ECLI:NL:RBOVE:2022:1782

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 maart 2022
Publicatiedatum
21 juni 2022
Zaaknummer
C/08/275357 / FA RK 21-3204
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek grootouders tot omgangsregeling met kleinkinderen

In deze zaak hebben de grootouders van vier minderjarige kinderen een verzoek ingediend bij de Rechtbank Overijssel om een omgangsregeling vast te stellen. De grootouders, bijgestaan door hun advocaat, hebben verzocht om contact met de kinderen, die sinds eind 2019 in verschillende pleeggezinnen verblijven. De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoekschrift en de daaropvolgende verweerschriften van de gecertificeerde instelling (GI) en de Raad voor de Kinderbescherming. Tijdens de mondelinge behandeling op 2 maart 2022 is besloten om de grootouders ontvankelijk te verklaren in hun verzoek, maar de rechtbank heeft uiteindelijk het verzoek afgewezen. De rechtbank oordeelde dat er sprake is van een ontzeggingsgrond in de zin van artikel 1:377a lid 3 onder a van het Burgerlijk Wetboek, omdat omgang met de grootouders niet in het belang van de kinderen zou zijn. De kinderen hebben ernstige problemen door traumatische ervaringen en het is noodzakelijk dat zij de tijd krijgen voor therapie. De rechtbank heeft ook overwogen dat er veiligheidsrisico's zijn en dat de kinderen in pleeggezinnen op geheime adressen verblijven. De grootouders kunnen op afstand volgen hoe het met de kinderen gaat, maar een omgangsregeling is op dit moment niet verantwoord. De rechtbank heeft het verzoek van de grootouders afgewezen en aangegeven dat er in de toekomst opnieuw gekeken kan worden naar contactherstel, afhankelijk van de uitkomsten van de therapieën.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

locatie Almelo
team familie- en jeugdrecht
zaaknummer: C/08/275357 / FA RK 21-3204
beschikking van 2 maart 2022
inzake
[verzoekster],
verder te noemen: de oma,
[verzoeker] ,
verder te noemen: de opa,
hierna gezamenlijk te noemen: de grootouders,
beiden wonende te [woonplaats] ,
verzoekers,
advocaat: mr. L.J.A. Eshuis-Nijmeijer,
en
Stichting Jeugdbescherming Overijssel,
de gecertificeerde instelling,
verder te noemen: de GI,
gevestigd te Hengelo (O),
belanghebbende.

1.Het procesverloop

De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoekschrift, binnengekomen op
28 december 2021.
Op 28 februari 2022 is een verweerschrift van de GI binnengekomen.
De mondelinge behandeling heeft met gesloten deuren op 2 maart 2022 plaatsgevonden.
Verschenen en gehoord zijn:
- de grootouders, bijgestaan door hun advocaat,
- mevrouw [A] en mevrouw [B] namens de GI;
- de heer [C] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de raad).
Aan een medewerkster van de GI en een van de raad is bijzondere toegang verleend.

2.De feiten

Verzoekers zijn de grootouders moederszijde van de navolgende minderjarige kinderen:
[minderjarige 1], geboren te [woonplaats] op [geboortedatum] 2009,
[minderjarige 2], geboren te [woonplaats] op [geboortedatum] 2014,
[minderjarige 3], geboren te [woonplaats] op [geboortedatum] 2016,
[minderjarige 4], geboren te [woonplaats] op [geboortedatum] 2016, verder ook te noemen [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] of: de kinderen.
De kinderen verblijven sinds eind 2019 in verschillende pleeggezinnen.
Bij beschikking van de rechtbank van 10 maart 2021 is het ouderlijk gezag van de moeder, [X] , over de kinderen beëindigd en is de GI benoemd tot voogd over hen.

3.Het verzoek

De grootouders verzoeken de rechtbank bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat de kinderen eens per twee weken contact zullen hebben met de grootouders via een (video)belmoment, fysiek contact of anderszins, dan wel een zodanige regeling als de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren en ook te bepalen dat de GI de grootouders eens per maand op de hoogte stelt van het welzijn van de kinderen en een foto van alle kinderen dient toe te sturen.

