5.2Voor een uitvoerige weergave van het standpunt van eiseres verwijst de rechtbank naar het beroepschrift en de aanvullende gronden.
De beoordeling door de rechtbank
6. De rechtbank stelt voorop dat het legaliteitsbeginsel in het belastingrecht een belangrijke rol speelt. Een belastingplichtige dient zelf aan de hand van gepubliceerde wet- en regelgeving voorafgaand aan, maar in ieder geval op het moment van het ontstaan van zijn materiële belastingschuld de omvang van zijn fiscale verplichtingen te kunnen vaststellen.
7. Verweerder heeft op 27 december 2016 aan eiseres de beschikking afgegeven om de vervuilingswaarde van de afvalwaterstroom in 2017 te berekenen met behulp van gegevens, die door middel van onderzoek over een beperkt aantal etmalen zijn verkregen, dit met inachtneming van de vier in de beschikking opgenomen voorschriften. Bij de meetbeschikking is een bijlage gevoegd, met daarop vermeld de door verweerder bepaalde
21 etmalen waarop proportionele etmaalbemonstering en analyse moet plaatsvinden.
8. Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres op deze 21 etmalen de meting, bemonstering en analyse heeft laten plaatsvinden zoals in de meetbeschikking is opgenomen en dat eiseres zich ook overigens aan de in de beschikking opgenomen meetvoorschriften heeft gehouden. Ook de juistheid van de analysegegevens van eiseres wordt door verweerder niet bestreden.
9. Naar het oordeel van de rechtbank biedt de Wsw, noch de Verordening, noch de meetbeschikking in dat geval de bevoegdheid aan verweerder om de vervuilingswaarde vast te stellen op basis van zijn eigen onderzoeksresultaten. Eiseres heeft de meting, bemonstering en analyse laten plaatsvinden in de 21 etmalen, die door verweerder in de bijlage bij de meetbeschikking zijn aangewezen en heeft zich ook overigens aan deze meetbeschikking gehouden. Uit het legaliteitsbeginsel vloeit dan voort dat eiseres op basis van de Wsw, de Verordening en haar eigen aangifte haar materiële belastingschuld kan vaststellen. De enkele omstandigheid dat de onderzoeksresultaten van verweerder ten opzichte van de resultaten van eiseres een afwijking van meer dan 25 % laten zien, rechtvaardigt niet dat van de aangifte van eiseres kan worden afgeweken. Dat een dergelijke bevoegdheid uit het doel en de strekking van de waterschapsregelgeving zou volgen, acht de rechtbank daarom niet juist.
10. Artikel 18 van de Verordening biedt verweerder ook niet de bevoegdheid om aan de hand van de eigen onderzoeksresultaten de vervuilingswaarde door middel van schatting vast te stellen. In het geval van eiseres is immers niet gebleken dat een van de vier vereisten zich heeft voorgedaan die in artikel 18 voor toepassing van de schattingsbevoegdheid zijn genoemd. De vereisten kennen alle vier de voorwaarde dat de heffingplichtige zich niet aan voor hem geldende voorschriften heeft gehouden. Verweerder heeft echter niet bestreden dat eiseres zich wèl heeft gehouden aan de meetvoorschriften zoals opgenomen in de meetbeschikking.
11. Verweerder heeft ter zitting verklaard dat in zoverre niet aan de meetbeschikking is voldaan, dat de onderzoeksresultaten representatief moeten zijn voor het gehele jaar. Eiseres heeft de monsters juist samengesteld en heeft de analyses juist uitgevoerd. Deze resultaten zijn daarom representatief geacht voor de 21 aangewezen etmalen. Voor de andere dagen geven deze onderzoeksresultaten echter geen goed beeld. De strekking van de meetbeschikking is wel dat de inhoud daarvan moet leiden tot een representatief aantal v.e. onder aan de streep.
12. De rechtbank overweegt in dit verband dat in de Verordening noch in de meetbeschikking is opgenomen dat de onderzoeksresultaten van de meting, bemonstering en analyse van de aangewezen 21 etmalen - achteraf bezien - representatief moeten zijn voor de overige dagen in het jaar. Dit is dan ook geen voorwaarde van de meetbeschikking die geschonden kan zijn en die een grond voor schatting als bedoeld in artikel 18 van de Verordening kan opleveren.
13. Het beroep is gegrond. De rechtbank zal de uitspraak op bezwaar vernietigen en met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht zelf in de zaak voorzien door de definitieve aanslag zuiveringsheffing bedrijfsruimte voor het belastingjaar vast te stellen op basis van de aangifte van eiseres voor 2017. Dit betekent dat de aanslag zal worden verminderd tot (951,1 v.e. x € 48,89 =)
€ 46.499,28.
14. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.
15. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, waarde per punt € 759,-, wegingsfactor 1).