Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
[A] B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
wonende te [woonplaats] , Duitsland,
1.De procedure
2.Waar gaat het over?
3.De feiten
‘
Telkens indien een uit hoofde van de huurovereenkomst door Huurder verschuldigd bedrag niet prompt op de vervaldag is voldaan, verbeurt Huurder aan Verhuurder van rechtswege per kalendermaand vanaf de vervaldag van dat bedrag een direct opeisbare boete van 1% van het verschuldigde per kalendermaand, waarbij elke ingetreden maand als een volle maand geldt, met een minimum van € 300 per maand (…)’.
‘
In alle gevallen waarin (Ver)Huurder een sommatie, een ingebrekestelling of een exploot aan (Ver)Huurder doet uitbrengen, of in geval van procedures tegen (Ver)Huurder om deze tot nakoming van de huurovereenkomst of Huurder tot ontruiming te dwingen, is (Ver)Huurder verplicht alle daarvoor gemaakte kosten, zowel in als buiten rechte – met uitzondering van de ingevolge een definitieve rechterlijke beslissing door (Ver)Huurder te betalen proceskosten – aan (Ver)Huurder te voldoen.De gemaakte redelijke kosten worden tussen partijen bij voorbaat vastgesteld op een bedrag dat als volgt wordt berekend: 15% over de hoofdsom met een maximum van € 25.000 per geval exclusief de griffierechten (…)Artikel 6:96 Burgerlijk Wetboek leden 4 en 6, waaronder uitdrukkelijk begrepen de verwijzing naar het maximaal te vergoeden bedrag aan buitengerechtelijke kosten, is daarmee tussen partijen niet van toepassing.’
4.Het geschil
2. [gedaagde] veroordeelt tot ontruiming van de onroerende zaak;
3. [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 2.443,90 terzake de achterstallige huurpenningen tot en met juli 2021, te vermeerderen met de gebruiksvergoeding van € 806,40 per maand vanaf datum ontbinding huurovereenkomst tot ontruiming gehuurde;
2. [gedaagde] veroordeelt tot ontruiming van de onroerende zaak;
3. [gedaagde] veroordeelt om aan [eiseres] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen:
5. een schadevergoeding op grond van huurderving van € 806,40 per maand te rekenen vanaf het tijdstip van ontbinding tot aan 31 oktober 2022;
2. de boete van € 1.200,00 voor de maanden juni 2021 tot en met september 2021 + p.m.;
3. de kostenvergoeding van 15% over de hoofdsom ex artikel 28 van de algemene bepalingen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van het intreden van verzuim, althans de dag der aanzegging, althans vanaf heden tot de dag van volledige betaling;
4. de wettelijke rente over de gevorderde huurpenningen dan wel gebruiksvergoeding, te rekenen vanaf 17 november 2021 tot de dag van volledige betaling;
5. [gedaagde] veroordeelt in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf 14 dagen na de betekening van dit vonnis.
5.De beoordeling
31 juli 2021.
Bij dagvaarding is de achterstallige huur gevorderd tot en met juli 2021, ter hoogte van
€ 2.443,90. Hier boven op komt de huur voor de vervallen maanden augustus 2021 tot en met juli 2022, wat neer komt op 12 maanden x € 806,40 = € 9.676,80.
€ 2.443,90 + € 9.676,80 = € 12.120,70.
april 2022. Volgens [eiseres] heeft zij schade geleden door de staat waarin het gehuurde is achtergelaten. Daarom vordert [eiseres] in totaal een bedrag van
€ 3.251,97 + p.m. aan geleden schade en deurwaarderskosten, vanwege het tekortschieten van [gedaagde] bij de oplevering van het gehuurde. Deze schade bestaat onder andere uit de factuur van de slotenmaker, de kosten van het opruimen, het huren van een container, de aanschaf en montage van led-panelen en de balie. [gedaagde] heeft geen afzonderlijk verweer gevoerd tegen de vermeerdering van eis en daarom zal de kantonrechter het gevorderde bedrag als voldoende gemotiveerd en onderbouwd toewijzen.
€ 3.251,97 (schade oplevering)) aan incassokosten moet worden toegewezen. Dit komt neer op een bedrag van € 2.305,90.
6.De beslissing
juli 2022;
6.3. veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] te betalen de boete van € 4.200,00 terzake de maanden juni 2021 tot en met
juli 2022;