3.1.De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van de volgende tussen partijen vaststaande feiten:
a. [gedaagde] is enig bestuurder van Bestuur Twente Vastgoed B.V. Deze vennootschap is op haar beurt enig bestuurder van [X] Vastgoed B.V. (hierna: “ [X] Vastgoed”). [X] is dus indirect enig bestuurder van [X] Vastgoed. [X] Vastgoed is opgericht op 7 augustus 2003.
[gedaagde] is daarnaast - eveneens via Bestuur Twente Vastgoed B.V. - indirect bestuurder van [Z] Ontwikkelings- en Projectmanagement B.V. (hierna: “ [Z] O&P”). [Z] O&P is opgericht op 28 februari 2014.
In 2011 heeft [eiser] aan [X] Vastgoed opdracht verstrekt tot de begeleiding van de bouw van zijn woning.
Op 23 september 2015 heeft [eiser] een aansprakelijkstelling aan [X] Vastgoed gezonden (hierna: “de aansprakelijkstelling”). Daarin heeft [eiser] het standpunt ingenomen dat hij schade lijdt doordat [X] Vastgoed haar verplichtingen als bouwbegeleider niet behoorlijk is nagekomen.
In december 2015 heeft [eiser] [X] Vastgoed gedagvaard in een procedure bij de rechtbank Overijssel. [eiser] heeft daarin een hoofdsom van in totaal € 208.265,27 gevorderd (ter vergoeding van schade en ongedaanmaking van de voldoening van facturen), te vermeerderen met rente en kosten. [X] Vastgoed heeft daarin verweer gevoerd.
De rechtbank heeft eindvonnis gewezen op 22 april 2020 (verbeterd bij herstelvonnis van 13 mei 2020). Daarbij is [X] Vastgoed veroordeeld om aan [eiser] een bedrag te betalen van € 16.668,47, te vermeerderen met wettelijke rente. De veroordeling is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
[eiser] heeft hoger beroep ingesteld. [X] Vastgoed heeft incidenteel hoger beroep ingesteld. De hoger beroepsprocedure loopt nog.
[X] Vastgoed heeft niet aan de voormelde veroordeling voldaan en biedt geen verhaal voor het toegewezen bedrag.