ECLI:NL:RBOVE:2022:1920

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 juli 2022
Publicatiedatum
1 juli 2022
Zaaknummer
08-069985-21 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door het niet verlenen van voorrang en rijden zonder rijbewijs

Op 1 juli 2022 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 47-jarige man, die op 14 december 2020 in Hengelo een verkeersongeval veroorzaakte. De man verleende geen voorrang aan een van rechts komende fietser, waardoor deze ernstig gewond raakte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onoplettend en onachtzaam had gereden, wat leidde tot de aanrijding. De fietser, die zwaar lichamelijk letsel opliep, moest na het ongeval in het ziekenhuis worden behandeld en verbleef daarna in een verpleeghuis voor verder herstel. De verdachte was niet in het bezit van een geldig rijbewijs en reed zonder toestemming van de bevoegde autoriteit. De rechtbank legde de verdachte een taakstraf op van 120 uur, waarvan 90 uur onbetaald werk, en ontzegde hem de rijbevoegdheid voor zes maanden. De uitspraak is gedaan na een openbare terechtzitting op 17 juni 2022, waar de officier van justitie, mr. C.P. Dronkers, de vordering indiende. De rechtbank concludeerde dat de verdachte schuldig was aan de feiten zoals ten laste gelegd, en sprak hem vrij van andere beschuldigingen. De beslissing is openbaar uitgesproken door de rechters in Almelo.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige Kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-069985-21 (P)
Datum vonnis: 1 juli 2022
Verstekvonnis in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1974 in [geboorteplaats 1] ,
wonende aan [adres] (Bondsrepubliek
Duitsland).

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 17 juni 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C.P. Dronkers.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er – kort en zakelijk weergegeven – op neer dat verdachte:
-
feit 1:een verkeersongeval heeft veroorzaakt waardoor aan iemand zwaar lichamelijk letsel is toegebracht dan wel gevaar op de weg heeft veroorzaakt of verkeer heeft gehinderd;
-
feit 2:heeft gereden zonder rijbewijs.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 14 december 2020 te Hengelo binnen de gemeente Hengelo, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de P.C. Hooftlaan, zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
- terwijl hij (met de verkeerssituatie) ter plaatse bekend is en/of
- terwijl hij met het door hem bestuurde voertuig stilstond voor een kruisend fietspad, te weten het Schrijverspad, en/of
- terwijl voor dat fietspad op het wegdek haaientanden, als bedoeld in artikel 80 van voormeld reglement, inhoudende: “Bestuurders moeten voorrang verlenen aan de bestuurders op de kruisende weg”, waren aangebracht en/of
- terwijl voor dat fietspad aan de rechterzijde van die weg (de P.C. Hooftlaan) een in zijn, verdachtes, rijrichting gekeerd bord B6 van bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, inhoudende: “Verleen voorrang aan de bestuurders op de kruisende weg” met daaronder de aanduiding dat verkeer uit beide richtingen kon komen, was geplaatst en/of
- terwijl hij wist dat rechts van hem verkeer naderde dan wel bevond,
- niet of in onvoldoende mate heeft opgelet en/of is blijven opletten op het verkeer op het kruisende fietspad (het Schrijverspad) dat van rechts kwam en/of kon komen en/of
- niet is blijven staan voor de eerdergenoemde haaientanden, maar is gaan rijden terwijl rechts van hem een fietser over het kruisende fietspad reed en/of
- deze fietser niet voor heeft laten gaan en/of is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met, de over dat fietspad rijdende bestuurder van die fiets en/of die fiets, ten gevolge waarvan of waarbij de bestuurder van die fiets ten val is gekomen, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (voornoemde fietser genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 december 2020 te Hengelo binnen de gemeente Hengelo, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de P.C. Hooftlaan,
- terwijl hij met het door hem bestuurde voertuig stilstond voor een kruisend fietspad, te weten het Schrijverspad, en/of
- terwijl voor dat fietspad op het wegdek haaientanden, als bedoeld in artikel 80 van voormeld reglement, inhoudende: “Bestuurders moeten voorrang verlenen aan de bestuurders op de kruisende weg”, waren aangebracht en/of
- terwijl voor dat fietspad aan de rechterzijde van die weg (de P.C. Hooftlaan) een in zijn, verdachtes, rijrichting gekeerd bord B6 van bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, inhoudende: “Verleen voorrang aan de bestuurders op de kruisende weg” met daaronder de aanduiding dat verkeer uit beide richtingen kon komen, was geplaatst en/of
- niet is blijven staan voor de eerdergenoemde haaientanden, maar is gaan rijden terwijl rechts van hem een fietser over het kruisende fietspad reed en/of
- deze fietser niet voor heeft laten gaan en/of is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met, de over dat fietspad rijdende bestuurder van die fiets en/of die fiets, ten gevolge waarvan of waarbij de bestuurder van die fiets ten val is gekomen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
2.
