ECLI:NL:RBOVE:2022:2246

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 augustus 2022
Publicatiedatum
1 augustus 2022
Zaaknummer
ak_21_1394
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor het realiseren van een camperplek en een zwevende luifel aan een bestaande schuur in Raalte

In deze uitspraak van de Rechtbank Overijssel, gedateerd 1 augustus 2022, wordt het beroep van eiser tegen de weigering van het college van burgemeester en wethouders van Raalte om een omgevingsvergunning te verlenen voor het realiseren van een camperplek en een zwevende luifel aan een bestaande schuur beoordeeld. Eiser had op 14 januari 2021 een aanvraag ingediend voor het bouwen van een zwevende luifel en het inrichten van een perceel voor maximaal zes campers. De aanvraag werd echter afgewezen op 19 april 2021, omdat niet voldaan werd aan de voorwaarden van het bestemmingsplan "Buitengebied Raalte", met name de eis dat de afstand tot het bouwvlak van derden minimaal 50 meter moet zijn.

Eiser deed een beroep op het vertrouwensbeginsel, stellende dat hij na eerdere afwijzingen meerdere keren overleg had gevoerd met een ruimtecoach van de gemeente, die hem had verzekerd dat de vergunning mogelijk zou zijn na aanpassing van het plan. De rechtbank oordeelde echter dat er geen sprake was van een concrete toezegging, aangezien de aanvraag nog beoordeeld moest worden. Bovendien werd vastgesteld dat de afstand tot het bouwvlak van de buren niet voldeed aan de eisen van het bestemmingsplan, en dat er geen goede ruimtelijke onderbouwing was voor de aanvraag.

De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat eiser geen recht had op terugbetaling van het griffierecht of vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd gedaan door mr. A. Oosterveld, in aanwezigheid van griffier M.W. Hulsman, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 21/1394

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] uit [woonplaats] , eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van Raalte (verweerder)

(gemachtigde: H.L.G. van Overdijk).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de weigering van verweerder om aan hem een omgevingsvergunning te verlenen voor het realiseren van een camperplek en een luifel aan een schuur op het perceel [adres] te Raalte.
Met het bestreden besluit van 14 juli 2021 op het bezwaar van eiser is verweerder bij dat besluit gebleven.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 19 juli 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser bijgestaan door zijn echtgenote en mr. R.N.D. Brouwer, en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

2. Op 14 januari 2021 heeft eiser bij verweerder een aanvraag ingediend voor
het bouwen van een zwevende luifel aan een bestaande schuur en het inrichten van het perceel aan de [adres] te Raalte voor het plaatsen van maximaal zes campers.
Naar aanleiding van de publicatie van de aanvraag zijn “zienwijzen’ ingediend door omwonenden.
Bij het primaire besluit van 19 april 2021 heeft verweerder de aanvraag afgewezen.
Daarbij is aangegeven dat het realiseren van camperplaatsen is aan te merken als kleinschalig kamperen en dat niet wordt voldaan aan de in artikel 31.5, onderdeel 0
van het bestemmingsplan “Buitengebied Raalte” voor de nevenfunctie kleinschalig kamperen opgenomen voorwaarde dat de afstand tot het bouwvlak van derden tenminste
50 meter moet bedragen.
Verder is aangegeven dat het bestemmingsplan geen binnenplanse mogelijkheid tot afwijking kent en ook de kruimelgevallenregeling van artikel 4, van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor) voor deze situatie geen afwijkingsmogelijkheid biedt.
Tenslotte ziet verweerder geen mogelijkheid om middels een projectbesluit af te wijken
van het bestemmingsplan omdat de vereiste afstand van 50 meter ter bescherming van
zowel derden als campergasten tegen overlast dient en gelet op de geringe afstand tot de bouwvlakken van derden (0 tot 22,5 meter) in redelijkheid niet kan worden gesteld dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening.
Na door eiser ingediende bezwaren, een door verweerder ingediend verweerschrift en
een op 29 juni 2021 gehouden hoorzitting, heeft verweerder na verkregen advies van de commissie bezwaarschriften van 7 juli 2021 bij het thans bestreden besluit van 14 juli 2021 het bezwaar ongegrond verklaard en het besluit van 19 april 2021 in stand gelaten.

Beroepsgronden

3. In beroep stelt eiser dat hij na een eerdere afwijzing van een soortgelijke aanvraag meerdere keren overleg heeft gevoerd met [naam] , ruimtecoach van de gemeente Raalte, en dat deze zowel aan hem als aan zijn juridisch adviseur mr. R.N.D. Brouwer heeft aangegeven dat de omgevingsvergunning, na aanpassing van het plan en met een goede planschets, een goede landschappelijke inpassing en instemming van de buren alsnog zou kunnen worden verleend. Eiser stelt hieraan te hebben voldaan en doet een beroep op het vertrouwensbeginsel.
Voor zover het vertrouwensbeginsel niet opgaat is eiser van oordeel dat op grond van
het bepaalde in artikel 2.12, derde lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) van het bestemmingsplan kan worden afgeweken nu zijn buren akkoord waren
met zijn plannen. Van geluidsoverlast, verminderde verkeerveiligheid en een verminderd uitzicht is door de met de buren gemaakte afspraken niet langer sprake, volgens eiser.
Tevens stelt eiser dat het besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen nu verweerder de zienswijzen van derden niet aan eiser heeft toegezonden.

