ECLI:NL:RBOVE:2022:2269

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
8 juni 2022
Publicatiedatum
3 augustus 2022
Zaaknummer
C/08/256727 / HA ZA 20-446
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding door wanprestatie bij levering van gebrekkig veevoer met te hoog kopergehalte

In deze zaak vorderde de maatschap schadevergoeding van de AAN- EN VERKOOPCOÖPERATIE "DE EENDRACHT" U.A. wegens wanprestatie bij de levering van veevoer met een te hoog kopergehalte, wat leidde tot ernstige kopervergiftiging bij hun schapen. De rechtbank Overijssel oordeelde dat De Eendracht aansprakelijk was voor de schade die de maatschap had geleden. De rechtbank stelde de schade vast op € 356.127,00, na een gedetailleerde beoordeling van de verschillende schadeposten die de maatschap had ingediend. De rechtbank verwierp de verweren van De Eendracht, waaronder het beroep op eigen schuld van de maatschap en de stelling dat de schade onvoldoende was onderbouwd. De rechtbank concludeerde dat de maatschap voldoende had aangetoond dat zij schade had geleden door de wanprestatie van De Eendracht en dat de schadeposten, hoewel niet altijd even duidelijk onderbouwd, voldoende waren om de gevorderde schadevergoeding toe te wijzen. De Eendracht werd veroordeeld tot betaling van het schadebedrag, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/08/256727 / HA ZA 20-446
Vonnis van 8 juni 2022
in de zaak van

1.de maatschap [eiser 1] ,

gevestigd in [vestigingsplaats] ,
2.
[eiser 2],
wonende in [woonplaats] ,
3.
[eiser 3],
wonende in [woonplaats] ,
eisende partijen, hierna gezamenlijk te noemen de maatschap,
advocaat mr. P. Stehouwer te Groningen,
tegen
de coöperatie
AAN- EN VERKOOPCOÖPERATIE "DE EENDRACHT" U.A.,
gevestigd in Rouveen,
gedaagde partij, hierna te noemen De Eendracht,
advocaat mr. I.I.P. Cuijpers te 's-Hertogenbosch.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het (tussen)vonnis van 28 juli 2021;
  • de akte uitlating na tussenvonnis tevens akte overlegging producties van de zijde van de maatschap
  • de akte uitlating na tussenvonnis tevens akte overlegging producties van de zijde van De Eendracht.
1.2.
Hierna is vonnis bepaald.

2.Waar gaat de zaak over?

2.1.
In deze zaak staat vast dat De Eendracht tegenover de maatschap wanprestatie heeft gepleegd door verkoop en levering van brok met een te hoog kopergehalte. Als gevolg daarvan is een groot aantal schapen van de maatschap gediagnosticeerd met een ernstige kopervergiftiging. De Eendracht is daarvoor schadeplichtig. Partijen verschillen van mening over de omvang van de schade. De rechtbank stelt de schade vast op een bedrag van
€ 356.127,00 en zal dit hierna toelichten.
3. De verdere beoordeling
3.1.
Bij vonnis van 28 juli 2021 heeft de rechtbank het beroep van De Eendracht op de schending van de klachtplicht en op rechtsverwerking verworpen. Ook heeft de rechtbank geconcludeerd dat De Eendracht geen beroep kan doen op het exoneratiebeding uit haar algemene voorwaarden. Dit betekent dat zij in beginsel alle schade die de maatschap heeft geleden als gevolg van het leveren van de gebrekkige brok, moet vergoeden. De rechtbank heeft de maatschap in de gelegenheid gesteld de beweerdelijk geleden schade van € 441.799,85 nader te onderbouwen, waarna De Eendracht daarop zou mogen reageren. Beide partijen hebben vervolgens een akte genomen.
3.2.
Ter nadere onderbouwing van de gestelde schade heeft de maatschap de “
Toelichting bij de schadeberekeningen [eiser 1] nav kopervergiftiging” van ir. [A] van 19 september 2021 ingebracht, alsmede vijf melkcontrolelijsten, schriftelijke verklaringen van dierenartsen [B] en [C] en overzichten met betrekking tot het aantal afgevoerde en gestorven dieren in de periode van 20 februari 2021 tot 24 september 2021 en van de kalenderjaren 2017 en 2018. In zijn toelichting heeft [A] na herberekening/correctie de schade nader begroot op een bedrag van € 385.010,00.
