In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 15 juli 2022 een ontnemingsbeslissing genomen tegen de veroordeelde, die in het verleden betrokken was bij drugstransporten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft genoten ter hoogte van € 32.615,32, dat hij moet terugbetalen aan de Staat. De vordering van de officier van justitie, die de rechtbank verzocht om het wederrechtelijk verkregen voordeel vast te stellen, werd behandeld tijdens een openbare zitting op 17 juni 2022. De veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsman, heeft de vordering betwist en gepleit voor vrijspraak van de feiten waarop de vordering is gebaseerd. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de veroordeelde uit zijn bewezen verklaarde strafbare feiten voordeel heeft genoten, en heeft de hoogte van dit voordeel berekend op basis van zowel concrete als abstracte methoden. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de opbrengsten van drugstransporten en andere onverklaarbare inkomsten. Uiteindelijk heeft de rechtbank de verplichting opgelegd tot betaling van het vastgestelde bedrag aan de Staat, alsmede de duur van de gijzeling die kan worden gevorderd.