4.Het verweer

De GI verzoekt de rechtbank het verzochte af te wijzen. De jeugdbeschermers hebben regelmatig gesprekken gevoerd met grootouders over wat er allemaal is gebeurd en over de mogelijkheid van contact. Grootouders hebben een grote rol gespeeld in het leven van de kinderen, met name van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . [minderjarige 1] heeft aangegeven wel contact met grootouders te willen. De jongste twee kinderen reageren extreem heftig als ze cadeautjes van opa en oma krijgen. De GI acht het niet in het belang van de kinderen om een omgangsregeling vast te stellen. De grootouders kunnen enkel een onderdeel van het leven van de kinderen zijn als daartoe mogelijkheden zijn en die worden op dit moment niet gezien. Er zijn grote veiligheidsrisico’s voor de kinderen en er loopt nog een strafrechtelijk onderzoek naar moeder en haar partner. De kinderen hebben in het verleden heel schokkende dingen meegemaakt. Ze stonden constant onder hoge stress en zijn stelselmatig misbruikt en mishandeld. De kinderen ervaren problemen op verschillende gebieden: op school, thuis en in de omgang met leeftijdsgenoten. Er is sprake van ernstige onverwerkte trauma’s, ontwikkelingsachterstanden, een posttraumatische stressstoornis en een reactieve hechtingsstoornis en zij hebben nog een lange weg te gaan in hun behandeling.
[minderjarige 1] vraagt wel naar de grootouders. Vanwege de veiligheidsrisico’s zou hij in het contact met zijn grootouders bepaalde feiten en zaken niet mogen noemen. Hij moet die dan verzwijgen of erover liegen en dat ziet de GI als een ontwikkelingsbedreiging.

5.Het standpunt van de raad

De raad begrijpt de wens van de grootouders om het contact met hun kleinkinderen te herstellen. Echter is het van belang dat er verstandige keuzes worden gemaakt die in het belang zijn van de kinderen. De kinderen zijn ernstig in hun ontwikkeling bedreigd en zij hebben tijd nodig voor de therapie. Het nu vaststellen van een omgangsregeling is niet in het belang van de kinderen en kan zelfs averechts werken voor de grootouders, maar ook voor de kinderen en voor het werk van de jeugdbeschermers. De raad ziet dat er samenwerking is tussen de grootouders en de voogd en dat is belangrijk.

6.De beoordeling

De rechtbank heeft ervoor gekozen om in dit stadium van de procedure de minderjarige [minderjarige 1] en de verschillende pleegouders nog niet als belanghebbende en/of informant te horen.
Grootouders verzoeken de rechtbank een omgangsregeling tussen de grootouders en de kinderen vast te stellen.
Het wettelijk criteriumHet verzoek van de grootouders is gebaseerd op artikel 1:377a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Volgens dat artikel heeft een kind recht op omgang met degene die in een nauwe persoonlijke betrekking tot hem staat. Ingevolge het tweede lid van dit artikel stelt de rechter op verzoek van degene die in een nauwe persoonlijke betrekking tot het kind staat een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vast.
De ontvankelijkheidVoor de ontvankelijkheid van het verzoek van de grootouders tot vaststelling van een omgangsregeling is vereist dat tussen hen en de kleinkinderen een nauwe persoonlijke betrekking bestaat, welk begrip op één lijn te stellen is met ‘family life’ in de zin van artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Het bestaan van biologisch grootouderschap op zich is niet voldoende om aan te nemen dat sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking, althans van ‘family life’. Ook zal moeten blijken van bijkomende omstandigheden waaruit die nauwe persoonlijke betrekking volgt.
De grootouders hebben in dit verband aangevoerd dat zij altijd nauw betrokken zijn geweest in het leven van hun kleinkinderen. Zij hebben veelvuldig opgepast en de moeder heeft zelfs met de kinderen een korte periode bij hen gewoond. Toen het leven van de moeder onstabieler werd hebben zij er alles aan gedaan om de stabiele factor voor de kinderen te zijn. Tot het moment dat de kinderen naar de pleeggezinnen zijn gebracht, in december 2019, toen is het contact gestopt. De grootouders stellen dat, nu de ouders niet meer in beeld zijn bij de kinderen, het juist van wezenlijk belang is dat er met andere biologische familieleden wel contact is.
De rechtbank is van oordeel dat de grootouders voldoende concrete feiten hebben gesteld waaruit blijkt dat er sprake is van ‘family life’ en bijkomende omstandigheden. De grootouders kunnen ontvankelijk worden verklaard in hun verzoek.
OmgangDe rechtbank acht zich voldoende geïnformeerd om te beoordelen of omgang met de grootouders in het belang van de kinderen is. De rechter ontzegt het recht op omgang slechts, indien:
a. omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind, of
b. degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang, of
c. het kind dat twaalf jaren of ouder is, bij zijn verhoor van ernstige bezwaren tegen omgang met degene met wie hij in een nauwe persoonlijke betrekking staat heeft doen blijken, of
d. omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.
De rechtbank is van oordeel dat het belang van de kinderen zich verzet tegen het vastleggen van een omgangsregeling met de grootouders. Er is sprake van een ontzeggingsgrond in de zin van artikel 1:377a lid 3 onder a BW en dat maakt dat het verzoek moet worden afgewezen.
De rechtbank ziet betrokken grootouders en begrijpt dat het voor hen moeilijk is om geen contact meer te hebben met hun kleinkinderen. Er is veel gebeurd in het leven van de kinderen en zij hebben te kampen met zeer ernstige problematieken op verschillende gebieden door traumatische ervaringen in het verleden. Het is op dit moment noodzakelijk dat de kinderen alle tijd krijgen om therapie te volgen en nieuwe ontwikkelingsbedreigingen dienen voorkomen te worden. Daarnaast loopt er nog een strafrechtelijk onderzoek. Gebleken is dat [minderjarige 1] wel (bel/video)contact met de grootouders wil, maar dit is niet verantwoord omdat hij tijdens zo’n gesprek niet vrijuit zal kunnen en mogen spreken over de dagelijkse dingen die hem bezighouden (school, vrije tijdsbesteding, thuissituatie en dergelijke). De kinderen verblijven in pleeggezinnen op geheime adressen. Er is een serieus veiligheidsrisico. Voorkomen moet worden dat zijn verblijfplaats en/of die van de andere kinderen bekend wordt. Dit is door de jeugdbeschermers met [minderjarige 1] besproken. De moeder en haar partner zien [minderjarige 1] als de zondebok en hij weet dat er een doodsbedreiging in zijn richting is geuit. Het niet vrijuit kunnen spreken tijdens contact met grootouders zou een extra ontwikkelingsbedreiging voor [minderjarige 1] opleveren. Dat kan niet van hem worden gevraagd. Het is jammer voor [minderjarige 1] dat contact met grootouders nu niet mogelijk is, maar het is nu niet anders. De jeugdbeschermers kunnen bekijken of [minderjarige 1] bijvoorbeeld een tekening of briefje aan de grootouders kan sturen, maar dat zal via de GI moeten lopen. Afhankelijk van de uitkomsten van de therapieën kan opnieuw worden gekeken of contactherstel tussen de kinderen en de grootouders mogelijk is. Pas daarna kan eventueel een omgangsregeling met de grootouders aan bod komen. Hierbij zal met name aan [minderjarige 1] en eventueel [minderjarige 2] moeten worden gedacht, want het lijkt erop dat de jongste twee kinderen geen (positieve) band voelen met grootouders. De rechtbank ziet geen wettelijke basis voor het opleggen van een informatieplicht. De rechtbank gaat ervan uit dat de jeugdbeschermers in contact blijven met de grootouders en dat zij, indien mogelijk, informatie over de kinderen aan hen verstrekken. Misschien kan er een foto worden verstrekt. De grootouders kunnen de kinderen op die manier van een afstand blijven volgen en zij kunnen, indien en zodra contactherstel wel mogelijk is, beter bij hen aansluiten. De voogd moet de ruimte hebben om hierin naar bevind van zaken te kunnen handelen, rekening houdend met de individuele belangen van de kinderen en de visie van de pleegouders. Daarbij zal het belang van de kinderen en hun de veiligheid te allen tijde voorop moeten staan.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het verzoek van grootouders afwijzen.

7.De beslissing

De rechtbank:
wijst af het verzoek van de grootouders.
Deze beschikking is gegeven door mr. C. Verdoold, kinderrechter, in tegenwoordigheid van
M. Romarck als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 2 maart 2022.
De schriftelijke vastlegging is vastgesteld op 26 april 2022.
Een afschrift van deze beschikking wordt gezonden aan de raad voor de kinderbescherming en de in deze beschikking vermelde gegevens worden door de raad opgenomen in zijn registratie.
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden:
[.]
[.] .