Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
1.016,00
Rechtbank Overijssel
In deze zaak, die voor de Rechtbank Overijssel is behandeld, betreft het een geschil tussen [eiser], handelend als eenmanszaak [X] Kunsthandel, en [gedaagde] over het gebruik van een trap die door [gedaagde] aan de achterzijde van zijn pand is geplaatst. De trap is bedoeld om toegang te geven tot een appartement dat boven de winkel van [eiser] is gelegen. De partijen hebben in het verleden een overeenkomst gesloten over de plaatsing van de trap, maar er is onduidelijkheid ontstaan over het gebruiksrecht van deze trap door [eiser].
De procedure begon met een kort geding, waarin [eiser] vorderingen heeft ingesteld tegen [gedaagde]. [eiser] vorderde onder andere dat [gedaagde] zou worden verplicht de trap op de huidige plaats te handhaven en hem vrije toegang tot de trap te verlenen. [gedaagde] heeft verweer gevoerd en de vorderingen van [eiser] afgewezen.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat [eiser] onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er een recht op structureel gebruik van de trap bestaat. De rechter heeft vastgesteld dat de overeenkomst tussen partijen niet voldoende aanknopingspunten biedt voor het gebruiksrecht dat [eiser] stelt te hebben. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van [eiser] afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde].