ECLI:NL:RBOVE:2022:218

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 januari 2022
Publicatiedatum
27 januari 2022
Zaaknummer
276049 FT RK 22/17
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de verzekerde bewaring in faillissementszaak met onvoldoende nakomen inlichtingenplicht

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 21 januari 2022 een beschikking gegeven in het kader van de verlenging van de verzekerde bewaring van [X], die in verband met een faillissement van de besloten vennootschap De Zwart Services B.V. was ingesteld. De rechtbank had eerder op 20 oktober 2021 bevolen dat [X] in verzekerde bewaring zou worden gesteld, en deze maatregel was sindsdien meerdere keren verlengd. De curator had op 11 januari 2022 verzocht om een verdere verlenging van de verzekerde bewaring, omdat [X] onvoldoende informatie had verstrekt over zijn financiële situatie en de failliete onderneming. Tijdens de zitting op 18 januari 2022 heeft de curator zijn zorgen geuit over de afwezigheid van relevante informatie van [X], die volgens hem mogelijk betrokken was bij criminele activiteiten. [X] voerde verweer tegen de verlenging van de bewaring en stelde dat hij niet adequaat kon reageren op de verzoeken van de curator vanwege zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder een psychiatrisch verleden.

De rechtbank heeft de belangen van [X] afgewogen tegen de noodzaak van de inbewaringstelling. De rechtbank oordeelde dat de gronden voor de verzekerde bewaring nog steeds aanwezig waren, omdat [X] niet bereid was om de benodigde informatie te verstrekken. De rechtbank benadrukte dat [X] op grond van de Faillissementswet verplicht was om de curator te informeren over alle relevante feiten en omstandigheden. De rechtbank heeft uiteindelijk het verzoek van de curator tot verlenging van de termijn van de verzekerde bewaring toegewezen en het verzoek van [X] tot opheffing of schorsing van de bewaring afgewezen. De rechtbank concludeerde dat de dwang van de bewaring gerechtvaardigd en proportioneel was om [X] te dwingen tot het geven van de gevraagde inlichtingen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Toezicht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: 276049 FT RK 22/17
Faillissementsnummer: F.08/21/130
datum beschikking: 21 januari 2022

Beschikking ex artikel 87 Faillissementswet

Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, meervoudige kamer voor burgerlijke zaken.
Gelet op het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 24 augustus 2021 waarbij in staat van faillissement is verklaard:
de besloten vennootschap
De Zwart Services B.V.,
tevens handelende onder de naam Nederlandse Energie Collect,
ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 76480232,
statutair gevestigd te Amsterdam, vestigingsadres: [plaats] , [adres 2] ,
met benoeming van mr. M.C. Bosch, lid van deze rechtbank, tot rechter-commissaris, en met aanstelling van mr. G.W. Weenink, advocaat te Almelo, tot curator.
Gezien de beschikking van deze rechtbank van 20 oktober 2021 waarbij is bevolen dat
[X],
geboren te [geboorteplaats] op [1997] ,
wonende te [woonplaats] , [adres 1] ,
hierna te noemen “ [X] ” in verzekerde bewaring zal worden gesteld.

Het procesverloop

Bij beschikking van 20 oktober 2021 heeft de rechtbank bevolen dat [X] in verzekerde bewaring zal worden gesteld. Deze beschikking is op 27 oktober 2021 ten uitvoer gelegd.
Bij beschikking van 23 november 2021 heeft deze rechtbank de termijn gedurende welke het bevel tot in verzekerde bewaringstelling van [X] van kracht is met dertig dagen verlengd.
Bij beschikking van 21 december 2021 heeft deze rechtbank de termijn gedurende welke het bevel tot in verzekerde bewaringstelling van [X] van kracht is wederom met dertig dagen verlengd en een verzoek tot opheffing dan wel schorsing van de bewaring afgewezen.
Bij verzoekschrift van 11 januari 2022 heeft de curator verzocht om de termijn gedurende
hetwelk het bevel tot in verzekerde bewaringstelling van kracht is met dertig dagen te verlengen.
De rechter-commissaris heeft zijn standpunt ten aanzien van het verzoek schriftelijk op
13 januari 2022 kenbaar gemaakt.
Op 18 januari 2022 is het verzoek ter zitting met gesloten deuren behandeld. Verschenen zijn de curator en [X] , telefonisch bijgestaan door mr. J.S.W. Boorsma, advocaat te Amsterdam. Voorafgaand aan de zitting heeft mr. Boorsma zijn standpunt per e-mail kenbaar gemaakt en daarbij ook enkele producties overgelegd. De curator heeft voorafgaand aan de zitting per e-mail stukken overgelegd.
Van hetgeen ter zitting is verhandeld zijn door de griffier aantekeningen gemaakt.