hij op of omstreeks 14 december 2020 te Hengelo, gemeente Hengelo (Overijssel) als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, P.C. Hooftlaan, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair en het onder 2 ten laste gelegde.
4.2
Het oordeel van de rechtbank
4.2.1
De feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast. Deze feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
De voor de bewezenverklaring redengevende bewijsmiddelen zijn opgenomen in de bijlage bij dit vonnis.
Op 14 december 2020 rond 20.30 uur reed verdachte als bestuurder van een personenauto (een groene Opel Astra met kenteken [kenteken] ) op de P.C. Hooftlaan in Hengelo. Aangekomen bij de kruising met het Schrijverspad heeft verdachte een van links komende fietser laten passeren. Daarna is verdachte met zijn auto opgetrokken en kwam in aanrijding met de van rechts komende fietser, de heer [slachtoffer] (hierna: het slachtoffer). Als gevolg van die aanrijding is het slachtoffer ten val gekomen. Het slachtoffer is naar het ziekenhuis overgebracht, waar het letsel van het slachtoffer is vastgesteld. Het letsel van het slachtoffer bestaat uit verschillende fracturen, onder andere: gebroken nekwervel, gebroken kaak, kneuzing van de ribben, kneuzing van de linkerschouder en aangezichtsfracturen. Het slachtoffer is na ontslag uit het ziekenhuis naar een verpleeghuis gebracht om verder te herstellen. Daar heeft het slachtoffer tot 4 februari 2021 verbleven.
Op het moment van het ongeval was het donker en regende het. De kruising is beperkt verlicht. Ter plaatse staat het bord B6 van bijlage 1 van de RVV 1990, inhoudende: “verleen voorrang aan bestuurders op de kruisende weg”, met daaronder de aanduiding dat verkeer uit beide richtingen kan komen. Dat bestuurders op de P.C. Hooftlaan voorrang dienen te verlenen aan de kruisende bestuurders van het Schrijverspad, is ook duidelijk gemaakt middels de op het wegdek aangebrachte haaientanden.
Gebleken is dat verdachte niet in het bezit is van een geldig B-rijbewijs en nooit is geweest.
4.2.2
De overwegingen van de rechtbank
Feit 1
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan, zoals onder 1 primair is ten laste gelegd, overtreding van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994). Er moet – om te komen tot het oordeel dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994 – in ieder geval sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid, onachtzaamheid dan wel onoplettendheid aan de zijde van verdachte. In zijn algemeenheid valt niet aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor een bewezenverklaring van schuld in vorenbedoelde zin. Er dient namelijk te worden gekeken naar het geheel van gedragingen van verdachte, naar de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en verder naar de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Daarbij dient te worden opgemerkt dat niet alleen uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994. [1]
Ten tijde van het ongeval was het donker en regende het. Er is op de plaats van het ongeval straatverlichting aanwezig, maar blijkens een opmerking van een verbalisant geeft deze verlichting – zeker wanneer het regent – onvoldoende zicht. Deze omstandigheden maken naar het oordeel van de rechtbank dat sprake was van een gevaarlijke kruising waar extra alertheid en voorzichtigheid van verkeersdeelnemers is geboden wanneer zij het kruispunt willen oversteken. Daar komt bij dat verdachte heeft verklaard ter plaatse bekend te zijn en dat op deze kruising vaker ongelukken zijn gebeurd.