3.3.
De Eendracht stelt zich primair op het standpunt dat de maatschap niet heeft voldaan aan de op haar rustende stelplicht. Daartoe voert De Eendracht aan dat de maatschap niet inhoudelijk heeft gereageerd op haar bezwaren tegen de (oorspronkelijke) schadeberekening van [A] , zoals die in randnummers 30 t/m 62 van de conclusie van antwoord zijn verwoord, ondanks dat de rechtbank de maatschap daartoe in r.o. 4.15 van het tussenvonnis van 28 juli 2021 uitdrukkelijk in de gelegenheid heeft gesteld. Daarnaast is het enkel verwijzen naar haar producties in strijd met een behoorlijke rechtspleging. Bovendien heeft de maatschap nagelaten (alsnog) de nodige onderbouwing in het geding te brengen. Zo heeft de maatschap niet alle melkcontrolelijsten verstrekt en evenmin de cijfers van 2020 (en 2021), aldus De Eendracht.
3.4.
Dit betoog faalt. Daartoe overweegt de rechtbank dat uit de door De Eendracht aangehaalde rechtsoverweging 4.15 van het tussenvonnis van 28 juli 2021 juist moet worden afgeleid dat de maatschap reeds aan haar stelplicht heeft voldaan. De maatschap heeft gesteld dat zij schade heeft geleden ten gevolge van de wanprestatie van De Eendracht en is in de gelegenheid gesteld om haar vermeende schade nader te onderbouwen. Of de maatschap aan haar onderbouwingsplicht heeft voldaan, zal de rechtbank hierna bespreken. Nu de maatschap in haar akte heeft verklaard dat zij zich geheel kan vinden in de toelichting en de (aangepaste) schadeberekening van [A] , gaat de rechtbank hierna uit van die berekening voor de onderbouwing van de stellingen van de maatschap. Een dergelijke werkwijze, waarbij een procespartij verwijst naar de door haar ingeschakelde deskundige, acht de rechtbank niet in strijd met een behoorlijke rechtspleging. Overigens sluit deze schadeberekening op het bedrag van € 385.010,00, hetgeen de rechtbank zal aanmerken als een eisvermindering tot dit bedrag.
3.5.
De maatschap stelt dat zij door de wanprestatie van De Eendracht met de volgende schadeposten is geconfronteerd: (1) de fok- en gebruikswaarde van uitgevallen dieren, (2) het saldoverlies door uitgevallen dieren en dieren zonder melk, (3) de herbevolkingskosten van de lege plaatsen door uitgevallen dieren en dieren zonder melk, (4) het saldoverlies bij overblijvende dieren door lagere productie, (5) de herbevolkingskosten van de dieren met een lage productie en (6) diverse kosten en expertisekosten.
3.6.
De rechtbank zal hierna eerst de onderbouwing van de maatschap per schadepost en het daartegen gevoerde verweer van De Eendracht weergeven. Daarna zal de rechtbank haar oordeel over de (omvang van de) schade geven.
Ad (1) de fok- en gebruikswaarde van uitgevallen dieren
3.7.
De maatschap stelt dat aanvankelijk 37 schapen zijn overleden ten gevolge van de kopervergiftiging en dat 18 schapen uit de melk zijn geraakt. Later bleken dit er meer te zijn. Zij stelt dat de fok- en gebruikswaarde van deze dieren tot en met maart 2021 € 179.792,00 bedraagt. Daarbij heeft de maatschap zich gebaseerd op haar jaarrekeningen van 2018 en 2019 waaruit volgens de maatschap blijkt dat de kostprijs € 522,00 per schaap bedraagt voordat een dier klaar is om melk te produceren, met een afschrijvingstermijn van vijf jaar en een restslachtwaarde van € 22,00. Ter bepaling van de fokwaarde van de dode schapen en volledig uit de melk geraakte dieren heeft de maatschap het gemiddelde genomen van de melkcontrolelijsten van maart 2014, juli 2016 en juni 2018. Volgens de maatschap geven deze resultaten de fokwaarde weer van de dieren voor de eerste kopervergiftiging in 2018. Daarna heeft de maatschap het gemiddelde genomen van de melkcontrolelijsten van november 2018 en juni 2019. De maatschap heeft vervolgens de hoogste fokwaarde aangehouden. Op basis hiervan heeft de maatschap de jaarlijkse productie per (overleden) schaap voorspeld, met als referentie een gemiddeld goed bedrijf in Nederland dat 500 kg melk per schaap per jaar produceert met 10,5% vet en eiwit. Volgens de maatschap leidt een en ander tot de overzichten, zoals die zijn opgenomen in het rapport van [A] van 21 april 2020, aangepast op 28 februari 2021.
