4.3.1Inleiding
Hierna stelt de rechtbank op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de feiten en omstandigheden vast. Deze feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
Aan verdachte (verder [verdachte] ) en zijn medeverdachten [medeverdachte 1] (verder [medeverdachte 1] ), [medeverdachte 2] (verder [medeverdachte 2] ), [medeverdachte 3] (verder [medeverdachte 3] ) en
[medeverdachte 4] (verder [medeverdachte 4] ) zijn de hiervoor onder 2 genoemde feiten ten laste gelegd. Allen zijn verdachte in dit onderzoek.
4.3.2De redengevende feiten en omstandigheden
[adres 2] in [plaats 2]
Op 7 mei 2019 is in de woning aan de [adres 2] in [plaats 2] een hennepkwekerij aangetroffen waarvan de planten al waren geoogst. Op grond van kennis en ervaring hebben verbalisanten geconstateerd dat de aangetroffen resten van hennepplanten waren. Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben beschreven dat zeker een volledige oogst van 158 hennepplanten is gekweekt in de zolderruimte. De hennepkwekerij op de zolder was gedeeltelijk ontmanteld en de zolderruimte was volledig ingericht als kweekruimte. De stroomvoorziening voor de hennepkwekerij was illegaal afgenomen.
Getuige [getuige] , de bewoonster van de woning aan de [adres 2] , heeft verklaard dat zij door [medeverdachte 1] is gevraagd of zij geld wilde verdienen met een hennepkwekerij. De hennepkwekerij is daarna ingericht. De stroomvoorziening in de hennepkwekerij werd in de tweede helft van oktoberaangelegd.
[medeverdachte 1] heeft [getuige] twee keer geld gebracht. De eerste oogst was eind decemberen de tweede oogst in maart. De man die de planten water gaf vertelde haar dat de planten klaar waren om te worden geoogst en dan kwamen de vrouwen. [medeverdachte 2] kwam samen met [medeverdachte 1] naar haar huis om hennep te knippen. Zij kwamen rond 09.30/09:45 uur en hadden een big shopper met spullen bij zich. Beide keren waren zij tot 23.00 - 23:30 uur bezig met knippen. Die toppen werden in plastic zakken gedaan die vervolgens met een strijkijzer werden geseald. Bij elke oogst werden vier zakken gevuld.
[medeverdachte 3] heeft bij de politie verklaard dat hij de planten in de hennepkwekerij aan de [adres 2] water gaf, de planten verzorgde en keek of de planten nog goed waren en niet verbrandden. Er is twee keer geoogst.
[medeverdachte 3] heeft bij de rechter-commissaris verder verklaard dat hij wel eens knippers heeft vervoerd en hen ook weleens heeft zien knippen. De twee knippers waren de twee vrouwen in het politieonderzoek. Hij weet dat één van de knippers de vrouw van [medeverdachte 4] is. Hij kent haar van gezicht en weet dat zij [medeverdachte 1] heet. De andere vrouw is [medeverdachte 2] .
Uit historische telefoongegevens komt naar voren dat [medeverdachte 3] veelvuldig telefonisch contact heeft opgenomen met [getuige] . Deze bevindingen zijn door [medeverdachte 3] bevestigd in die zin dat hij [getuige] altijd belde om te vragen of hij langs kon komen om de planten water te geven.
Verder komt uit historische telefoongegevens naar voren dat tussen 21 december 2018 en
12 maart 2019 [getuige] vaak contact heeft geprobeerd te zoeken met [medeverdachte 1] . Sommige gesprekken hebben een duur van nul seconden.
[adres 3] in [plaats 2]
Op 28 mei 2019 is in een bedrijfspand aan de [adres 3] een hennepkwekerij aangetroffen. In het pand zijn drie kweekruimtes aangetroffen. In kweekruimte I, gelegen op de eerste verdieping, stonden 187 hennepplanten. In kweekruimte II, ook gelegen op de eerste verdieping, stonden 61 hennepplanten. Kweekruimte III bevond zich in een afgetimmerde ruimte aan de achterzijde van het pand op de eerste verdieping. In totaal stonden daar 286 hennepplanten. Op grond van kennis en ervaring hebben verbalisanten geconstateerd dat de aangetroffen planten hennepplanten waren. De stroomvoorziening voor de hennepkwekerij was illegaal afgenomen.
Het bedrijfspand aan de [adres 3] is eigendom van [naam 1] . Op
24 oktober 2014 hebben verdachte en (destijds zijn vennoot) [naam 2] het pand met ingang van 1 november 2014 gehuurd.
In het verhoor bij de rechter-commissaris heeft [medeverdachte 3] verklaard dat hij geregeld in het pand aan de [adres 3] kwam. [medeverdachte 3] had van [naam 3] de sleutel en de daarbij behorende code van het pand gekregen. [medeverdachte 3] heeft verder verklaard dat hij wel eens knippers heeft vervoerd. Hij heeft de knippers ook wel eens zien knippen. De twee knippers waren de twee vrouwen in het politieonderzoek. Hij weet dat één van de knippers de vrouw van [medeverdachte 4] is. Hij kent haar van gezicht en weet dat zij [medeverdachte 1] heet. Eén van de vrouwen is [medeverdachte 2] .
Tapgesprekken, observaties en peilbakens
In het politieonderzoek zijn de telefoons van de verdachten getapt en hebben observaties plaatsgevonden. Ook zijn er peilbakens geplaatst.