De verdachte heeft voorts het volgende verklaard. Bij de kruising is verdachte eerst gestopt om een van links komende fietser voorrang te geven. Verdachte heeft gezien dat van rechts een fietser in zijn richting reed, maar hij was in de veronderstelling dat deze fietser nog ver van hem was verwijderd. Nadat verdachte de van links komende fietser voorrang heeft gegeven, is hij, zonder nog een keer te kijken in de richting van de van rechts komende fietser, opgetrokken en heeft hij die fietser, het slachtoffer, aangereden.
Naar het oordeel van de rechtbank maakt het tijdsverloop en daarmee de gelegenheid om de verkeerssituatie – die onder de gegeven omstandigheden extra alertheid vroegen – opnieuw te beoordelen, dat geen sprake is van een momentane onoplettendheid en onachtzaamheid, maar van het een langere periode niet letten op het van rechts komende verkeer. De verdachte heeft aldus aanmerkelijk onoplettendheid en onachtzaam gereden. Het vorenstaande brengt de rechtbank tot de conclusie dat het verkeersongeval aan de schuld van verdachte is te wijten in de zin van artikel 6 WVW 1994.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of sprake is van zwaar lichamelijk letsel. Op grond van artikel 82 Wetboek van Strafrecht (Sr) kan onder zwaar lichamelijk letsel onder meer worden begrepen: ziekte die geen uitzicht op volkomen genezing overlaat of voortdurende ongeschiktheid tot uitoefening van ambts- of beroepsbezigheden. Buiten deze gevallen kan lichamelijk letsel ook als zwaar worden beschouwd, indien dat voldoende belangrijk is om naar gewoon spraakgebruik als zodanig te worden aangeduid. Daarbij is het van belang of het oordeel van de rechter iets inhoudt over de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en/of het uitzicht op (volledig) herstel.
De rechtbank overweegt dat het slachtoffer naar het ziekenhuis is overgebracht, waar het letsel van het slachtoffer is vastgesteld zoals hierboven onder 4.2.1 is beschreven. De breuk in de nek moest door middel van een nekkraag worden behandeld. Nadat het slachtoffer op
4 februari 2021 het verpleeghuis mocht verlaten, heeft zijn herstel verder thuis moeten plaatsvinden, terwijl hij nog onder behandeling stond bij de traumachirurg, neurochirurg en oogarts. Op dat moment had de kaakchirurg de behandeling afgesloten. Het slachtoffer moest na thuiskomst nog een aantal weken een nekkraag dragen en hem is ook een rollator meegegeven.
Naar het oordeel van de rechtbank is, gelet op de ernst van het totale letsel en de lange duur van het herstel, sprake van zwaar lichamelijk letsel.
Conclusie
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank het onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen: [2]
1. het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] van 21 januari 2021,
pagina 13;
2. een schriftelijk bescheid, te weten een uitdraai uit het rijbewijzenregister met informatie betreffende verdachte, van 21 januari 2021, pagina 34.
4.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de hierboven genoemde en de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen – waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt – wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. primair
hij op 14 december 2020 te Hengelo, gemeente Hengelo, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de P.C. Hooftlaan, aanmerkelijk onoplettend en onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
- terwijl hij met de verkeerssituatie ter plaatse bekend is en
- terwijl hij met het door hem bestuurde voertuig stilstond voor een kruisend fietspad, te weten het Schrijverspad, en
- terwijl voor dat fietspad op het wegdek haaientanden, als bedoeld in artikel 80 van voormeld reglement, inhoudende: “Bestuurders moeten voorrang verlenen aan de bestuurders op de kruisende weg”, waren aangebracht en
- terwijl voor dat fietspad aan de rechterzijde van die weg (de P.C. Hooftlaan) een in zijn, verdachtes, rijrichting gekeerd bord B6 van bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, inhoudende: “Verleen voorrang aan de bestuurders op de kruisende weg” met daaronder de aanduiding dat verkeer uit beide richtingen kon komen, was geplaatst en
- terwijl hij wist dat rechts van hem verkeer naderde,
- in onvoldoende mate heeft opgelet en is blijven opletten op het verkeer op het kruisende fietspad (het Schrijverspad) dat van rechts kwam en
- niet is blijven staan voor de eerdergenoemde haaientanden, maar is gaan rijden terwijl rechts van hem een fietser over het kruisende fietspad reed en
- deze fietser niet voor heeft laten gaan en in aanrijding is gekomen met de over dat fietspad rijdende bestuurder van die fiets en die fiets, ten gevolge waarvan de bestuurder van die fiets ten val is gekomen, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (voornoemde fietser genaamd
[slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht;
2.