3.8.
De Eendracht voert als verweer dat (i) de fok- en gebruikswaarde slechts te gelde wordt gemaakt bij verkoop van de dieren en dat deze intentie niet is gebleken, (ii) de melkcontrolelijsten niet in het geding zijn gebracht, (iii) bij de berekening van het gemiddelde saldo een onjuist peilmoment wordt gehanteerd, (iv) de beweerdelijke opfokkosten ad € 522,00 per schaap onvoldoende zijn onderbouwd, (v) meerdere schadeposten, waaronder de onderhavige post ter zake van de fok- en gebruikswaarde, gecorrigeerd dienen te worden vanwege de normale vervanging van 20%, (vi) verschillende melkprijzen worden gehanteerd en (vii) ten onrechte wordt uitgegaan van een productie van 365 dagen.
Ad (2) het saldoverlies door uitgevallen dieren en dieren zonder melk
3.9.
De maatschap stelt dat zij door de uitgevallen dieren een saldoverlies van
€ 39.041,00 heeft geleden (€ 487,00 x 37 dieren x 26 maanden : 12). Volgens de maatschap heeft zij 26 maanden nodig om de lege plaatsen in te vullen die door uitval zijn ontstaan en blijkt uit haar boekhouding van 2018 en 2019 dat het gemiddelde saldo van de dieren gelijk is aan € 487,00.
3.10.
De Eendracht voert als verweer dat geen termijn van 26 maanden maar maximaal 12 maanden leegstand als uitgangspunt moet worden gehanteerd en dat dus een halvering van dit verlies minimaal gerechtvaardigd is. Verder stelt De Eendracht dat (i) het gemiddelde saldo onjuist is berekend nu dit saldo is gebaseerd op de cijfers uit 2018 en 2019 en aldus de periode voorafgaand aan de eerste kopervergiftiging in juni 2018, waarvoor De Eendracht niet aansprakelijk kan worden gehouden, ten onrechte wordt meegenomen in dit saldo en (ii) niet inzichtelijk is gemaakt hoe het gemiddelde bedrag ad € 487,00 tot stand is gekomen.
Ad (3) de herbevolkingskosten van de lege plaatsen door uitgevallen dieren en dieren zonder melk
3.11.
De maatschap stelt dat het noodzakelijk is om de oude dieren uit de duurmelkfase te halen om lammeren te produceren teneinde te kunnen beginnen met de goede ooien die gerecupereerd zijn bij de ram te doen om nieuwe jonge dieren op te fokken, waardoor sprake is van een periode van droogstand van 60 dagen (in plaats van een periode van productie van 60 dagen x 2,42 kg melk per schaap per dag). Volgens de maatschap levert dit een omzetderving op van € 26.825,00 (2,42 kg x 60 dagen x melkprijs € 1,40 = afgerond
€ 203,00 + opfokkosten € 522,00 = € 725,00 x 37 dieren).
Ad (4) het saldoverlies door dieren met een lagere productie
3.12.
De maatschap stelt dat er ook 107 dieren waren die na de kopervergiftiging een lagere productie hadden (2,24 kg in plaats van 3 kg melk per schaap per dag) waardoor zij gedurende de vervangingsperiode van 26 maanden een saldoverlies van € 95.144,00 heeft geleden (107 dieren x 0,76 kg x melkprijs € 1,50/kg x 26 maanden x 30 dagen), waarbij rekening is gehouden met verbetering van de melkproductie vanaf maart 2020 van 1,8 kg tot gemiddeld 2,24 kg per schaap per dag.
