ECLI:NL:RBOVE:2022:1852

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 juni 2022
Publicatiedatum
27 juni 2022
Zaaknummer
ak_21_1102
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering wijziging geboortedatum in basisregistratie persoonsgegevens op basis van brondocumenten

In deze uitspraak van de Rechtbank Overijssel wordt het beroep van eiser tegen de weigering van het college van burgemeester en wethouders van Almelo om zijn geboortedatum te wijzigen in de basisregistratie persoonsgegevens (brp) beoordeeld. Eiser, geboren in Turkije, had verzocht om zijn geboortedatum te veranderen van 2 december 1961 naar 2 december 1958, gebaseerd op een vonnis van een Turkse rechtbank. Het college had dit verzoek afgewezen, stellende dat niet onomstotelijk vaststond dat de gegevens in de brp onjuist waren. De rechtbank oordeelt dat de weigering terecht was, omdat de wijziging van persoonsgegevens in de brp alleen kan plaatsvinden op basis van brondocumenten. Eiser had aangevoerd dat de wet deze eis niet stelde, maar de rechtbank concludeert dat de wetgever inderdaad een rangorde van documenten heeft vastgesteld die als brondocumenten kunnen dienen. De rechtbank oordeelt verder dat het vonnis van de Turkse rechtbank niet buiten redelijke twijfel aantoont dat eisers geboortedatum 2 december 1958 is. De rechtbank wijst erop dat de Turkse rechtbank zijn geboortedatum heeft vastgesteld op basis van aannames en dat er geen objectieve bewijsstukken zijn die deze geboortedatum bevestigen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de eisers geboortedatum niet hoeft te worden gewijzigd in de brp en dat hij geen proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 21/1102

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. D.F. Briedé),
en

het college van burgemeester en wethouders van Almelo, verweerder

(gemachtigden: C.H.M. Witteman-Brattinga en H.M. Kamphuis-Kroezen).

