of handelaren aan wie de ballastblokken zijn aangeboden te informeren. De rechtbank rekent dit verdachte aan. Dat het gevaar dat van de straling uitging achteraf bleek mee te vallen, doet niet af aan de ernst van het feit, temeer omdat verdachte dat nog niet wist op het moment dat hij de ballastblokken vervoerde.
Het aandeel van verdachte is geringer dan dat van de andere verdachten [medeverdachte 2] ,
[medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] en daarmee houdt de rechtbank rekening. In strafverzwarende zin houdt de rechtbank er ook rekening mee dat verdachte meerdere strafbare feiten heeft gepleegd, die betrekking hebben op het belemmeren van het strafrechtelijk onderzoek.
De rechtbank heeft acht geslagen op het verdachte betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 23 december 2021. Hieruit blijkt dat verdachte meermalen met betrekking milieudelicten met politie en justitie in aanraking is geweest.
Voor wat betreft het recht op berechting binnen een redelijke termijn overweegt de rechtbank dat de Hoge Raad als uitgangspunt heeft geformuleerd dat de behandeling van de zaak ter terechtzitting in eerste aanleg dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is begonnen en zich geen bijzondere omstandigheden hebben voorgedaan die afwijking van dit uitgangspunt rechtvaardigen. De rechtbank stelt vast dat verdachte op 20 juni 2018 in verzekering is gesteld, in verband met het ten laste gelegde feit. Deze datum geldt als startpunt van de redelijke termijn. Het vonnis wordt gewezen op 13 juni 2022, bijna 4 jaren na aanvang van de redelijke termijn. De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn is overschreden met twee jaren. Die overschrijding is (deels) te verklaren door de gecompliceerdheid van het onderzoek dat moest plaatsvinden aan de ballastblokken en de getuigenverhoren die bij de rechter-commissaris hebben plaatsgevonden. Naar het oordeel van de rechtbank geeft dat echter onvoldoende rechtvaardiging voor de termijnoverschrijding van de vastgestelde duur en zij zal de overschrijding dan ook verdisconteren in de op te leggen straf.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat het in beginsel passend zou zijn aan verdachte op te leggen een taakstraf voor de duur van 140 uur. In verband met de overschrijding van de redelijke termijn zal de rechtbank een korting toepassen van 20 uren, zodat zij zal opleggen een taakstraf van 120 uur, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis. Naar het oordeel van de rechtbank doet het opleggen van een geldboete onvoldoende recht aan de ernst van het feit en gaat daarvan onvoldoende preventieve werking uit, nu een overtreding als in de onderhavige zaak alsdan relatief eenvoudig kan worden afgekocht en verdachte, net als andere natuurlijke personen, actief binnen de ijzer- en metaalbranche onvoldoende geprikkeld worden om adequaat met potentieel gevaarlijke handelswaar om te gaan en aangifte te doen of melding te maken bij de ANVS.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 22c, 22d en 57.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf:medeplegen van overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 32 van de Kernenergiewet, opzettelijk begaan;
feit 2
het misdrijf:opzettelijk niet voldoen aan een bevel of vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar bevoegd verklaard tot het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten;
feit 3
het misdrijf:opzettelijk voorwerpen die kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen met het oogmerk om de inbeslagneming daarvan te beletten, aan het onderzoek van de ambtenaren van de justitie of politie onttrekken;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
120 (honderdtwintig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen;
- beveelt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste zestig dagen doorgebracht in verzekering of voorlopige hechtenis, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Melaard, voorzitter, mr. H. Manuel en
mr. M.S. de Waard, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J. Seuters, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 13 juni 2022.
Buiten staat
Mr. M.S. de Waard is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Noord-Nederland, dienst regionale recherche, team milieu, onderzoek AASGIER/ NNRBA18015. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.JM111, pagina’s 1160 en 1161.
3.JM36 pagina’s 84 en 85.
4.JM81, pagina 883.
5.JM41, pagina 960.
6.JM165, pagina 706
7.JM165, pagina 706; JM81, pagina 883.
8.JM56, pagina 107; Het proces-verbaal van de zitting van 25 mei 2022, voor zover inhoudende, de verklaring van verdachte.
9.JM90, pagina’s 59 tot en met 61.
10.JM41, pagina 959; JM174, pagina 712.
11.JM146, pagina 173.
12.JM70, pagina’s 968 en 969.
13.JM91, pagina’s 62 tot en met 71.
14.JM117, pagina 1072.
15.JM117, pagina 1072; JM97, pagina 136.
16.JM236, pagina’s 584 tot en met 610.
17.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Noord-Nederland, dienst regionale recherche, team milieu, onderzoek AASGIER/ NNRBA18015. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
18.JM14, pagina’s 801 en 802.
19.JM13-02, pagina 75.
20.JM21, pagina 76.
21.JM202, pagina 255.
22.JM223, pagina 332.