hij op 14 december 2020 te Hengelo, gemeente Hengelo, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, P.C. Hooftlaan, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994, een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 175 en 177 van de WVW 1994. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair
het misdrijf: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht;
feit 2
de overtreding: overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd een taakstraf van 90 uren, te vervangen door 45 dagen hechtenis, in combinatie met een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van zes maanden (feit 1 primair, zijnde een misdrijf) en een taakstraf van 30 uren, te vervangen door 15 dagen hechtenis (feit 2, zijnde een overtreding).
7.2
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
In de avond van 14 december 2020 heeft verdachte als bestuurder van een personenauto een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval veroorzaakt door geen voorrang te verlenen aan een van rechts komende fietser. Er is voorts nooit een rijbewijs aan verdachte afgegeven, wat betekent dat hij zonder rijbewijs aan het verkeer heeft deelgenomen.
De rechtbank overweegt dat een fietser één van de meest kwetsbare verkeersdeelnemers is en dat ieder contact tussen een rijdend motorrijtuig en een fietser verstrekkende (of zelfs fatale) gevolgen kan hebben. Het slachtoffer heeft door de aanrijding zwaar lichamelijk letsel opgelopen, bestaande uit verschillende fracturen. Ter behandeling daarvan heeft verdachte enige tijd in het ziekenhuis verbleven. Na ontslag uit het ziekenhuis moest verdachte herstellen in een verpleeghuis, omdat zijn toestand dusdanig was dat hij niet voor zichzelf kon zorgen. Ruim een maand na het ongeval kon het slachtoffer naar huis om verder te herstellen, terwijl hij nog steeds onder behandeling van een traumachirurg, een neurochirurg en een oogarts stond. Na ontslag uit het verpleeghuis heeft het slachtoffer een rollator meegekregen. Daarnaast moest hij de nekkraag ook na thuiskomst nog enkele weken dragen.
De rechtbank heeft acht geslagen op het de verdachte betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 12 april 2022, waaruit blijkt dat verdachte geen recente veroordelingen heeft.
De rechtbank heeft ook gekeken naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS (Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht). Blijkens deze oriëntatiepunten geldt als uitgangspunt dat voor het veroorzaken van een verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel, waarbij sprake is van aanmerkelijke schuld, een taakstraf van 120 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden wordt opgelegd. Er is geen oriëntatiepunt geformuleerd voor het rijden zonder rijbewijs.
Alles afwegend, acht de rechtbank een taakstraf van 90 uren, te vervangen door 45 dagen hechtenis, in combinatie met een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van zes maanden (feit 1 primair, zijnde een misdrijf) en een taakstraf van 30 uren, te vervangen door 15 dagen hechtenis (feit 2, zijnde een overtreding) passend en geboden.
8. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 22c, 22d en 62 Sr en op de artikelen 178 en 179 WVW 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het
onder 1 primairen het
onder 2ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair:
het misdrijf: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994,
terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht;
feit 2:
de overtreding: overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
feit 1 primair (misdrijf)
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
90 (negentig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
45 (vijfenveertig) dagen;
-
ontzegtde verdachte de
bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor de duur van
6 (zes) maanden;
feit 2 (overtreding)
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
30 (dertig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
15 (vijftien) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P. van Campen, voorzitter, mr. C.C.S. Bordenga-Koppes en mr. D. van den Berg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.M.B. Cakir, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 1 juli 2022.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen van hetgeen onder 1 is ten laste gelegd.