Procesverloop

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de weigering om zijn geboortedatum te veranderen in de basisregistratie persoonsgegevens (brp).
Verweerder heeft eisers verzoek daartoe afgewezen in een besluit van 4 november 2020 (het primaire besluit). In het besluit van 25 mei 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder eisers bezwaar tegen het primaire besluit ongegrond verklaard. Verweerder is gebleven bij de weigering om eisers geboortedatum te veranderen.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Daarna heeft eiser een aanvullend beroepschrift ingediend. Verweerder heeft daarop gereageerd met een aanvullend verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 25 mei 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigden van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Inleiding en samenvatting
1. De rechtbank beoordeelt of verweerder eisers geboortedatum had moeten veranderen in de brp. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
De rechtbank oordeelt dat verweerder terecht heeft geweigerd eisers geboortedatum te veranderen
.Hierna legt zij uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Eiser heeft de beroepsgrond dat de voorzitter van de bezwaaradviescommissie mogelijk niet onpartijdig was, ingetrokken. Daarom bespreekt de rechtbank deze beroepsgrond niet.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Relevante feiten en omstandigheden
2. Eiser is geboren in Turkije. In eerste instantie is in de Turkse bevolkingsadministratie als zijn geboortedatum geregistreerd 2 december 1964. Op grond van een vonnis van een Turkse rechtbank van 20 oktober 1978 is eisers geboortedatum in de Turkse bevolkingsadministratie veranderd in 2 december 1961. Eiser is op 21 december 1978 naar Nederland gekomen. Bij zijn vestiging in de gemeente Almelo is hij in de gemeentelijke basisadministratie (gba) opgenomen met de geboortedatum 2 december 1961 die was vermeld op zijn Turkse paspoort. Deze datum is overgenomen in de brp.
Op grond van een vonnis van een Turkse rechtbank van 15 januari 2020 is eisers geboortedatum in de Turkse bevolkingsadministratie en in eisers Turkse paspoort veranderd in 2 december 1958. Naar aanleiding daarvan heeft eiser verweerder op 27 mei 2020 verzocht om zijn geboortedatum ook in de brp te veranderen in 2 december 1958. Verweerder heeft dit geweigerd op de grond dat niet onomstotelijk is komen vast te staan dat de gegevens in de brp onjuist zijn en de gewenste geboortedatum juist is.
Brondocumenten
3.1
Eiser stelt zich op het standpunt dat verweerder er ten onrechte vanuit gaat dat een correctie van de persoonsgegevens in de brp uitsluitend kan worden gebaseerd op brondocumenten. Volgens eiser stelt artikel 2.8 van de Wet basisregistratie personen (Wet brp) deze eis niet. Deze bepaling biedt juist de mogelijkheid om, als er geen brondocumenten zijn, gegevens in de brp op te nemen op basis van andere bronnen of documenten, zoals bijvoorbeeld een buiten Nederland overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakte akte of een rechterlijke uitspraak. Daarnaast stelt eiser zich op het standpunt dat de eis van de beschikbaarheid van brondocumenten uit het buitenland onevenredig is, omdat deze vaak niet beschikbaar zijn.
3.2
De rechtbank is het met verweerder eens dat eisers persoonsgegevens in de brp alleen kunnen worden veranderd op basis van brondocumenten. Zij legt dit hierna uit.
3.2.1
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) moet voorop worden gesteld dat de gegevens in de brp betrouwbaar en duidelijk moeten zijn. De gebruikers van de gegevens moeten erop kunnen vertrouwen dat de gegevens in beginsel juist zijn. Voor de gegevens over de burgerlijke staat die niet aan de Nederlandse burgerlijke stand kunnen worden ontleend, heeft de wetgever in artikel 2.8 van de Wet brp een rangorde aangegeven in de geschriften waaraan deze gegevens mogen worden ontleend. Aan een "lager" document mogen gegevens worden ontleend wanneer op het tijdstip van inschrijving in redelijkheid geen "hoger" document kan worden overgelegd. Het bewijs dat eenmaal in de brp opgenomen gegevens onjuist zijn, kan alleen worden geleverd door overlegging van de juiste brondocumenten. [1]
In een recente uitspraak van 4 mei 2022 heeft de Afdeling overwogen dat het begrip brondocument in de Wet brp niet is gedefinieerd of genoemd, maar dat in de Memorie van Toelichting (MvT) [2] staat dat gegevens mogen worden ontleend aan bepaalde bronnen (de zogenaamde bronregels) en dat in het wetsvoorstel nauwkeurig is bepaald op grond van welke brondocumenten de gegevens kunnen worden opgenomen in de brp. De Afdeling heeft overwogen dat de bedoelde bronregels zijn opgenomen in de artikelen 2.8 tot en met 2.25 van de Wet brp. Welke van deze regels van toepassing zijn, hangt af van het soort gegeven waar het in het desbetreffende geval om gaat. In artikel 2.8, tweede lid, onder a tot en met e, van de Wet brp staan bronregels die gelden voor het opnemen van gegevens over de burgerlijke staat, voor zover het gaat om feiten die zich buiten Nederland hebben voorgedaan. De Afdeling heeft uit de MvT afgeleid dat de wetgever bedoeld heeft dat de in artikel 2.8, tweede lid, onder a tot en met e, van de Wet brp omschreven documenten, brondocumenten zijn op grond waarvan de in dat lid bedoelde gegevens over de burgerlijke staat mogen worden opgenomen in de brp. Hiervoor moet het betreffende document wel voldoen aan de eisen die zijn opgenomen in dat tweede lid. [3]