3.13.
De Eendracht voert als verweer dat ten onrechte geen rekening is gehouden met de omstandigheid dat 60 lammeren werden behouden en direct aan het bedrijf van de maatschap konden worden toegevoegd waardoor het beweerdelijke verlies in melkproductie is beperkt. Verder stelt De Eendracht dat (i) geenszins blijkt dat de gestelde productie van 3 kg melk per schaap per dag juist is en (ii) de beweerdelijke terugloop in productie (van 3 kg naar 2,24 kg melk per schaap per dag) niet is onderbouwd.
Ad (5) de herbevolkingskosten van de dieren met een lage productie
3.14.
De maatschap stelt dat 107 dieren een lagere productie hebben ten gevolge van de kopervergiftiging. Zij stelt dat ook deze dieren moeten worden vervangen. Dit leidt tot 107 dieren x € 725,00 = € 77.575,00 omzetverlies.
Correctie herbevolkingskosten
3.15.
De maatschap erkent dat op de herbevolkingskosten een correctie moet worden toegepast. In de eerste plaats is de maatschap het met De Eendracht eens dat rekening moet worden gehouden met het feit dat onder normale omstandigheden 10-15% van de dieren uit de duurmelkfase worden gehaald om voor vernieuwing van de veestapel te zorgen, hetgeen in dit geval 30 dieren x € 725,00 = € 21.750,00 minder herbevolkingskosten betekent. Ook is de maatschap het met De Eendracht eens dat op de herbevolkingskosten de verkoopopbrengst van de fokrammen in mindering moet worden gebracht: 5 x € 2.500,00 = € 12.500,00. Tot slot erkent de maatschap dat rekening moet worden gehouden met het (theoretische) voordeel van een langere levensduur van de nieuwe lammeren: 2,5 jaar x
€ 100,00 = € 250,00 per schaap x 144 dieren = totaal € 36.000,00. Volgens de maatschap leidt een en ander ertoe dat de gecorrigeerde herbevolkingskosten in totaal € 34.150,00 bedragen (€ 26.825,00 + € 77.575,00 – € 21.750,00 – € 12.500,00 – € 36.000,00).
3.16.
De Eendracht betwist dat de maatschap herbevolkingskosten heeft gemaakt omdat [eiser 2] ter zitting heeft verklaard dat hij het bedrijf niet zal voortzetten. Bovendien heeft de maatschap direct na de vergiftiging in ieder geval 60 lammeren die voor de verkoop bestemd waren kunnen toevoegen aan haar bedrijf. Volgens De Eendracht is deze omstandigheid ten onrechte niet in de schadebegroting betrokken. Als de hiervoor bedoelde kosten wel zijn gemaakt, dan stelt De Eendracht dat (i) niet is gebleken dat tot maart 2020 54 dan wel 37 dieren zouden zijn uitgevallen/uit de melk zouden zijn geraakt en dat 102 dan wel 107 dieren minder productie zouden leveren en dat dit bovendien te wijten zou zijn aan de door De Eendracht geleverde brok, (ii) het zelf opfokken van de dieren niet de minst bezwaarlijke wijze van herstel betreft, (iii) voor het opfokken van 156 dieren niet een even groot aantal dieren uit de duurmelkfase gehaald hoeft te worden en (iv) een (hogere) correctie (dan € 36.000,00) voor toekomstig rendement noodzakelijk is.
Ad (6) Diverse kosten en expertisekosten
3.17.
De maatschap stelt dat zij € 8.089,60 aan expertisekosten en € 11.737,50 aan extra uren (469,5 uur x uurtarief € 25,00) heeft gemaakt. Ook stelt de maatschap dat zij extra verplaatsingskosten van € 9.814,40 (24.536 km x € 0,40) en effectieve uitgaven van
€ 7.242,25 heeft gehad.
3.18.
De Eendracht voert als verweer dat (i) de gevorderde reiskosten onvoldoende worden onderbouwd, (ii) interne tijdsbesteding niet als schade kwalificeert en deze schadepost bovendien onvoldoende is onderbouwd, (iii) de beweerdelijk gemaakte effectieve uitgaven niet van een onderbouwing zijn voorzien en (iv) niet blijkt dat de expertisekosten daadwerkelijk zijn gemaakt en bovendien enige specificatie ontbreekt.
