ECLI:NL:RBOVE:2022:1724

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 juni 2022
Publicatiedatum
15 juni 2022
Zaaknummer
9573511 \ CV EXPL 21-5016
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de uitleg van afspraken bij de verkoop van een softijsmachine en de afnameverplichting van ijsproducten

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel, gaat het om een geschil tussen Camping De Koeksebelt B.V. en WKSoftijsmachines B.V. over de afspraken die zijn gemaakt bij de aankoop van een softijsmachine. De Koeksebelt heeft in 2020 een softijsmachine gekocht van WK, maar deze functioneerde niet naar behoren. Na problemen met de machine heeft De Koeksebelt een nieuwe machine aangeschaft, waarbij afspraken zijn gemaakt over de terugbetaling in geval van niet-functioneren. De Koeksebelt vorderde een bedrag van € 10.272,91 van WK, terwijl WK stelde dat De Koeksebelt slechts een deel van het bedrag terug zou krijgen na aftrek van leasetermijnen en reparatiekosten. De kantonrechter heeft de Haviltex-norm toegepast om de afspraken te interpreteren en concludeerde dat de terugbetaling van € 20.000,00 moest worden verminderd met de leasetermijnen en reparatiekosten. De Koeksebelt had recht op een bedrag van € 2.498,65, dat WK moest betalen, vermeerderd met wettelijke handelsrente. In reconventie vorderde WK schadevergoeding wegens vermeende schending van een afnameverplichting door De Koeksebelt, maar deze vordering werd afgewezen. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 9573511 \ CV EXPL 21-5016
Vonnis van 14 juni 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap
CAMPING DE KOEKSEBELT B.V.,
gevestigd te Ommen,
eisende partij in conventie, gedaagde partij in reconventie,
hierna te noemen De Koeksebelt,
gemachtigde: mr. Th. van Wijngaarden (Smit en Legebeke Gerechtsdeurwaarders)
tegen
de besloten vennootschap
WKSOFTIJSMACHINES B.V.,
gevestigd te Lemele,
gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie,
hierna te noemen WK,
gemachtigde: mr. B.H. Sellmeijer (DAS Legal Services BV).

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 25 januari 2022;
- de conclusie van antwoord in reconventie;
- de mondelinge behandeling op 11 mei 2022, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt.
1.2.
Ten slotte heeft de kantonrechter bepaald dat vandaag vonnis zal worden gewezen.

2.Inleiding

2.1.
De Koeksebelt heeft van WK een softijsmachine gekocht. Deze zaak gaat, kort gezegd, over de vraag welke afspraak partijen hebben gemaakt voor het geval de machine niet naar wens zou functioneren. In reconventie gaat het om de vraag of partijen hebben afgesproken dat De Koeksebelt haar softijs exclusief bij WK zou inkopen.

3.De feiten

3.1.
De Koeksebelt is een camping die ook softijs en milkshakes verkoopt. WK verhuurt en verkoopt onder andere softijsmachines.
3.2.
De Koeksebelt heeft begin 2020 van WK een softijs- en milkshakemachine gekocht voor het zomerseizoen van 2020. De machine functioneerde niet naar behoren.
3.3.
Op 21 november 2020 heeft WK een offerte uitgebracht en daarin een nieuwe ijsmachine aangeboden. De nieuwprijs van deze machine was € 26.425,00 (excl. btw). WK heeft de nieuwe machine, na aftrek van de inruilwaarde van de vorige machine en met een coulancekorting, aangeboden voor € 6.000,00 (excl. btw). Partijen hebben vervolgens de volgende e-mailcorrespondentie gevoerd:
3.3.1.
Op 27 november 2020 om 08:50 uur heeft De Koeksebelt aan WK gemaild:
“(…)
Als wij overgaan tot de aanschaf van deze machine dan willen wij er natuurlijk zeker van zijn dat wij hier jaren mee vooruit kunnen. Wij willen dan ook onderstaand voorstel doen:
Mochten wij het eerste seizoen weer tegen veel problemen aanlopen (toe te wijzen aan de machine) dan willen wij er zeker van zijn dat jullie de machine terugnemen. Ons voorstel zou dan zijn dat wij de machine na het eerste seizoen dan terug kunnen doen en dat wij het aanschafbedrag terug krijgen minus het aantal leasetermijn bedragen van de periode waarin wij de machine beschikbaar gehad hebben. Dit moeten wij dan natuurlijk samen op papier zetten met de daarmee gemoeide bedragen.
Jij blijft natuurlijk het onderhoud doen net als afgelopen jaar tegen hetzelfde bedrag.
(…)
Wij horen graag wat hier in mogelijk is.
(…)”
3.3.2.
Op diezelfde dag om 14:18 uur heeft WK het volgende aan De Koeksebelt gemaild:
“(…)
We gaan u het volgende voorstel doen:
Aanschaf Smach 4000 APSHT. 380 volt watergekoeld
Inruil Smach Combi 2800 APSHT. 380 volt watergekoeld
1 jaar garantie op nieuwe machine.
Toe te betalen bedrag € 6000.00 ex.
Schoonmaak eens per 6 weken.
Afname van ijsproducten, zodat we regelmatig bij u komen en contact hebben met uw personeel en kunnen monitoren wat er gebeurt.
Eventueel adviseren in gebruik van machne bij nieuw personeel.
Indien na 1 seizoen de machine niet goed heeft gefunctioneerd en gebreken vertoond. Betaald u een seizoen leasekosten en betalen wij u C20.000.00 ex terug.
(…)”
3.3.3.
Op die dag om 16:01 uur heeft De Koeksebelt teruggemaild:
“(…)
Wij gaan hier mee akkoord. (…)”
3.4.
De Koeksebelt heeft daarna een bedrag van € 6.000,- exclusief btw aan WK betaald en WK heeft vervolgens de ijsmachine aan De Koeksebelt geleverd. Gedurende het zomerseizoen van 2021 heeft De Koeksebelt problemen met de machine ondervonden. De machine is daarom op 22 juli 2021 door WK opgehaald en vervangen door een leenmachine.
3.5.
Op 31 augustus 2021 heeft WK ter afwikkeling van de gemaakte afspraak een creditfactuur gestuurd en het daarop berekende bedrag van € 15.022,51 aan De Koeksebelt uitbetaald.

4.Het geschil

in conventie

4.1.
De Koeksebelt wil dat WK de afspraak uit de e-mailcorrespondentie van 27 november 2020 nakomt. Volgens De Koeksebelt moet WK nog een bedrag van € 10.272,91 aan haar uitbetalen, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente (€ 159,69 tot en met 24 november 2021) en de incassokosten (877,73). De Koeksebelt vordert daarom dat WK wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 11.310,33, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 10.272,91 vanaf 25 november 2021 tot de dag van volledige betaling en de proceskosten.
4.2.
WK concludeert tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van De Koeksebelt in de proceskosten, de wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten.
in reconventie
4.3.
WK is van mening dat De Koeksebelt in strijd met de afspraak van 27 november 2020 maar één keer ijs bij WK heeft afgenomen. De Koeksebelt moet de schade die WK daardoor heeft geleden vergoeden. WK vordert daarom dat De Koeksebelt wordt veroordeeld tot het betalen van een bedrag van € 1.780,53, te vermeerderen met de proceskosten, de wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten.
4.4.
De Koeksebelt concludeert tot afwijzing van de vordering in reconventie, met veroordeling van WK in de proceskosten.

5.De beoordeling

in conventie

5.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat zij naar aanleiding van het functioneren van de vorige ijsmachine op 27 november 2020 een afspraak hebben gemaakt over de machine die De Koeksebelt van WK heeft gekocht voor het seizoen 2021, voor het geval die machine (ook) niet zou functioneren. Partijen zijn het echter niet eens over wat de gemaakte afspraak dan inhoudt. In geschil is het i) bedrag dat WK had moeten terugbetalen, ii) over hoeveel maanden er een leasevergoeding moet worden berekend, iii) welke reparaties door WK zijn uitgevoerd en iv) de berekening op de creditfactuur van WK.
Wat hebben partijen afgesproken in de mailwisseling van 27 november 2020?
5.2.
De Koeksebelt heeft gesteld dat WK haar nog een bedrag van € 10.272,91 verschuldigd is. Volgens De Koeksebelt is op 27 november 2020 afgesproken dat bij het niet goed functioneren van de ijsmachine van WK een bedrag van € 20.000,- exclusief btw terugontvangt en zij aan WK de leasetermijnen over de periode van gebruik moet betalen. Volgens De Koeksebelt leidt dat tot de volgende berekening: op de aanschafprijs van € 26.425,- exclusief btw strekken vijf maanden aan leasetermijnen in mindering met als uitkomst € 21.150,- exclusief btw, zodat aan De Koeksebelt toekomt € 25.591,50 inclusief btw. Van WK heeft De Koeksebelt een bedrag van € 15.022,51 ontvangen, zodat De Koeksebelt nog een bedrag van € 10.568,99 te vorderen heeft.
De uitleg die WK aan de afspraak geeft kan volgens De Koeksebelt niet worden gevolgd omdat die uitleg geen recht doet aan de situatie. De Koeksebelt heeft daarbij aangevoerd dat zij € 6.000,00 voor de machine heeft betaald en nu ruim € 5.000,00 aan leasetermijnen moet betalen. Het is volgens haar niet logisch dat zij in totaal een bedrag van ruim € 11.000,00 moet betalen voor vijf maanden lease van een machine. Daarnaast stelt De Koeksebelt dat de aanschafprijs minus de leasetermijnen op een bedrag van (rond de) € 20.000,00 uitkomt en dat zij er vanuit ging dat WK om die reden het voorstel deed om € 20.000,00 terug te betalen.
5.3.
WK heeft gesteld dat de afspraak van 27 november 2020 inhoudt dat De Koeksebelt bij retournering van de machine een leasevergoeding zou betalen voor de maanden dat zij de machine in gebruik heeft gehad en dat WK een bedrag van € 20.000,00 aan De Koeksebelt zou terugbetalen. WK heeft daarom zes leasetermijnen en de kosten van twee reparaties van het bedrag van € 20.000,00 afgetrokken en een bedrag van € 15.022,51 inclusief btw aan De Koeksebelt betaald.
5.4.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft De Koeksebelt aan de afspraak van 27 november 2020 niet de uitleg mogen geven die zij nu bepleit. Daartoe overweegt de kantonrechter als volgt.
5.5.
Partijen hebben ieder een eigen uitleg gegeven aan de inhoud van de afspraak die zij in de e-mails van 27 november 2020 hebben gemaakt. Bij de vraag welke afspraken partijen hebben gemaakt is niet alleen de tekst van de overeenkomst van belang, maar vooral ook wat partijen redelijkerwijs van elkaar mochten begrijpen en verwachten. Daarbij zijn de feiten en de omstandigheden waaronder de afspraken tot stand zijn gekomen van belang (de Haviltex-norm).
5.6.
Partijen hebben voor of nadat zij de afspraak op 27 november 2020 per e-mail hebben gemaakt, niet (mondeling) overlegd of onderhandeld. Dat betekent dat de kantonrechter eerst de letterlijke tekst van de e-mailwisseling zal beoordelen.
Op 27 november 2020 heeft De Koeksebelt in haar e-mail voorgesteld dat zij in geval van retournering van de machine het aanschafbedrag terugkrijgt, minus het aantal leasetermijnen dat zij de machine heeft gebruikt. WK reageert daarop door te stellen dat zij – kort gezegd – goede machines verkoopt en dat zij daarom een nieuw voorstel doet:
“We gaan u het volgende voorstel doen”. (…) Indien na 1 seizoen de machine niet goed heeft gefunctioneerd en gebreken vertoond. Betaald u een seizoen leasekosten en betalen wij u € 20.000.00 ex terug.”
Met dat voorstel gaat De Koeksebelt vervolgens akkoord. Naar het oordeel van de kantonrechter blijkt de uitleg die De Koeksebelt aan de afspraak geeft, niet uit de tekst van de afspraak.
5.7.