3.2.2
Hieruit volgt dat de persoonsgegevens in de brp alleen kunnen worden gewijzigd op basis van brondocumenten.
3.2.3
Uit artikel 2.8 van de Wet brp volgt dat ook de door eiser genoemde “andere” documenten brondocumenten zijn. Ook het door eiser overgelegde vonnis van de Turkse rechtbank is een brondocument in de zin van de Wet brp. Daarom kan eisers argument dat de eis van de beschikbaarheid van brondocumenten uit het buitenland onevenredig is, omdat deze vaak niet beschikbaar zijn, niet slagen.
3.2.4
De rechtbank concludeert dat deze beroepsgrond niet slaagt.
Mocht verweerder een inhoudelijk oordeel geven over het vonnis van de Turkse rechter?
4.1
Eiser stelt zich op het standpunt dat verweerder op basis van het vonnis van de Turkse rechtbank van 15 januari 2020 zijn geboortedatum in de bpr had moeten veranderen in 2 december 1958. In dit vonnis heeft de Turkse rechtbank zijn verzoek om zijn geboortedatum te corrigeren en te veranderen in 2 december 1958 toegewezen. Volgens eiser was deze rechtbank bevoegd om hierover te oordelen en heeft de correctie van de geboortedatum plaatsgevonden in overeenstemming met de plaatselijke voorschriften. Eiser is van mening dat verweerder niet bevoegd is om een inhoudelijk oordeel te geven over de uitspraak van de Turkse rechtbank.
4.2
De rechtbank is het niet met eiser eens dat verweerder geen oordeel mocht geven over het vonnis van de Turkse rechtbank en dat verweerder zonder meer de in dat vonnis gewijzigde geboortedatum in de brp had moeten overnemen. Zij zal dit hierna toelichten.
4.2.1
In de hiervoor genoemde uitspraak van 4 mei 2022 heeft de Afdeling overwogen dat de omstandigheid dat een document een brondocument is als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onder c, van de Wet brp nog niet betekent dat de daarin vermelde feiten zonder meer moeten worden verwerkt in de brp. Bij het beoordelen of deze feiten moeten worden verwerkt, moet ook rekening worden gehouden met de relevante bepalingen uit paragraaf 3 van Afdeling 1 van Hoofdstuk 2 van de Wet brp. Zo is van belang dat uit artikel 2.10, tweede lid, van de Wet brp volgt dat aan de hier bedoelde brondocumenten geen gegevens mogen worden ontleend, voor zover de Nederlandse openbare orde zich verzet tegen de erkenning van de rechtsgeldigheid van de daarin vermelde feiten. Het gaat hierbij om de openbare orde in materiële en in processuele zin. Van strijd met de openbare orde in processuele zin kan sprake zijn als voorafgaand aan de afgifte van het brondocument kennelijk geen behoorlijk onderzoek heeft plaatsgevonden. Als het college stelt dat dit het geval is, moet het dit concreet onderbouwen. Het in algemene zin uiten van twijfels over de afgiftepraktijk van het betreffende brondocument in de afgevende staat, is hiervoor onvoldoende. Aan de individuele aanvraag te relateren omstandigheden kunnen hiervoor wel voldoende zijn. Als uit de door het college aangevoerde feiten of omstandigheden blijkt dat voorafgaand aan de afgifte van het brondocument kennelijk geen behoorlijk onderzoek heeft plaatsgevonden, dan is het aan de aanvrager om het tegendeel aannemelijk te maken. De aanvrager kan hiervoor bewijs leveren vanuit andere bronnen dan brondocumenten. Bij de beoordeling of de aanvrager in zijn bewijslevering is geslaagd, wordt mede betrokken in hoeverre de eerder, dan wel later verstrekte gegevens zijn ontleend aan als objectief te beschouwen bewijsbronnen. [4]
4.2.2
Hieruit volgt dat verweerder bevoegd was om te beoordelen of voorafgaand aan de afgifte van het brondocument (het vonnis van de Turkse rechtbank) een behoorlijk onderzoek heeft plaatsgevonden. Daarom slaagt deze beroepsgrond niet.
Volgt uit het vonnis van de Turkse rechtbank buiten redelijke twijfel dat eisers geboortedatum 2 december 1958 is?
5.1
Eiser stelt zich op het standpunt dat het vonnis van de Turkse rechtbank is gebaseerd op betrouwbare gegevens en dat uit dit vonnis buiten redelijke twijfel volgt dat zijn geboortedatum 2 december 1958 is. Volgens eiser is het vonnis gebaseerd op objectieve feiten, namelijk de inschrijving van eiser op de basisschool op 5 september 1966 en het afronden van de basisschool door eiser op 10 mei 1971. Deze data blijken uit een verklaring van het Turkse ministerie van onderwijs. De Turkse rechter heeft overwogen dat hieruit volgt dat eiser, als wordt uitgegaan van de geboortedatum 2 december 1961, aan de basisschool is begonnen op vijfjarige leeftijd, terwijl het gebruikelijk is dat kinderen op achtjarige leeftijd aan de basisschool beginnen. Volgens eiser is het oordeel van de Turkse rechter navolgbaar en begrijpelijk. Het oordeel van de Turkse rechter dat eiser in 1966 op achtjarige leeftijd naar school is gegaan en dus in 1958 moet zijn geboren, sluit volgens eiser aan bij de schriftelijke verklaring van zijn vader dat eiser voor 1960 moet zijn geboren, omdat hij in dat jaar uit het dorp is vertrokken om ergens ander te gaan werken, dat hij na ongeveer drie jaar naar het dorp is teruggekeerd en dat eiser toen al vier of vijf jaar oud was. Ook sluit het oordeel van de Turkse rechter volgens eiser aan bij de schriftelijke verklaringen van getuigen die verklaren dat zij in 1958 zijn geboren en dat zij bij eiser in de klas hebben gezeten. Verder voert eiser aan dat verweerder zijn standpunt dat het vonnis van de Turkse rechter niet is gebaseerd op betrouwbare gegevens niet heeft onderbouwd. Ook heeft verweerder volgens eiser niet duidelijk gemaakt op welke betrouwbare gegevens de uitspraak dan wel zou moeten worden gebaseerd.
