Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
[eiseres],
TRIFLEX B.V.,
TRIFLEX B.V.,
ALLIANZ BENELUX N.V.,
1.De procedure in de hoofdzaak en in de vrijwaringszaak
- het tussenvonnis van 10 november 2021 en de daarin genoemde processtukken;
- de akte van [eiseres] van 19 januari 2022;
- de antwoordakte van Triflex van 30 maart 2022.
als zodanigniet valt onder het in de polissen opgenomen schadebegrip.
(€ 105.078,02) en met betrekking tot de projecten B en D (€ 284.041,62) van in totaal
€ 389.119,64 (althans € 389.121,64) bestaan uit een bedrag van € 321.489,64 aan kosten van leveranciers en onderaannemers en een bedrag van € 67.632,00 aan kosten van de uitvoerder, werkvoorbereider en projectleider, die door [eiseres] ook wel interne uren genoemd worden. Volgens [eiseres] betreffen de herstelwerkzaamheden met betrekking tot project A een bedrag van € 86.817,38 aan kosten van leverancier/onderaannemer Rumitec B.V. (hierna te noemen: Rumitec), vermeerderd met 27% van de interne uren, zijnde
€ 18.260,64. De door [eiseres] uitgevoerde werkzaamheden met betrekking tot de projecten B en D betreffen volgens [eiseres] € 234.670,26 aan kosten van leveranciers/onderaannemers inclusief algemene kosten, vermeerderd met 73% van de interne uren, zijnde € 49.371,36. Wat betreft het verschil tussen het bedrag van € 284.041,62 voor de herstelwerkzaamheden (of sloopwerkzaamheden) met betrekking tot de projecten B en D en het door de Raad van Arbitrage in dit kader gehanteerde bedrag van € 197.814,00 heeft [eiseres] toegelicht dat dit laatste bedrag aan de hand van de schadeopstelling van Waterweg Wonen is begroot en alleen ziet op de sloopwerkzaamheden, dat de daadwerkelijke kosten voor de sloopwerkzaamheden € 194.712,30 bedragen en dat [eiseres] ter zake van de projecten B en D meer schade heeft geleden dan alleen de kosten voor de sloopwerkzaamheden. Hiermee heeft [eiseres] naar het oordeel van de rechtbank het betreffende verschil voldoende opgehelderd.
€ 321.489,64, namelijk € 297.773,76, een groot aantal facturen overgelegd, die hierna per schadepost zullen worden besproken. De stelling van Triflex dat nergens uit blijkt dat die facturen zijn betaald, zal worden gepasseerd, nu de rechtbank geen enkele aanleiding heeft om ervan uit te gaan dat [eiseres] niet tot betaling van die facturen heeft of zal moeten overgaan. Wat betreft het resterende bedrag van € 23.715,88 dat [eiseres] niet met facturen heeft onderbouwd en volgens haar betrekking heeft op algemene kosten en op geleverde materialen, merkt de rechtbank reeds op dat dit niet kan worden toegewezen. [eiseres] heeft namelijk verzuimd toe te lichten hoe de opslag ter dekking van de algemene kosten precies is berekend. Wat betreft de materialen geldt dat niet gecontroleerd kan worden welke materialen er precies zijn geleverd en of deze inderdaad ten behoeve van de herstelwerkzaamheden zijn ingezet.
[G] Klus & Bouw van € 280,00 in beginsel voor vergoeding in aanmerking komt. Uit de omschrijving op die factuur en de bijbehorende opdrachtbon volgt namelijk voldoende dat deze betrekking heeft op het herstel van de gebreken aan de Triflex-afwerklaag. Wat betreft de asbestinventarisatie/het asbestonderzoek geldt dat [eiseres] niets heeft gesteld over de noodzaak daarvan en dat deze werkzaamheden ook niet vermeld staan in de door [eiseres] opgesomde werkzaamheden. Dit geldt ook voor de werkzaamheden die op de factuur van [F] B.V. in rekening zijn gebracht. De facturen met betrekking tot de levering van materialen bieden ook geen, althans onvoldoende, aanknopingspunten om aan te nemen dat deze betrekking hebben op de herstel- of sloopwerkzaamheden in verband met de gebreken aan de Triflex-afwerklaag. De betreffende facturen komen daarom niet voor vergoeding in aanmerking.
€ 750.000,00 ziet op een prijsvermindering voor het door [eiseres] verrichte werk. Weliswaar is onderdeel van de gemaakte afspraken ook dat [eiseres] aan Waterweg Wonen toestemming heeft gegeven om de werkzaamheden voor herstel/vervanging zelf ter hand te nemen, maar dit maakt nog niet dat het bedrag van € 750.000,00 onder het begrip ‘schadevergoeding’ uit de polissen valt. Ook is onduidelijk gebleven voor welk deel van het bedrag dit zou gelden. [eiseres] heeft namelijk niet gesteld en onderbouwd welke werkzaamheden Waterweg Wonen precies heeft uitgevoerd en welke kosten hiermee gemoeid waren. Gelet op de uitspraak in hoger beroep van de Raad van Arbitrage staat bovendien vast dat [eiseres] een veel lager bedrag dan het bedrag van € 750.000,00 aan Waterweg Wonen verschuldigd is geworden en dat het grootste deel van dat bedrag dus wel degelijk betrekking heeft op de afkoop van het risico dat [eiseres] liep. De Raad van Arbitrage oordeelde immers dat (slechts) een deel van de door Waterweg Wonen resterende schade ter hoogte van € 342.500,- voor rekening van [eiseres] kwam. [eiseres] heeft in dit kader nog wel een beroep gedaan op het arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 14 september 2021 (ECLI:NL:GHAMS:2021:2823), maar de rechtbank gaat daaraan voorbij. Voor zover [eiseres] zich überhaupt al jegens Triflex, die niet de verzekeraar is, op dit arrest zou kunnen beroepen, volgt de rechtbank namelijk het verweer van Triflex dat geen directe noodzaak bestond een schikking te treffen. De omstandigheid dat [eiseres] het risico liep om meer verschuldigd te zijn, omdat de schade bij Waterweg Wonen in totaal bijna 3 miljoen bedroeg, is voor het aannemen van een dergelijke noodzaak onvoldoende. De uitspraak van de Raad van Arbitrage in hoger beroep was immers aanstaande en [eiseres] heeft geen feiten en omstandigheden aangevoerd die maakten dat zij die uitspraak niet kon afwachten. De rechtbank gaat er daarom van uit dat [eiseres] bij het treffen van de schikking niet de vereiste zorgvuldigheid in acht heeft genomen, zodat het beroep op voornoemd arrest niet kan slagen.
3.De beslissing
17 augustus 2022voor akte uitlating aan de zijde van [eiseres] , zoals hiervoor in r.o. 2.19 en 2.25 is overwogen;
26 oktober 2022voor vonnis.