Beoordeling door de rechtbank

4.1
Op het perceel rust op grond van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Raalte’
de bestemming ‘Wonen’. Op grond van het bepaalde in artikel 31.5, aanhef en onder b,
van de planregels kan bij de bestemming ‘Wonen’ de nevenfunctie kleinschalig kamperen worden toegestaan, mits wordt voldaan aan de in artikel 31.5, aanhef en onder o opgenomen voorwaarden.
Niet in geschil is dat niet wordt voldaan aan de daarin onder 4 opgenomen voorwaarde
dat de afstand tot het bouwvlak van derden tenminste 50 meter bedraagt. Door eiser is niet bestreden dat de afstand tot het bouwvlak van de buren aan de [straat] [nummer 1] , [nummer 2] en [nummer 3] respectievelijk slechts 0, circa 12 en circa 22,5 meter bedraagt.
Evenmin wordt door eiser bestreden dat naast deze binnenplanse afwijkingsbevoegdheid ook de zogenaamde kruimelgevallenregeling van artikel 2.12, eerste lid, aanhef sub a, onder 2°, van de Wabo geen mogelijkheid biedt.
Eiser doet evenwel een beroep op het vertrouwensbeginsel dan wel het bepaalde in artikel 2.12, eerste lid, aanhef sub a en onder 3°van de Wabo, omdat sprake zou zijn van een goede ruimtelijke onderbouwing.
Strijd met het vertrouwensbeginsel
4.2
Eiser doet een beroep op het vertrouwensbeginsel. Hij heeft aangevoerd dat
hij voortdurend vooroverleg heeft gevoerd met [naam] van verweerders gemeente
en dat deze zowel aan hem als aan zijn juridisch adviseur Brouwer, heeft aangegeven
dat vergunningsverlening toch mogelijk zou zijn na aanpassing van het plan, met een
goede planschets en een goede landschappelijke inpassing en na instemming van de buren.
Ter zitting is heeft Brouwer gezegd dat [naam] hem desgevraagd in een op 1 december 2020 gehouden gesprek tot twee keer toe heeft toegezegd dat er geen verder inhoudelijke belemmeringen waren om de vergunning te verlenen als de beplanting was aangebracht en de tekening was bijgevoegd. Brouwer heeft verder aangegeven dat de gedragingen van verweerder bij eiser het vertrouwen hebben opgewekt dat de vergunning zou worden verleend als eiser aan de achtereenvolgende voorwaarden van de gemeente zou voldoen.
Eiser heeft ook kosten gemaakt om aan die voorwaarden te voldoen.
4.3
De rechtbank overweegt dat de Afdeling in haar uitspraak van 29 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1694, een zogenaamd drie-stappen-plan heeft geïntroduceerd bij
de beoordeling van een beroep op het vertrouwensbeginsel. De eerste stap is de juridische kwalificatie van de uitlating en/of gedraging waarop de betrokkene zich beroept, namelijk de vraag of die uitlating en/of gedraging kan worden gekwalificeerd als een toezegging.
4.4
In deze zaak ketst het beroep op het vertrouwensbeginsel al af op die eerste stap.
De reden hiervoor is dat van de zijde van verweerder is gesteld dat de medewerking en de gestelde mededelingen van [naam] in het vooroverleg, moeten worden gezien om tot een complete, ontvankelijke aanvraag te komen. Dan kon de aanvraag in behandeling worden genomen, waarbij er altijd de mogelijkheid bestaat dat de omgevingsvergunning toch wordt geweigerd ondanks dat aan de voorwaarden uit het vooroverleg is voldaan. Van een concrete toezegging was echter geen sprake omdat de aanvraag nog moest worden beoordeeld. De rechtbank acht die lezing van verweerder aannemelijk. Eiser heeft geen bewijs ingebracht dat er desondanks sprake was van een in rechte te honoreren concrete toezegging. Deze beroepsgrond slaagt dus niet.

Goede ruimtelijke onderbouwing

Ook eisers beroep op het bepaalde in artikel 2.12, eerste lid, aanhef sub a en onder 3°,
kan naar het oordeel van de rechtbank niet slagen. Bij toepassing van dit artikel is immers een goede ruimtelijke onderbouwing vereist. De in het bestemmingsplan opgenomen eis
dat er minimaal 50 meter afstand moet zijn tussen de camperplaatsen en het bouwvlak van derden is juist in verband met een goede ruimtelijke ordening opgenomen. Bij een geringe afwijking van het afstandscriterium en een volledige instemming van de directe buren had mogelijk sprake kunnen zijn van een goede ruimtelijke onderbouwing, maar gelet op de geringe afstanden in dit geval en het gegeven dat in ieder geval één buurman is terug-gekomen op zijn aanvankelijke instemming, kon verweerder zich op het standpunt stellen dat geen sprake kan zijn van een goede ruimtelijke ordening.

Zorgvuldigheid

Ten aanzien van de zorgvuldigheid vindt de rechtbank dat verweerder beter al bij
de weigering had aangegeven dat buren alsnog bezwaren hadden tegen het plan,
maar dat maakt de besluitvorming nog niet onzorgvuldig. Ook overigens is de rechtbank niet gebleken van een onzorgvuldige besluitvorming.
Conclusie en gevolgen
5. Het beroep is ongegrond.
6. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug.
7. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Oosterveld, rechter, in aanwezigheid van
M.W. Hulsman, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.