Indien hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit (de doorgenummerde) pagina’s uit het dossier PL0600-2020591629 van de politie eenheid Oost-Nederland, district Twente, basisteam Twente-Midden, van 16 december 2020. Er wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal, tenzij hieronder anders wordt vermeld.
1.
Het proces-verbaal aanrijding misdrijf, opgesteld door verbalisanten [verbalisant 1] en
[verbalisant 2] , van 31 januari 2021, pagina’s 2 t/m 5 en 8, inclusief fotoblad, pagina’s 36 t/m 40, zakelijk weergegeven, als relaas van deze verbalisanten:
Op maandag 14 december 2020 om 20:31 uur kregen wij kennis van een verkeersongeval. Locatie ongeval: P.C. Hooftlaan in Hengelo op de kruising met het Schrijverspad in Hengelo. Toen wij ter plaatse kwamen, zagen we een auto stil staan die met zijn neus half op het fietspad (Schrijverspad) stond. Het betrof een groene Opel Astra voorzien van het kenteken [kenteken] . Wij zagen voor de auto een man op zijn buik liggen. Wij zagen dat er tegen een paal van een verkeerbord een damesfiets was gezet waarvan het stuur scheef stond. Dit bleek later de fiets waar het slachtoffer op zat en die door omstanders is verplaatst. Ter hoogte van voornoemd voertuig stond de bestuurder van die auto, de later te noemen verdachte. Bij aanspreken van het slachtoffer reageerde hij. Wel was er sprake van behoorlijk bloedverlies. (…), hierbij was duidelijk zichtbaar dat het slachtoffer aanzienlijk aangezichtsletsel had. Bestuurders op de PC Hooftlaan dienen voorrang te verlenen aan de kruisende bestuurders van het Schrijverspad. Dit wordt kenbaar gemaakt middels bord B6 van bijlage I RW 1990, alsmede de op het wegdek aangebrachte haaientanden (artikel 80 RW 1990). De genomen foto’s zijn opgenomen in een fotoblad, dat als bijlage bij dit proces-verbaal is gevoegd. Verdachte: [verdachte] , geboren op [geboortedatum 1] 1974 in [geboorteplaats 1] . Bij het ongeval heeft onderstaand persoon letsel opgelopen. [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 1948 in [geboorteplaats 2] . Opmerkingen verbalisant: Ter plaatse van het ongeval was het ten tijde van het ongeval duister en regende het. De verlichting aldaar is oranje verlichting en geeft onvoldoende zicht, zeker in combinatie met regen. Op deze plaats hebben veelvuldig soortgelijke ongevallen auto/fietser plaatsgevonden.
2.
Een schriftelijk bescheid, te weten de foto op pagina 24 van het dossier, welke foto ter terechtzitting van 17 juni 2022 is besproken en waarover de rechtbank bij monde van de voorzitter uit eigen waarneming heeft medegedeeld, zakelijk weergegeven:
Op de foto van de plaats delict is bord B6 te zien met daaronder twee horizontale pijlen die naar elkaar wijzen.
[afbeelding]
3.
Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] van 30 januari 2021, pagina’s 9 en 10, zakelijk weergegeven, als verklaring van het slachtoffer:
Ter hoogte van de PC Hooftlaan is een oversteek van het fietspad waar ik opreed. Dit fietspad is een voorrangsweg en is ook als zodanig aangeduid met borden en haaientanden voor de bestuurders die zich op de PC Hooftlaan bevinden. Toen ik vanuit het Swafert in de richting van de PC Hooftlaan reed, zag ik dat er vanuit tegenovergestelde richting op hetzelfde fietspad een meisje op een fiets aan kwam rijden. Ik zag dat er van links een auto op de PC Hooftlaan reed. Ik zag dat deze auto stopte en het meisje op de fiets voorrang gaf. Echter vlak voordat ik bij het oversteekpunt was, zag ik dat de bestuurder ineens optrok. Ik bevond mij al ter hoogte van deze auto en kon niet meer stoppen. Ik merkte dat ik van de zijkant werd aangereden. Ik merkte dat ik door de aanrijding ten val ben gekomen met mijn fiets. Ik kwam hierbij op mijn zij terecht en op mijn hoofd. In het ziekenhuis is geconstateerd dat ik ten gevolge van het ongeval een nekwervel heb gebroken (de bovenste). Hiervoor heb ik een nekkraag gekregen. Ook bleek mijn kaak aan de linkerkant gebroken te zijn. Verder bleken mijn linkerschouder en bovenarm zwaar gekneusd te zijn als ook de gehele zijkant en ribben. Ik ben na ontslag uit het ziekenhuis overgebracht naar het Horsthuis in Hengelo om daar te herstellen. Dit kon niet thuis plaatsvinden, omdat ik ook niet voor mezelf kon zorgen.
