ECLI:NL:RBOVE:2022:2153

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 mei 2022
Publicatiedatum
25 juli 2022
Zaaknummer
08.056201-21 ontneming
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontnemingsvordering en niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie na vrijspraak

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 16 mei 2022 uitspraak gedaan in een ontnemingsvordering die was ingesteld door het Openbaar Ministerie. De verdachte was eerder vrijgesproken van de feiten waarop de ontnemingsvordering was gebaseerd. De officier van justitie vorderde dat de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel zou vaststellen en de verdachte zou verplichten tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 116.790,81. Tijdens de openbare terechtzitting op 2 mei 2022 heeft de raadsman van de verdachte, mr. J. Vlug, betoogd dat de ontnemingsvordering afgewezen moest worden, gezien de vrijspraak in de onderliggende zaak. Subsidiair stelde hij dat het voordeel van de verdachte maximaal € 29.334,00 bedroeg.

De rechtbank heeft de vordering beoordeeld en geconcludeerd dat, nu de verdachte was vrijgesproken van de feiten waarop de ontnemingsvordering was gegrond, het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard in de vordering. De rechtbank heeft de beslissing op 16 mei 2022 in het openbaar uitgesproken, waarbij de rechters B.T.C. Jordaans, H. Stam en R.G.J. Gehring betrokken waren. De griffier, mr. M.K. van Haren, was ook aanwezig bij de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.056201-21
Datum vonnis: 16 mei 2022
Vonnis op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende op de vordering op grond van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht (Sr) van de officier van justitie ten aanzien van:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1977 in [geboorteplaats],
wonende aan [adres].

1.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie vordert dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e Sr wordt geschat en de veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel tot een bedrag van € 116.790,81.

2.De procedure

De vordering is behandeld op de openbare terechtzitting van 2 mei 2022. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. J. Vlug, advocaat in Deventer, is op die terechtzitting verschenen en op de vordering gehoord.
De officier van justitie heeft haar vordering gehandhaafd.
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat, gelet op de door hem gevraagde vrijspraak in de onderliggende zaak, de ontnemingsvordering moet worden afgewezen. De raadsman heeft subsidiair bepleit dat verdachte maximaal € 29.334,00 voordeel heeft gehad van de kwekerij.

3.De beoordeling van de vordering

Nu verdachte bij vonnis van 16 mei 2022 is vrijgesproken van de feiten waarop de ontnemingsvordering van de officier van justitie is gegrond, dient het Openbaar Ministerie in de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.

4.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T.C. Jordaans, voorzitter, mr. H. Stam en
mr. R.G.J. Gehring, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.K. van Haren, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 16 mei 2022.