In het tapgesprek op 19 februari 2019 belt [medeverdachte 2] met haar moeder en zegt dat ze de volgende dag heel vroeg met [medeverdachte 1] moet werken. Later die dag belt [medeverdachte 1] en stelt [medeverdachte 2] voor om eerder dan de vorige keer te gaan werken. Daarna belt [medeverdachte 1] nogmaals naar [medeverdachte 2] en zegt dat ze pas om 09.00 uur kunnen omdat het in een woonwijk is en kinderen vakantie hebben. Op 20 februari 2019 belt [medeverdachte 2] met [medeverdachte 4] , omdat de stroom er uit is. Er wordt gesproken over (tijd)schakelaars, een trafo en ze moet oppassen dat het niet te warm wordt. Het observatieteam ziet op 20 februari 2019 om 22:18 uur [medeverdachte 2] samen met een andere vrouw met drie bigshoppertassen aan de [adres 2] ter hoogte van perceel [adres 4] , zijnde de woning direct naast [adres 2] , staan.
Ook komt uit tapgesprekken naar voren dat [medeverdachte 2] met onder meer [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] overleg heeft over ‘werken’.
Op 16 maart 2019 belt [medeverdachte 2] met [medeverdachte 4] en later met [medeverdachte 3] over het uitvallen van de stroom en krijgt [medeverdachte 2] instructies wat ze moet doen om de stroom er weer op te krijgen. Diezelfde dag ziet het observatieteam dat de auto van [medeverdachte 3] [medeverdachte 2] samen met een andere vrouw ophaalt en stopt bij de [adres 3] . Een dag later belt [medeverdachte 2] [medeverdachte 3] en vraagt hem of hij al onderweg is. Uit het peilbaken blijkt dat op 15, 17 en 18 maart 2019 de auto van [medeverdachte 2] aan of nabij de [adres 3] staat.
Op 5 april 2019 belt [medeverdachte 2] met [medeverdachte 1] en zegt [medeverdachte 1] dat ze morgen nog wel tuinhandschoenen heeft als ze die plantjes doen. Een dag later wordt [medeverdachte 2] gebeld en zegt ze dat ze ergens is waar de zon niet schijnt.
Daarnaast heeft [medeverdachte 2] gesprekken met [verdachte] op momenten dat zij nog aan het werk is. Ze heeft het dan over dat ze nog 50 moet. [verdachte] zegt haar dat ze niet zo laat nog bezig moeten zijn en dat hij iemand gaat sturen.
De verklaring van verdachte
[verdachte] heeft ter terechtzitting van 24 mei 2022 de ten laste gelegde feiten ontkent. Bij de politie heeft hij niets verklaard en zich beroepen op zijn zwijgrecht.
4.3.3Overwegingen van de rechtbank
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of op grond van het dossier bewezen kan worden dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan (medeplegen van) hennepteelt op de adressen aan de [adres 2] en de [adres 3] en van het wegnemen van elektriciteit op die adressen.
[verdachte] heeft op de terechtzitting van 24 mei 2022 iedere betrokkenheid bij de feiten ontkend. Over het pand aan de [adres 3] heeft hij verklaard dat hij vanaf ongeveer oktober 2014 inderdaad huurder is geweest, maar dat hij de huur mondeling bij de eigenaar van het pand [naam 1] heeft opgezegd en hij [naam 1] toen gelijk in contact heeft gebracht met [naam 3] . [naam 3] huurde in de ten laste gelegde periode het pand.
Uit de verklaring van [medeverdachte 3] – die over zijn betrokkenheid bij beide hennepkwekerijen heeft verklaard – volgt weliswaar dat hij [verdachte] lijkt te kennen van vroeger maar [medeverdachte 3] heeft ook verklaard dat [verdachte] geen betrokkenheid heeft gehad bij de hennepkwekerij aan de [adres 2] . Getuige [getuige] kent de naam
[verdachte] van horen zeggen, maar met betrekking tot de hennepkwekerij op haar adres heeft zij verklaard [verdachte] daar niet te hebben gezien of gesproken en ook weet zij niet of hij betrokken is bij de hennepkwekerij.
Op grond van het dossier kan ook anderszins niet worden vastgesteld dat [verdachte] in het pand aan de [adres 2] is geweest.
Op basis van tapgesprekken tussen [verdachte] en [medeverdachte 3] , [verdachte] en [medeverdachte 2] en
[verdachte] en [naam 3] lijkt het dat er aanwijzingen zijn dat [verdachte] betrokkenheid heeft bij zaken die het daglicht niet kunnen verdragen. Maar dat [verdachte] wetenschap heeft van de aanwezigheid van de hennepkwekerijen in beide panden, blijkt niet uit het dossier. Ook wanneer [verdachte] wel op de hoogte was geweest van de aanwezigheid van de hennepkwekerijen, valt niet in te zien op grond van welke bewijsmiddelen zou kunnen worden geoordeeld dat hij een bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd om te kunnen spreken van een nauwe en bewuste samenwerking ten aanzien van de hennepteelt in beide panden. De diverse tapgesprekken, ook niet in onderling verband en samenhang bezien, leveren dat bewijs evenmin. Hoewel bij het weinige dat [verdachte] heeft verklaard, vraagtekens geplaatst kunnen worden bij het waarheidsgehalte daarvan, kan zijn verklaring niet als geheel onaannemelijk terzijde worden geschoven.
De rechtbank spreekt [verdachte] daarom vrij van het onder 1 en 3 ten laste gelegde. In het verlengde hiervan spreekt de rechtbank hem ook vrij van het onder 2 en 4 ten laste gelegde. Er zijn geen omstandigheden gebleken die erop wijzen dat [verdachte] bemoeienis heeft gehad met de aanleg van de illegale aftapping van elektra in beide hennepkwekerijen. Voorts zijn er geen omstandigheden gebleken waaruit kan worden afgeleid dat [verdachte] daarna op enige wijze betrokken is geweest bij het wegnemen van de elektriciteit. De rechtbank spreekt
[verdachte] daarom ook vrij van het ten laste gelegde medeplegen van diefstal van elektriciteit.