In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 27 juni 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiseres, de eigenaar van een bedrijfspand, en gedaagden, die zonder recht of titel in het pand verblijven. Eiseres stelt dat er geen huurovereenkomst bestaat tussen haar en de vennootschap onder firma (Vof) die het pand gebruikt, omdat de huurovereenkomst enkel met de eenmanszaak van gedaagde 2 is gesloten. Gedaagden hebben zich beroepen op een door hen overgelegde huurovereenkomst met de Vof, maar de kantonrechter oordeelt dat deze overeenkomst niet rechtsgeldig is, omdat er geen contractsoverneming heeft plaatsgevonden zoals vereist door artikel 6:159 lid 1 BW. De kantonrechter concludeert dat gedaagden zonder recht of titel in het pand verblijven en dat de vordering tot ontruiming toewijsbaar is. Eiseres heeft voldoende spoedeisend belang bij haar vordering, aangezien zij het pand op korte termijn wil verkopen. De ontruimingstermijn is vastgesteld op zes weken na betekening van het vonnis. Gedaagden worden ook veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.126,96.