Wat vindt de rechtbank?
3.19.
Vooropgesteld zij dat de maatschap heeft aangetoond dat zij schade heeft geleden door de wanprestatie van De Eendracht. Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat schapen zijn overleden en dat schapen minder melk produceerden doordat zij brok hebben gekregen met een te hoog koperconcentraat. Ten aanzien van de precieze hoogte van deze schade, verschillen partijen van mening. Hoewel [A] zijn motivering van de diverse schadeposten niet altijd even duidelijk heeft verwoord, is de rechtbank van oordeel dat hij bij de (her)berekening van de schade wel de juiste gegevens en uitgangspunten heeft gehanteerd. Weliswaar heeft De Eendracht tegen iedere schadepost afzonderlijk gemotiveerd verweer gevoerd, maar dit verweer houdt vooral in dat de maatschap de schadeposten onvoldoende heeft onderbouwd. De Eendracht komt zelf niet met een andersluidende, onderbouwde schadeberekening. In ieder geval blijkt die niet uit het door haar overgelegde expertiserapport van Achmea van 21 januari 2022. Bovendien heeft de maatschap de verweren van De Eendracht uit de conclusie van antwoord ook voorgelegd aan [A] , waarna hij daar in het nadere rapport onder ‘aanvulling met antwoorden’ ook op is ingegaan. Nu vaststaat dat schapen zijn uitgevallen en uit de melk zijn geraakt, heeft De Eendracht naar het oordeel van de rechtbank het deskundigenrapport van [A] waarin die schade nauwkeurig is getracht te onderbouwen, onvoldoende gemotiveerd weersproken. Op de meer algemene bezwaren van De Eendracht tegen dit rapport zal de rechtbank hierna ingaan.
3.20.
Anders dan De Eendracht betoogt, is de rechtbank van een dubbeltelling niet gebleken. Daartoe overweegt de rechtbank dat [A] voldoende overtuigend heeft toegelicht dat de fok- en gebruikswaarde de waarde van het dier zelf is en dat hierin de genetische waarde is vervat naast de kosten die gemaakt zijn om de dieren te laten opgroeien. Het saldoverlies is ontstaan doordat de stal noodgedwongen (tijdelijk) leeg moest staan omdat de herbevolking niet sneller kon, nu dit soort dieren (genetische waarde en gezondheidsstatus met het oog op exportmogelijkheden) niet te koop zijn en de overblijvende dieren eerst rust en recuperatie nodig hebben voordat deze weer ingezet kunnen worden voor de kweek. De rechtbank begrijpt het standpunt van de maatschap aldus dat door de kopervergiftiging niet alleen sprake is geweest van productieverlies maar ook van verlies van het productiemiddel (het schaap). Dat schaap moet vervangen worden (fok- en gebruikswaarde) en het duurt 26 maanden voordat het weer melk geeft, gedurende welke tijd het dier geen melk produceert (saldoverlies uitval). Daarbij gebruikt de maatschap eigen lammeren die eerst moeten groeien, aflammeren, etc. voordat deze melk kunnen geven. Om een nieuw schaap te kunnen krijgen, moet een ander schaap eerst een tijdje droog staan voordat het gedekt kan worden (herbevolking uitval). Daarnaast zijn er nog de schapen die niet zijn uitgevallen maar die wel een verminderde melkproductie hebben en uiteindelijk ook vervangen moeten worden (saldoverlies uit de melk geraakte dieren). De Eendracht heeft deze uitgangspunten onvoldoende gemotiveerd betwist.
3.21.