4.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] van 21 januari 2021, pagina’s 13 en 14, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
V: Hoe was uw bekendheid op de plaats van het verkeersongeval?
A: Ik ben ter plaatse bekend. Ik weet dat juist de plek waar ik het ongeval heb gehad geen fijne plek is. Ik weet dat daar vaker ongelukken gebeuren.
V: Wat is er volgens u gebeurd? Hoe is het verkeersongeval ontstaan?
A: Ik ben met de auto aan komen rijden over de PC Hooftlaan. Bij de oversteek daar ben ik eerst gestopt en heb ik een fietser die van links kwam voor laten gaan. Ik had op rechts in de verte wel een koplamp van een fiets gezien. Ik was in de veronderstelling dat deze fietser nog ruim van mij verwijderd was. Net op het moment dat ik met mijn auto wilde optrekken, was daar ineens die fietser van rechts. Ik heb direct geremd, echter de fietser kwam in contact met mijn bumper/kentekenplaat. Ik zag dat de bestuurder van de fiets hierdoor ten val kwam. Door het wegglijden kwam hij met zijn gezicht op de grond terecht. Ik zag dat deze man hevig bloedde. Ik zag allemaal bloed stromen op de grond.
5.
Een schriftelijk bescheid, inhoudende medische informatie betreffende [slachtoffer] , van
6 april 2021, (digitale) pagina’s 7 t/m 9, zakelijk weergegeven, inhoudende:
Naam cliënt: de heer [slachtoffer] . Geboortedatum: [geboortedatum 2] 1948. Cliënt raakte op
14 december 2020 betrokken bij een verkeersongeval. Trauma capitis: Fors hematoom (bloeduitstorting) rechts frontaal met oppervlakkige verwonding. Bloedingen frontaal, links en rechts, in voorhoornen van ventrikels (hersenkamer). Aangezichtsfracturen. Fractuur van de orbitabodem (oogkas) en sinus maxillaris (kaakbijholte) voorwand links. Schedelbasisfractuur met betrokkenheid van os sphenoidalis/sinus sphenoidalis (wiggenbeen). Fractuur processus pterygoideus links (onderdeel wiggenbeen). Fractuur links os temporale (slaapbeen). Letsel CWK: Fractuur van de occipitale condylen beiderzijds (verbinding tussen 1e wervel en achterhoofd). Fractuur van de atlas (C1, 1e nekwervel) anterieur. Pijn beide schouders: Communitieve fractuur van de mediale scapularand met uitgebreide dislocatie van de fragmenten (breuk welke uit meerdere botdelen bestaat). Verdenking ribfractuur links, rib 4-5, kneuzing borstkas. De breuk van de nek werd behandeld middels een nekkraag. Cliënt houdt klachten. Hij is op 04-02-21 ontslagen uit het verpleeghuis. Cliënt moet nu thuis verder herstellen. Hij moet de nekkraag nog een aantal weken dragen en hij krijgt een rollator. Cliënt staat nog onder behandeling bij de traumachirurg, neurochirurg en oogarts. De kaakchirurg heeft de behandeling inmiddels afgesloten.

Voetnoten

2.Indien hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit (de doorgenummerde) pagina’s uit het