ECLI:NL:RBOVE:2022:2153
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Ontnemingsvordering en niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie na vrijspraak
In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 16 mei 2022 uitspraak gedaan in een ontnemingsvordering die was ingesteld door het Openbaar Ministerie. De verdachte was eerder vrijgesproken van de feiten waarop de ontnemingsvordering was gebaseerd. De officier van justitie vorderde dat de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel zou vaststellen en de verdachte zou verplichten tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 116.790,81. Tijdens de openbare terechtzitting op 2 mei 2022 heeft de raadsman van de verdachte, mr. J. Vlug, betoogd dat de ontnemingsvordering afgewezen moest worden, gezien de vrijspraak in de onderliggende zaak. Subsidiair stelde hij dat het voordeel van de verdachte maximaal € 29.334,00 bedroeg.
De rechtbank heeft de vordering beoordeeld en geconcludeerd dat, nu de verdachte was vrijgesproken van de feiten waarop de ontnemingsvordering was gegrond, het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard in de vordering. De rechtbank heeft de beslissing op 16 mei 2022 in het openbaar uitgesproken, waarbij de rechters B.T.C. Jordaans, H. Stam en R.G.J. Gehring betrokken waren. De griffier, mr. M.K. van Haren, was ook aanwezig bij de uitspraak.