Daarbij is ten eerste van belang dat WK een nieuw voorstel doet. In dat voorstel wordt de aanschafprijs (de nieuwprijs) van € 26.425,00 niet meer genoemd. Het voorstel dat De Koeksebelt daarvóór zelf heeft gedaan is op dat moment dus van tafel. In het nieuwe voorstel noemt WK in plaats van het aanschafbedrag een bedrag van € 20.000,00. Op grond van de tekst kan De Koeksebelt dan ook niet worden gevolgd in haar standpunt dat voor iedereen, dus ook voor WK, duidelijk was dat De Koeksebelt nog steeds uitging van de aanschafprijs. Door het voorstel van WK zonder enige toelichting te accepteren, heeft De Koeksebelt met het voorstel dan ook onvoorwaardelijk ingestemd.
5.8.
Dit zou anders kunnen zijn als De Koeksebelt feiten en omstandigheden had aangevoerd waaruit een andere uitleg moet volgen. Indien WK moest begrijpen dat De Koeksebelt met haar akkoord iets anders bedoelde dan zij in haar mail heeft verwoord, zou een reden bestaan om anders te oordelen. Maar dat is in deze procedure niet gebleken. De Koeksebelt heeft geen feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit dit kan worden afgeleid.
De Koeksebelt heeft onder meer aangevoerd dat het niet logisch is dat zij uiteindelijk een bedrag van € 11.000,- heeft betaald voor 5 maanden lease van de ijsmachine. Dit is echter door WK ter zitting weerlegd, onder andere door te wijzen op afschrijvingen. Daar komt bij dat een afspraak, waarmee een einde wordt gemaakt aan een discussie, inhoudelijk niet altijd logisch hoeft te voelen, juist omdat een oplossing wordt gevonden voor een probleem. Bovendien kan de uitleg die De Koeksebelt geeft aan het door WK genoemde bedrag van € 20.000,- ook niet worden gevolgd. De argumenten van De Koeksebelt sluiten niet aan bij de tekst van de e-mails. Bovendien sluit de berekening van De Koeksebelt niet aan bij de akkoordverklaring omdat daarin het bedrag van € 20.000,- niet terugkomt.
5.9.
Uit het voorgaande volgt dat De Koeksebelt er niet zomaar vanuit had mogen gaan dat WK de door De Koeksebelt genoemde redeneringen aan haar voorstel ten grondslag had gelegd. Nu De Koeksebelt het voorstel van WK anders uitlegt dan wat er staat, had zij daarvan melding moeten maken bij haar akkoordverklaring. Verder geldt dat WK de veronderstellingen van De Koeksebelt in redelijkheid niet uit de e-mailwisseling had hoeven op te maken.
5.10.
Het voorgaande betekent dat WK niet behoefde te verwachten dat De Koeksebelt met haar ‘
akkoord’bedoelde dat zij nog wel uitging van de aanschafprijs.
De kantonrechter concludeert dat de afspraak zo moet worden uitgelegd dat het door WK terug te betalen bedrag van € 20.000,00 moet worden verminderd met de (hierna te bespreken) leasetermijnen en reparatiekosten.
Het aantal leasetermijnen
5.11.
Tussen partijen bestaat discussie over het aantal maanden dat De Koeksebelt de nieuwe machine in gebruik heeft gehad en waarover zij volgens de afspraak leasetermijnen moet betalen. Ter zitting heeft WK erkend dat De Koeksebelt vijf maanden aan leasetermijnen moet betalen. Vermenigvuldigd met de leasevergoeding van € 1.055,00 per maand (die niet in geschil is), betekent dat dat WK een bedrag van 5 x € 1.055,00 = € 5.275,00 (exclusief btw) op het bedrag van € 20.000,00 in mindering mocht brengen.
De reparaties
5.12.
WK heeft ook de kosten van een tweetal reparaties in mindering gebracht op het bedrag dat zij aan De Koeksebelt heeft terugbetaald. De reparatie van 19 juli 2021 wordt door De Koeksebelt erkend. Het bedrag voor die reparatie, € 244,70 (exclusief btw), zal dus op het door De Koeksebelt te ontvangen bedrag in mindering worden gebracht.
De reparatie van 20 augustus 2021 wordt door De Koeksebelt betwist. Volgens De Koeksebelt is van een reparatie op die dag geen sprake geweest. WK had de machine namelijk op 22 juli 2021 al opgehaald. Zoals WK ter zitting ook heeft toegegeven, heeft zij vervolgens niet met feiten kunnen onderbouwen dat op die datum inderdaad een reparatie heeft plaatsgevonden en wat voor reparatie dat geweest zou zijn. De kosten die WK voor die reparatie in rekening heeft gebracht, hoeft De Koeksebelt dus niet te betalen.
De creditfactuur
5.13.
WK heeft ter zitting erkend dat er een fout in de berekening van de creditfactuur zit. De kantonrechter zal hierna het te betalen bedrag opnieuw berekenen.
Conclusie
5.14.
De Koeksebelt had naar aanleiding van de afspraak van 27 november 2020 recht op een bedrag van € 20.000,00 - € 5.275,00 - € 244,70 = € 14.480,30 exclusief btw en € 17.521,16 inclusief btw. Omdat WK een bedrag van € 15.022,51 inclusief btw heeft betaald, zal WK worden veroordeeld om een bedrag van € 2.498,65 inclusief btw aan De Koeksebelt te betalen.
5.15.
WK is over het bedrag van € 2.498,65 ook rente verschuldigd. Partijen handelen beide in de uitoefening van hun bedrijf, dus de wettelijke handelsrente van artikel 6:119a BW is van toepassing. De wettelijke handelsrente over het bedrag van € 2.498,65 zal, zoals gevorderd, worden toegewezen vanaf 14 september 2021.
5.16.
De Koeksebelt heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden hebben plaatsgevonden. De buitengerechtelijke incassokosten zullen worden berekend over de toegewezen hoofdsom en zullen aan de hand van het toepasselijke tarief worden toegewezen tot een bedrag van € 374,80.
De proceskosten
5.17.
Partijen worden in conventie over en weer in het (on)gelijk gesteld. De kantonrechter zal daarom de proceskosten tussen partijen compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
in reconventie
5.18.
Het geschil in reconventie bestaat uit de vraag of De Koeksebelt een afnameverplichting had, op grond waarvan zij al haar ijs bij WK moest afnemen.
Wat hebben partijen afgesproken?
5.19.
WK heeft gesteld dat partijen een afspraak hebben gemaakt waaruit volgt dat De Koeksebelt een verplichting had om “het ijs” bij WK af te nemen. WK verwijst naar hetzelfde e-mailbericht van 27 november 2020 waarin de volgende bepaling is opgenomen:
“Afname van ijsproducten, zodat we regelmatig bij u komen en contact hebben met uw personeel en kunnen monitoren wat er gebeurt.”Deze bepaling is volgens WK opgenomen zodat regelmatig begeleiding bij het gebruik van de machine kon worden gegeven en controle kon worden uitgeoefend over het gebruik van de machine.
De Koeksebelt heeft zich op het standpunt gesteld dat zij wel degelijk ijs heeft afgenomen van WK. Daarnaast heeft zij betoogd dat geen sprake is van een afnameverplichting. Volgens De Koeksebelt kwam WK regelmatig kijken, namelijk bij het onderhoud van de machine dat iedere zes weken plaatsvond en was afname van ijs daarvoor niet nodig.
5.20.
De kantonrechter overweegt dat ook deze afspraak moet worden uitgelegd aan de hand van de Haviltex-maatstaf (zie 5.5.). De kantonrechter is van oordeel dat uit de tekst van deze bepaling geen exclusieve afnameverplichting kan worden afgeleid. De afspraak moet naar het oordeel van de kantonrechter zo worden opgevat dat WK regelmatig wilde komen kijken, onder andere ter ondersteuning van de medewerkers van De Koeksebelt. Dat De Koeksebelt verplicht zou zijn om exclusief bij WK ijs af te nemen, blijkt echter nergens uit. Ook deze afspraak hebben partijen niet van tevoren (mondeling) besproken, zodat onvoldoende aanleiding bestaat om bij de uitleg van de letterlijke tekst af te wijken. Daar komt bij dat de schriftelijke afspraak onvoldoende bepaald is en WK redelijkerwijs niet mocht verwachten dat De Koeksebelt zou begrijpen dat zij al haar ijs bij WK zou moeten afnemen. De vordering tot het betalen van schadevergoeding in verband met het tekortschieten in de nakoming van deze afspraak zal dan ook worden afgewezen.
De proceskosten
5.21.
WK wordt in reconventie in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen. Deze worden tot op heden aan de zijde van De Koeksebelt begroot op € 187,00 aan salaris gemachtigde (2 x 0,5 punt x liquidatietarief van € 187,00).

6.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
6.1.
veroordeelt WK om aan De Koeksebelt te betalen een bedrag van € 2.498,65 (inclusief btw), te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW vanaf 14 september 2021 tot de dag van volledige betaling;
6.2.
veroordeelt WK om aan De Koeksebelt te betalen een bedrag van € 374,80 aan buitengerechtelijke incassokosten;
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
in reconventie
6.5.
wijst de vordering van WK af;
6.6.
veroordeelt WK in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van De Koeksebelt begroot op € 187,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.N. Bartels, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 14 juni 2022. (SB)