Het verzoek van de curator

Door de curator is verzocht om de termijn van de in verzekerde bewaringstelling van [X] met dertig dagen te verlengen. Daartoe is door de curator het volgende aangevoerd.
Eind december 2021 heeft de rechtbank de verzekerde bewaring van [X] verlengd, waarbij is overwogen dat [X] in staat moet worden geacht om tijdens zijn verzekerde bewaring inlichtingen te verschaffen en derden opdrachten te verstrekken om dat namens hem te doen. Sindsdien heeft de curator echter, behoudens de stukken die hij kort voor de zitting vanuit de penitentiaire inrichting heeft ontvangen en aan de rechtbank heeft overgelegd, taal noch teken van [X] vernomen. De toegezonden stukken heeft de curator gezien de beperkte tijd tussen ontvangst en de zitting nog niet kunnen bestuderen. Wel kan de curator over de stukken opmerken dat slechts een eerste aanzet tot een jaarrekening over 2020 lijkt te zijn overhandigd. Deze roept alleen maar meer vragen op. Onder andere waar de € 60.000,- in 2021 is gebleven die blijkbaar eind 2020 nog als liquide middelen op de balans vermeld is. De aangeleverde crediteurenlijst kan volgens de curator niet kloppen, gezien het feit dat er al meer crediteuren vorderingen bij hem hebben ingediend. Daarnaast zijn onder meer een niet ondertekende overeenkomst, verschillende facturen en meerdere groene kaarten van auto’s aan de curator toegezonden, echter moet dit alles nog door de curator worden beoordeeld. Het belang van de overgelegde groene kaarten ontgaat de curator op dit moment.
De failliete onderneming heeft in anderhalf jaar tijd een kasstroom gehad van 4,3 miljoen euro. De curator heeft geen redelijke verklaringen waarvoor deze bedragen zijn ontvangen en uitgegeven. [X] heeft tegenover de curator verklaard een beginnend ondernemer te zijn, in sales te doen en af en toe een auto te verhandelen. Die verklaring klopt niet, gelet op de hoge kasstroom. Na datum faillissement is er nog een BPM-aangifte gedaan waarbij een valse handtekening is gebruikt. De curator heeft het vermoeden dat er criminele activiteiten achter de failliete onderneming zitten, waarbij mogelijk ook anderen dan [X] waren betrokken. Dat laat echter onverlet dat [X] aan de curator moet verklaren hoe het zit.

Het standpunt van de rechter-commissaris

De rechter-commissaris heeft op 16 december 2021 zijn standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt. De rechter-commissaris is van mening dat de gronden voor de verzekerde bewaring nog altijd onverkort aanwezig zijn nu door [X] nagenoeg geen informatie is aangeleverd. De rechter-commissaris verzoekt om de termijn gedurende welke het bevel tot in verzekerde bewaringstelling van kracht is opnieuw met dertig dagen te verlengen om zo [X] tot het geven van inlichtingen te dwingen.

Het standpunt van [X]

voert verweer tegen de verzochte verlenging van de verzekerde bewaring. [X] verzoekt om hem uit de bewaring te ontslaan dan wel de bewaring te schorsen. Daartoe is in het schriftelijke standpunt het volgende aangevoerd.
[X] doet op zijn manier zijn best om informatie te verstrekken. [X] doet dat niet adequaat, maar het is de vraag of hij wel het benul heeft van de gegevens die aan de curator moeten worden aangeleverd. [X] is geen succesvolle of rijke ondernemer. [X] is een thuiswonende man met een strafblad en een psychiatrisch verleden. Een eerdere psychotische decompensatie kwam mede onder invloed van het strafrechtelijk voorarrest. Verlenging van de bewaring acht de raadsman gezien de persoon(lijke omstandigheden) van [X] niet zinvol en niet proportioneel.
Door de raadsman is ter zitting is door de raadsman nog aangevoerd dat kennelijk [X] geen antwoord wil geven, omdat er een dossier ligt waarin allerlei aspecten een dubieuze indruk wekken en de curator mogelijk aangifte wil doen. Daarnaast doet [X] zijn best doet om dingen op te helderen, maar alles wat hij bij de curator aanlevert, zorgt voor nog meer verwarring. Zolang de bewaring voortduurt zal [X] niet meer kunnen aanleveren.
[X] heeft ter zitting het volgende verklaard. Hij weet wat een katvanger is. Hij is geen katvanger, maar ondernemer en kan meer informatie aanleveren. De informatie die hij recent heeft overgelegd, heeft hij uit zijn telefoon gehaald. Daartoe was deze hem in de P.I. een uur ter beschikking gesteld. Desgevraagd weigert hij zijn telefoon en toegangscode aan de curator ter beschikking te stellen, omdat hij de informatie waartoe zijn telefoon toegang geeft, als privé beschouwt. Hij handhaaft dit standpunt, ook als dit betekent dat hij langer vast zou blijven zitten. De bewaring valt hem zwaar en buiten de penitentiaire inrichting kan hij sneller informatie aanleveren.