5.2
Verweerder is van mening dat het vonnis van de Turkse rechtbank van 15 januari 2020 geen aanleiding geeft om eisers geboortedatum in de brp te wijzigen, omdat dit vonnis er geen blijk van geeft dat het is gebaseerd op, naar objectieve maatstaven gemeten, betrouwbare gegevens. Verweerder voert aan dat uit de Turkse geboorteakte die eiser op 7 juli 1998 ten behoeve van naturalisatie heeft ingeleverd, blijkt dat hij zijn geboortedatum op 20 oktober 1978 door middel van een vonnis van een Turkse rechtbank in Turkije heeft laten wijzigen in 2 december 1961. Later heeft hij zijn geboortedatum nogmaals via een vonnis van een Turkse rechtbank laten corrigeren, met als grondslag (een kopie van) een schooldiploma. In dit laatste vonnis wordt niet gerefereerd aan een eerdere correctie van de geboortedatum. Daardoor rijst volgens verweerder de vraag waarom eiser zijn geboortedatum niet bij de eerste procedure heeft laten wijzigen van 2 december 1964 in 2 december 1958. In het bestreden besluit heeft verweerder geconcludeerd dat niet onomstotelijk vaststaat dat de in de brp geregistreerde geboortedatum 2 december 1961 onjuist is. Op de zitting hebben de vertegenwoordigers van verweerder verklaard dat uit het vonnis van de Turkse rechtbank van 15 januari 2020 ook niet buiten redelijke twijfel volgt dat eisers geboortedatum 2 december 1958 is.
5.3
De rechtbank is het met verweerder eens dat uit het vonnis van de Turkse rechtbank van 15 januari 2020 niet buiten redelijke twijfel volgt dat eisers geboortedatum 2 december 1958 is. De rechtbank zal dit hierna uitleggen.
5.3.1
Tot de hiervoor genoemde uitspraak van de Afdeling van 4 mei 2022 hield de vaste rechtspraak van de Afdeling in dat voor het wijzigen van eenmaal in de brp geregistreerde gegevens onomstotelijk moest vaststaan dat deze feitelijk onjuist waren. [5] In de uitspraak van 4 mei 2022 heeft de Afdeling deze rechtspraak genuanceerd, in die zin dat voor wijziging van geregistreerde gegevens niet langer is vereist dat onomstotelijk vaststaat dat de eerder geregistreerde gegevens feitelijk onjuist zijn en de bij de aanvraag tot wijziging verstrekte vervangende gegevens juist zijn. Beoordeeld moet worden of buiten redelijke twijfel uit de overgelegde brondocumenten, zo nodig bezien in samenhang met de daaraan ten grondslag liggende nadere bewijsmiddelen, volgt dat de daarin vermelde persoonsgegevens juist zijn. Als dat het geval is, en het brondocument van een hogere orde is dan het document of de verklaring op grond waarvan de eerdere inschrijving heeft plaatsgevonden, wordt het betreffende gegeven, of worden de betreffende gegevens, in de brp gewijzigd.
5.3.2
De rechtbank is van oordeel dat voorafgaand aan het Turkse vonnis kennelijk geen behoorlijk onderzoek heeft plaatsgevonden naar eiser geboortedatum. Het Turkse vonnis is gebaseerd op een verklaring van het Turkse ministerie van onderwijs en op het feit van algemene bekendheid dat het de normale gang van zaken is dat kinderen in Turkije destijds op achtjarige leeftijd begonnen met de lagere school. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan deze onderliggende gegevens. Naar het oordeel van de rechtbank kan uit deze gegevens echter niet buiten redelijke twijfel worden afgeleid dat eiser is geboren in het jaar 1958, laat staan dat hij is geboren op 2 december 1958. De vaststelling van deze geboortedatum in het vonnis van de Turkse rechtbank is gebaseerd op de aanname dat eiser acht jaar oud was toen hij in 1966 begon met de lagere school. Op basis van de gegevens die ten grondslag zijn gelegd aan dit vonnis is het echter ook zeer wel mogelijk dat eiser enkele jaren eerder of later is geboren. Uit de omstandigheid dat het destijds gebruikelijk was dat kinderen op achtjarige leeftijd met de lagere school begonnen, volgt niet buiten redelijke twijfel dat dit ook voor eiser gold. De rechtbank acht hierbij ook van belang dat in alle brondocumenten en andere officiële documenten van vóór het vonnis van de Turkse rechtbank van 15 januari 2020 als geboortedatum van eiser 2 december 1961 staat. Daarnaast acht de rechtbank van belang dat eiser zijn geboortedatum in het verleden al eens heeft laten veranderen van 2 december 1964 in 2 december 1961 en dat uit het vonnis van 15 januari 2020 niet blijkt dat de Turkse rechtbank dit in haar oordeel heeft betrokken. Eiser heeft gesteld dat hij zijn geboortedatum destijds niet (meteen) heeft laten veranderen in 2 december 1958, omdat dit meer kostte en hij dit niet kon betalen. Hij heeft deze stelling echter niet met bewijsstukken onderbouwd en aannemelijk gemaakt. Verder is de rechtbank van oordeel dat eiser met de andere door hem overgelegde bewijsstukken niet aannemelijk heeft gemaakt dat de door de Turkse rechtbank vastgestelde geboortedatum 2 december 1958 juist is. De verklaringen van eisers ouders en zijn voormalige klasgenoten kunnen niet worden aangemerkt als een objectief bewijsstuk. Bovendien blijkt uit deze verklaringen geen concreet geboortejaar.
5.3.3
Hieruit volgt dat deze beroepsgrond niet slaagt.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en dat verweerder zijn geboortedatum niet hoeft te wijzigen in de brp. Eiser krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.T. de Kwaasteniet, rechter, in aanwezigheid van mr. F.F. van Emst, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet basisregistratie personen (Wet bpr)

Artikel 2.7, eerste lid

In de basisregistratie worden over de ingeschrevene uitsluitend de volgende gegevens opgenomen:
a. algemene gegevens:
1° gegevens over de burgerlijke staat waar het betreft de naam, de geboorte, het geslacht, de ouders, het huwelijk, dan wel geregistreerd partnerschap en eerdere huwelijken of eerder geregistreerde partnerschappen, de echtgenoot dan wel geregistreerd partner en eerdere echtgenoten of geregistreerde partners, de kinderen en het overlijden;
(…).

Artikel 2.8, tweede lid

De gegevens over de burgerlijke staat worden, indien zij feiten betreffen die zich buiten Nederland hebben voorgedaan, ontleend aan een geschrift als bedoeld onder a, bij gebreke hiervan aan een geschrift als bedoeld onder b of c, bij gebreke ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder d en bij gebreke ten slotte ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder e:
a. een akte over het desbetreffende feit, die is opgenomen in de registers van de Nederlandse burgerlijke stand;
b. een in Nederland gedane rechterlijke uitspraak over het desbetreffende feit die in kracht van gewijsde is gegaan;
c. een buiten Nederland overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakte akte die ten doel heeft tot bewijs te dienen van het desbetreffende feit, of een over dat feit gedane rechterlijke uitspraak, of bij gebreke daarvan een beëdigde verklaring, bedoeld in artikel 45 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;
d. een geschrift dat overeenkomstig de plaatselijke voorschriften is opgemaakt door een bevoegde instantie, waarin het desbetreffende feit is vermeld;
e. een verklaring over het desbetreffende feit die betrokkene ten overstaan van een door het college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaar onder eed of belofte heeft afgelegd, die op schrift is gesteld en door betrokkene is ondertekend.

Artikel 2.10, tweede lid

Aan een geschrift als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onder c, d of e, alsmede artikel 2.8, derde lid, worden geen gegevens ontleend, voor zover de Nederlandse openbare orde zich verzet tegen de erkenning van de rechtsgeldigheid van de in deze geschriften vermelde feiten.

Artikel 2.58

1. Het verzoek waarmee betrokkene met betrekking tot de basisregistratie het recht uitoefent op rectificatie van gegevens (…) bevat de aan te brengen wijzigingen.
2. Het college van burgemeester en wethouders geeft aan het verzoek, bedoeld in het eerste lid, uitvoering met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens deze afdeling.
(…).

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld rechtsoverweging (r.o.) 7 van de uitspraak van de Afdeling van 4 mei 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1198.
2.Kamerstukken II 2011-2012, 33 219, nr. 3, blz. 38, 126 en 127.
3.Zie r.o. 8.2 van de uitspraak van de Afdeling van 4 mei 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1198.
4.Zie r.o. 8.4 van de uitspraak van de Afdeling van 4 mei 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1198.
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 21 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2802.