In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 21 januari 2022 een beschikking gegeven in het kader van de verlenging van de verzekerde bewaring van [X], die in verband met een faillissement van de besloten vennootschap De Zwart Services B.V. was ingesteld. De rechtbank had eerder op 20 oktober 2021 bevolen dat [X] in verzekerde bewaring zou worden gesteld, en deze maatregel was sindsdien meerdere keren verlengd. De curator had op 11 januari 2022 verzocht om een verdere verlenging van de verzekerde bewaring, omdat [X] onvoldoende informatie had verstrekt over zijn financiële situatie en de failliete onderneming. Tijdens de zitting op 18 januari 2022 heeft de curator zijn zorgen geuit over de afwezigheid van relevante informatie van [X], die volgens hem mogelijk betrokken was bij criminele activiteiten. [X] voerde verweer tegen de verlenging van de bewaring en stelde dat hij niet adequaat kon reageren op de verzoeken van de curator vanwege zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder een psychiatrisch verleden.
De rechtbank heeft de belangen van [X] afgewogen tegen de noodzaak van de inbewaringstelling. De rechtbank oordeelde dat de gronden voor de verzekerde bewaring nog steeds aanwezig waren, omdat [X] niet bereid was om de benodigde informatie te verstrekken. De rechtbank benadrukte dat [X] op grond van de Faillissementswet verplicht was om de curator te informeren over alle relevante feiten en omstandigheden. De rechtbank heeft uiteindelijk het verzoek van de curator tot verlenging van de termijn van de verzekerde bewaring toegewezen en het verzoek van [X] tot opheffing of schorsing van de bewaring afgewezen. De rechtbank concludeerde dat de dwang van de bewaring gerechtvaardigd en proportioneel was om [X] te dwingen tot het geven van de gevraagde inlichtingen.