De beoordeling

De rechtbank dient mede in verband met het bepaalde in artikel 5 EVRM te onderzoeken of er op basis van de huidige stand van zaken nog gronden aanwezig zijn die de voortduring van de inbewaringstelling en daarmee de inbreuk op de persoonlijke vrijheid van [X] rechtvaardigen. Daarbij dient het recht van [X] op persoonlijke vrijheid te worden afgewogen tegen de bij de inbewaringstelling betrokken belangen. In dat kader moet in aanmerking worden genomen het karakter van de inbewaringstelling die in dit geval is bedoeld als dwangmiddel tegen het verzuim van [X] van zijn inlichtingen- en medewerkingsplicht. [X] is op grond van het bepaalde in artikel 105 jo. 106 Fw. verplicht uit eigen beweging de curatoren te informeren over alle feiten en omstandigheden die voor de omvang, het beheer of de vereffening van de boedel van belang zijn. Op grond van artikel 105a jo. 106 Fw. dient [X] alle medewerking aan het beheer en de vereffening van de boedel te verstrekken. De rechtbank is van oordeel dat voornoemde belangenafweging in het nadeel van [X] uitvalt. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Ter zitting heeft [X] verklaard geen katvanger te zijn en niet bedreigd te worden. [X] heeft verklaard zelf de onderneming te zijn begonnen en dat hij daartoe een aanzienlijk startkapitaal uit een andere onderneming van hemzelf heeft kunnen halen. Daarnaast heeft [X] verklaard dat hij de stukken die hij aan de curator heeft laten verzenden en kort voor de zitting heeft overgelegd, met zijn telefoon heeft kunnen verzamelen. [X] verklaarde daar minder dan een uur mee bezig te zijn geweest. Daaruit volgt niet alleen dat er meer informatie door [X] kan worden aangeleverd, hetgeen hij overigens ter zitting ook heeft verklaard, maar volgt ook dat het tijdens zijn bewaring nog altijd eenvoudig is om informatie te verzamelen. [X] heeft immers (deels) de beschikking over zijn telefoon en heeft in zeer beperkte tijd behoorlijk wat stukken digitaal kunnen verzamelen en (laten) aanleveren. [X] wil zijn telefoon en de daarbij behorende code niet aan de curator afgeven. Die weigering rekent de rechtbank [X] aan. [X] is op grond van art. 105a jo. 106 Fw. ook gehouden is om zijn telefoon en de toegangscode aan de curator te overhandigen. Gelet op zijn houding is hij kennelijk nog steeds niet bereid om relevante informatie aan de curator te verschaffen.
In de beschikking van 21 december 2021 heeft de rechtbank onder meer overwogen dat [X] ook zonder over bescheiden te beschikken meer moet kunnen verklaren over de gang van zaken van de onderneming. De door de raadsman aangevoerde (persoonlijke) omstandigheden overtuigen de rechtbank er niet van dat dit (thans) anders zou zijn. [X] maakt ter zitting een heldere indruk, beantwoordt vragen en verklaart bovendien zelf dat hij meer informatie over de failliete onderneming kan verstrekken en dit kan onderbouwen met stukken.
Door de raadsman van [X] is voorts nog aangevoerd dat [X] , vanwege het voornemen van de curator om strafrechtelijk aangifte te doen, geen antwoorden wil geven. De rechtbank merkt op dat [X] zelf anders verklaard. Wat daar ook van zij, volgens vaste rechtspraak is het nemo-teneturbeginsel niet strijdig met de verplichtingen die krachtens de Faillissementswet op [X] rusten. In de beschikking van deze rechtbank van 20 oktober 2021 heeft de rechtbank zulks ook overwogen door aldaar op te nemen dat de inlichtingen die ingevolge de bepalingen uit de Faillissementswet door [X] moeten worden verstrekt, uitsluitend worden gebruikt om de curator in de gelegenheid te stellen om de afwikkeling van het faillissement ter hand te nemen. Wordt de verkregen informatie in de toekomst betrokken in een eventuele strafzaak, dan is het aan de betreffende strafrechter om te bepalen of al dan niet gebruik van de betreffende informatie wordt gemaakt. Zo het onderscheid niet duidelijk is, is het aan de raadsman van [X] om dit te verduidelijken.
Vorenstaande maakt dat de dwang die van de bewaring uitgaat gerechtvaardigd en proportioneel is om [X] tot het geven van de gevraagde inlichtingen te dwingen. De rechtbank zal het verzoek van de curator tot verlenging van de termijn, gedurende welke het bevel tot in verzekerde bewaringstelling van kracht is toewijzen en het verzoek van [X] tot opheffing dan wel schorsing van de bewaring afwijzen.

BESCHIKKENDE

Beveelt de verlenging van de termijn, gedurende welke het bevel tot in verzekerde bewaring stelling van
[X], voornoemd van kracht is, met dertig dagen;
Wijst af het verzoek tot opheffing dan wel schorsing van de bewaring van
[X], voornoemd.
Aldus gedaan te Almelo op 21 januari 2022 door mr. E. Venekatte, voorzitter,
mrs. A.E. Zweers en A.M. van Diggele, rechters, in tegenwoordigheid van A.B. Knook, griffier.