Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De procedure
2.Waar gaat de zaak over?
3.De feiten
4.Het geschil
de vordering
1. bepaalt dat het vonnis in de plaats treedt van de noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van [gedaagde] , nodig voor de overname door [eiser] van de op de woning rustende hypothecaire schuld en de levering van het eigendomsdeel van [gedaagde] in de woning aan [eiser] ;
2. [gedaagde] veroordeelt om aan [eiser] € 1.177,35 te betalen vanwege de gebruikerslasten;
3. [gedaagde] primair veroordeelt tot betaling aan [eiser] van € 759,00 ter zake kosten van rechtsbijstand of, subsidiair, veroordeelt in de proces- en nakosten.
4.2. [eiser] brengt ter onderbouwing van zijn vorderingen naar voren dat hij de woning toebedeeld heeft gekregen. [gedaagde] mocht tot 1 juni 2022 in de woning verblijven. Zij heeft de woning toen echter niet verlaten, reden waarom [eiser] zich op 2 juni 2022 met een slotenmaker de toegang tot de woning heeft verschaft. De aan [gedaagde] toekomende inboedel staat nog in de woning en had zij allang op kunnen en moeten halen, zo stelt [eiser] . [gedaagde] heeft niet willen verschijnen op de door [eiser] gemaakte afspraak bij de notaris op 21 juni 2022 om de akte van de woning te laten passeren. Zij heeft laten weten pas haar medewerking te zullen verlenen nadat de boedelverdeling naar behoren is afgerond. De advocaat van [eiser] heeft aan (de advocaat van) [gedaagde] laten weten dat het afgeven van de inboedel aan [gedaagde] geen voorwaarde is voor medewerking aan de overdracht van de woning. [gedaagde] heeft haar standpunt gehandhaafd en blijft weigerachtig mee te werken aan de overdracht van de woning. De hypotheekofferte is beperkt geldig, haast is geboden. Ten slotte heeft [eiser] nog naar voren gebracht dat [gedaagde] hem nog gebruikerslasten ad € 1.177,35 verschuldigd is op grond van de beschikking van 14 april 2022.
5.De beoordeling
de factuur voor het leegpompen van de kelder kan verrekenen met het bedrag van de gebruikerslasten die [eiser] heeft betaald. Die vraag wordt ontkennend beantwoord, wat de voorzieningenrechter als volgt motiveert.
656,00
6.De beslissing
6.5. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;