Ten aanzien van het standpunt van De Eendracht dat bij de schadebegroting geen rekening is gehouden met de eerdere kopervergiftiging in 2018 en het daardoor ontstane productieverlies waarvoor niet De Eendracht maar de vorige leverancier aansprakelijk is, overweegt de rechtbank dat [A] hierover heeft opgemerkt dat de eerste kopervergiftiging in 2018 – gezien de gevoederde doses en tijdspanne – minimaal was in vergelijking met de latere kopervergiftiging in 2019/2020. Verder heeft [A] toegelicht dat bij de berekening van de fokwaarde hiermee rekening is gehouden doordat de dieren die na de eerste kopervergiftiging in 2018 niet meer op hun vroegere melkproductie geraakten, ten aanzien van hun fokwaarde werden getaxeerd op de productiecijfers van voor de eerste vergiftiging. De rechtbank stelt verder vast dat bij de berekening van de fokwaarde ook rekening is gehouden met een normale vervanging van de dieren van 20% per jaar doordat een afschrijvingstermijn van vijf jaar is gehanteerd. Ook heeft [A] uiteengezet dat hij met een melkprijs van € 1,40 per kg heeft gerekend. De Eendracht heeft dit alles onvoldoende onderbouwd bestreden.
3.22.
Ten aanzien van de herbevolkingskosten is de rechtbank van oordeel dat [A]
gemotiveerd heeft toegelicht dat ook de dieren met een lagere productie vervangen moeten worden door erop te wijzen dat anders het saldoverlies hoger zal kunnen zijn. Volgens [A] kunnen wellicht enkele dieren wel melk blijven produceren zonder vervanging, gezien de vrij goede recuperatie van de productie, maar zijn deze net nodig om de nakweek van goede genetische kwaliteit te kunnen opfokken en hiermee de stal te herbevolken. Voorts heeft [A] naar aanleiding van het bezwaar van De Eendracht een behoorlijke correctie op de herbevolkingskosten toegepast (zie 3.15). De Eendracht heeft dit onvoldoende gemotiveerd betwist.
3.23.
Ten aanzien van het saldoverlies is de rechtbank van oordeel dat [A] gemotiveerd heeft toegelicht dat er 26 maanden nodig zijn om de lege plaatsen in te vullen. Volgens [A] is de uitval begonnen in december 2019 en kunnen de dieren terug bij de ram in de dekperiode van september 2020 nadat deze gerecupereerd zijn. De lammeren worden geboren in februari 2021 en kunnen op zijn vroegst aflammeren in februari 2022. In dit verband wijst [A] erop dat de wachtperiode om de dieren bij de ram te doen noodzakelijk is omdat de dieren beschadigde levers hebben waardoor deze eerst zo goed mogelijk moeten herstellen. Als dit niet gebeurt, dan zouden de dieren een verhoogd risico krijgen op drachtigheidstoxemie waardoor deze net voor het aflammeren alsnog zouden uitvallen samen met de ongeboren lammeren, aldus [A] . De Eendracht heeft hiertegenover onvoldoende feiten of omstandigheden aangevoerd waaruit volgt dat een leegstand van maximaal 12 maanden als uitgangspunt bij de berekening van het saldoverlies heeft te gelden.
3.24.
Hoewel het op de weg van de maatschap had gelegen om de door haar gestelde expertisekosten, extra uren, extra verplaatsingskosten en effectieve uitgaven nader te onderbouwen met bijvoorbeeld facturen en/of specificaties, staat voor de rechtbank voldoende vast dat de maatschap met het inschakelen van [A] als (partij)deskundige expertisekosten heeft gemaakt die op de voet van artikel 6:96 lid 2 sub b BW als vermogensschade voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank zal deze kosten, mede gelet op de opgave door [A] in zijn laatste rapport, begroten op een bedrag van
€ 8.000,00 inclusief btw voor het rapport van [A] van 21 april 2020/aangevuld op 28 februari 2021, zijn aanwezigheid ter zitting van 10 juni 2021 en zijn nadere toelichting van 19 september 2021. Nu van de andere kosten enige onderbouwing ontbreekt, zal de gevorderde vergoeding hiervan worden afgewezen.
Eigen schuld?
3.25.
Tot slot beroept De Eendracht zich op eigen schuld van de maatschap. Daartoe voert De Eendracht aan dat de maatschap de orderbonnen of de facturen onvoldoende heeft gecontroleerd en dat zij te laat heeft ingegrepen. De maatschap betwist dit.
3.26.
De rechtbank overweegt dat de stelplicht en bewijslast van eigen schuld van de tot schadevergoeding gerechtigde in beginsel rusten op de partij die zich op eigen schuld beroept, in dit geval dus op De Eendracht. Naar het oordeel van de rechtbank is De Eendracht daarin niet geslaagd. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
3.27.
De maatschap heeft voldoende gemotiveerd toegelicht dat de gehalten aan mineralen e.d. in veevoer specialistenwerk is en dat [eiser 2] hierbij al sinds jaar en dag samenwerkt met een vaste dierenarts. Daarbij heeft de maatschap onweersproken gesteld dat [eiser 2] de exacte gehalten telefonisch aan De Eendracht heeft doorgegeven en dat op de facturen en orderbonnen van De Eendracht 'kopersulfaat' staat vermeld, terwijl verzocht was om ophoging van het kopergehalte. De maatschap stelt dat men een chemicus moet zijn om te weten hoeveel koper in kopersulfaat zit en dat is [eiser 2] absoluut niet, en dat bovendien de gehalten aan kopersulfaat (16 of 18 kg op 5.000 kg brok) op het eerste gezicht heel weinig lijken. Volgens de maatschap heeft [eiser 2] de facturen van De Eendracht wel gezien en verkeerde hij in de veronderstelling dat deze kilogrammen, met daarbij opgeteld de koper die in de overige grondstoffen voor de brok zit, het gehalte aan koper zouden opleveren waarom hij had verzocht. Verder heeft de maatschap voldoende feitelijk toegelicht dat zij ook in het verdere tijdsverloop geen aanleiding had om eerder aan de bel te trekken. In de loop van december 2019 kreeg zij te maken met vage klachten onder de schapen, waarvan dierenarts [C] op 27 december 2019 desgevraagd heeft aangegeven dat voor kopervergiftiging de ziekteverschijnselen volstrekt atypisch waren. Begin januari 2020 zijn allerlei onderzoeken gedaan, op 6 januari 2020 is een ziek schaap geslacht en uit de autopsie van de lever is pas gebleken dat er sprake was van kopervergiftiging. Daarna is eerst het voer (anders dan de brok) onderzocht omdat men aanvankelijk vermoedde dat daar iets mee mis was. Vervolgens heeft [eiser 2] op 21 januari 2020 gezegd dat ook de brok moest worden onderzocht, waarna op 31 januari 2020 de uitslag van dat onderzoek bekend is geworden. Pas toen viel het spreekwoordelijke kwartje. Eerder bestond geen aanleiding om te vermoeden dat kopervergiftiging werd veroorzaakt door de brok. In dit verband heeft de maatschap erop gewezen dat de kopervergiftiging een zogenaamde stapelingsziekte is waarvan het soms wel weken of maanden kan duren voordat de eerste ziekteverschijnselen zich openbaren. De Eendracht heeft dit alles onvoldoende weersproken, zodat haar beroep op eigen schuld van de maatschap faalt.
Conclusie
3.28.
De rechtbank komt tot de slotsom dat de gevorderde betaling tot een bedrag van
€ 356.127,00 (€ 179.792,00 + € 39.041,00 + € 95.144,00 + € 34.150,00 + € 8.000,00) voor toewijzing in aanmerking komt.
Wettelijke rente
3.29.
De Eendracht heeft geen verweer gevoerd tegen de (ingangsdatum van de) gevorderde wettelijke rente, zodat deze rente zal worden toegewezen.
Proceskosten
3.30.
De Eendracht zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de maatschap worden – op basis van het liquidatietarief per 1 februari 2021 en de toegewezen hoofdsom – tot op heden begroot op:
  • dagvaarding € 88,38
  • griffierecht € 4.131,00
  • salaris advocaat
Totaal € 10.446,88
3.31.
De gevorderde nakosten en wettelijke rente zullen, op de hierna te melden wijze, worden toegewezen.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
veroordeelt De Eendracht om aan de maatschap te voldoen een bedrag van
€ 356.127,00, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf 28 oktober 2020 tot aan de dag der algehele voldoening,
4.2.
veroordeelt De Eendracht in de proceskosten, aan de zijde van de maatschap tot op heden begroot op € 10.446,88, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening,
4.3.
veroordeelt De Eendracht in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat De Eendracht niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening,
4.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mrs. M.A.M. Essed, D.N.R. Wegerif en E.C. Rozeboom en in het openbaar uitgesproken op 8 juni 2022. [1] (PS)

Voetnoten

1.type: