ECLI:NL:RBOVE:2022:2281

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
4 augustus 2022
Publicatiedatum
4 augustus 2022
Zaaknummer
08.023068.22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor feitelijke aanranding door een kapper tijdens het knippen

Op 4 augustus 2022 heeft de Rechtbank Overijssel een 60-jarige man veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 100 uur met een proeftijd van 3 jaar voor feitelijke aanranding. De man maakte zich schuldig aan het aanranden van een kapper tijdens het knippen van zijn haar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in de periode van 20 december 2020 tot en met 6 november 2021, twee keer het geslachtsdeel van het slachtoffer heeft betast. De verdachte heeft dit ontkend, maar de rechtbank achtte de verklaringen van het slachtoffer en getuigen overtuigend. De verdachte heeft zich tweemaal schuldig gemaakt aan het aanranden van het slachtoffer, die beide keren aan het werk was als kapper. De rechtbank heeft rekening gehouden met de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd, de persoon van de verdachte en het feit dat er een mediationtraject heeft plaatsgevonden tussen de verdachte en het slachtoffer, waarbij de verdachte zijn excuses heeft aangeboden en een schadevergoeding heeft betaald. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij afgewezen, omdat de schadevergoeding al was voldaan. De rechtbank heeft de verdachte als first offender aangemerkt en heeft besloten om een voorwaardelijke straf op te leggen, waarbij de verdachte zich gedurende de proeftijd niet schuldig mag maken aan een strafbaar feit.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.023068.22 (P)
Datum vonnis: 4 augustus 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1961 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 21 juli 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. Hoekstra en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. B.A.E.J. Koster, advocaat in Groningen, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het aanranden van [slachtoffer] , door (meerdere keren) zijn geslachtsdeel vast te pakken en/of te betasten.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij in of omstreeks de periode van 20 december 2020 tot en met 6 november 2021 te Steenwijk, althans in Nederland, [slachtoffer] door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, door meermalen, althans eenmaal, (onverhoeds) (terwijl die [slachtoffer] verdachte aan het knippen was) telkens het geslachtsdeel van die [slachtoffer] vast te pakken en/of te houden en/of te betasten.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte in de ten laste gelegde periode tweemaal het geslachtsdeel van [slachtoffer] heeft betast.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit.Hij heeft aangevoerd dat hoewel verdachte en [slachtoffer] beiden verklaren over een moment waarop verdachte aan het kruis van aangever heeft gevoeld, er voor de drie momenten die door hen worden genoemd telkens maar één bron is. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat wanneer de rechtbank wel van oordeel is dat er voldoende steunbewijs is, verdachte enkel kan worden veroordeeld voor het éénmaal betasten van het geslachtsdeel van [slachtoffer] .
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht op grond van de redengevende feiten en omstandigheden, zoals deze hierna in de bijlage zijn opgenomen, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de ten laste gelegde periode één keer het geslachtsdeel van [slachtoffer] heeft vastgepakt en één keer zijn geslachtsdeel heeft betast. Hiertoe overweegt zij het volgende.
[slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte op 11 september 2021 zijn geslachtsdeel heeft vastgegrepen toen hij het haar van verdachte aan het knippen was. Verdachte heeft daarvoor later die dag zijn excuses aangeboden en daar heeft [slachtoffer] het op dat moment bij gelaten. Toen [slachtoffer] op 6 november 2021 wederom verdachte aan het knippen was, gebeurde hetzelfde; verdachte greep het geslachtsdeel van [slachtoffer] vast.
Verdachte heeft bij de politie en desgevraagd ter zitting verklaard dat het klopt dat hij het geslachtsdeel van [slachtoffer] heeft vastgepakt. Volgens verdachte is dit gebeurd op de laatste dag voor de lockdown, in december 2020. Over 6 november 2021 heeft verdachte verklaard dat hij toen weer werd geknipt door [slachtoffer] en dat hij toen per ongeluk met zijn elleboog het geslachtsdeel van [slachtoffer] raakte.
De rechtbank stelt vast dat verdachte binnen de tenlastegelegde periode in elk geval éénmaal het geslachtsdeel van [slachtoffer] heeft vastgepakt en éénmaal het geslachtsdeel heeft betast. Hoewel de verklaringen van verdachte en [slachtoffer] verschillen over de precieze datum, verschillen zij niet over het aantal keer dat er iets is gebeurd in de ten laste gelegde periode. De rechtbank hecht daarbij geen geloof aan de verklaring van verdachte dat hij op 6 november 2021 per ongeluk met zijn elleboog het geslachtsdeel van [slachtoffer] zou hebben geraakt.
De rechtbank acht het niet aannemelijk dat dit per ongeluk ging, nu het al eens eerder was gebeurd en [slachtoffer] verdachte daarop had aangesproken. Ook heeft [slachtoffer] direct na het incident op 6 november 2021 met zijn werkgever, [getuige] , het handelen van verdachte besproken, overeenkomstig zijn verklaring bij de politie. Hierbij acht de rechtbank ook van belang dat [getuige] heeft verklaard dat [slachtoffer] de tranen in zijn ogen had staan toen hij hem vertelde over hetgeen even daarvoor was voorgevallen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen. Daarin zijn de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, opgenomen. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
hij in de periode van 20 december 2020 tot en met 6 november 2021 te Steenwijk,
[slachtoffer] door een andere feitelijkheid heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, door meermalen, onverhoeds, terwijl die [slachtoffer] verdachte aan het knippen was, het geslachtsdeel van die [slachtoffer] vast te pakken en te betasten.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf: feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een taakstraf van
100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, met een proeftijd van drie jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit de zaak af te doen met een geldboete en geen voorwaardelijke straf, nu er geen bijzondere voorwaarden zijn geadviseerd door de reclassering, de recidivekans laag is en verdachte al bezig is om inzicht te krijgen in het motief van zijn handelen.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De verdachte heeft zich tweemaal schuldig gemaakt aan het aanranden van [slachtoffer] . [slachtoffer] was beide keren aan het werk als kapper en knipte het haar van verdachte. Verdachte zocht beide keren bewust het fysieke contact met [slachtoffer] , omdat hij naar eigen zeggen wilde weten of [slachtoffer] daarbij spanning voelde. Dit, terwijl [slachtoffer] , nadat verdachte de eerste keer plotseling zijn geslachtsdeel had vastgepakt, duidelijk heeft gemaakt dat hij daar absoluut niet van was gediend. Verdachte heeft deze afwijzing bewust genegeerd en later nogmaals het geslachtsdeel van [slachtoffer] betast. Verdachte heeft daarmee uiting gegeven aan zijn eigen behoeftes, zonder daarbij aan de wensen van en de gevolgen voor de ander te denken. Daardoor heeft verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] .
Dit rekent de rechtbank hem aan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het over verdachte opgemaakte reclasseringsadvies van 12 juli 2022. Uit dit rapport volgt dat er sprake is van stabiliteit op de verschillende leefgebieden. Wel blijven er vraagtekens bestaan over de motieven die verdachte had om over te gaan tot het ten laste gelegde. Verdachte zegt hier zelf ook geen inzicht in te hebben, maar wil wel op zoek naar antwoorden en heeft zich om die reden aangemeld bij een psycholoog, gespecialiseerd in seksualiteitsproblematiek. Ook hebben verdachte en zijn echtgenote contact met een relatietherapeut naar aanleiding van het ten laste gelegde. Nu verdachte intrinsiek gemotiveerd openstaat voor hulp, ziet de reclassering geen meerwaarde in het opleggen van bijzondere voorwaarden. Het risico op recidive schat de reclassering in als laag.
De rechtbank neemt voorts in aanmerking dat verdachte blijkens het strafblad van
17 juni 2022 first offender is.
Ten voordele van de verdachte houdt de rechtbank rekening met het feit dat het mediationtraject tussen verdachte en [slachtoffer] is afgerond met een vaststellingsovereenkomst. Zij hebben de feiten in deze strafzaak met elkaar besproken, verdachte heeft zijn excuses aangeboden, die zijn aanvaard en zij zijn overeengekomen dat verdachte ter vergoeding van immateriële schade € 750,-- aan [slachtoffer] zal betalen, wat hij reeds heeft voldaan. Ook ter zitting heeft verdachte inzicht getoond in het verwerpelijke van zijn handelen en daarover zijn oprechte spijt betuigd. Daarbij hecht de rechtbank er ook belang aan dat verdachte op eigen initiatief hulp heeft ingeschakeld van een psycholoog.
De rechtbank is van oordeel dat, alles afwegende, kan worden volstaan met een geheel voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis.

8.De schade van benadeelde

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. Hij vordert verdachte te veroordelen om een schadevergoeding te betalen, ter hoogte van een door de rechtbank naar billijkheid vast te stellen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. Het bedrag wordt gevorderd ter vergoeding van immateriële schade. Daarbij is aangegeven dat er reeds € 750,-- is betaald zoals in een mediationtraject is overeengekomen.
8.2
Het oordeel van de rechtbank
Vast staat dat verdachte en de benadeelde partij een mediationtraject hebben gevolgd en dat zij een vaststellingsovereenkomst hebben gesloten. Daarin zijn zij onder meer overeengekomen dat verdachte een bedrag van € 750,-- zal betalen aan [slachtoffer] ter vergoeding van immateriële schade, waarbij de bepaling is opgenomen dat dit bedrag tegen algehele kwijting van materiële en immateriële schade zal worden betaald. Dit bedrag is reeds volledig voldaan door verdachte. De rechtbank zal de vordering daarom afwijzen.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
100 (honderd) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
50 (vijftig) dagen;
- bepaalt dat deze taakstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij af.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. K.A. Schönbeck, voorzitter, mr. D. ten Boer en
mr. J. de Ruiter, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J. Seuters, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 4 augustus 2022.
Mr. Ten Boer en mr. Seuters zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland, dienst Regionale Recherche met onderzoeksnummer ONRBC21095 / OMEGA. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] van 22 november 2021, pagina’s 3 en 4, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever:
Op 11 september 2021 was [verdachte] ongeveer om 11:00 uur in de kapsalon. Op het moment dat ik naast hem ging staan om het haar rondom zijn oor te knippen, ging hij met zijn hand naar mijn geslachtsdeel. Hij greep er gewoon in. Ik stond aan de linkerkant en hij raakte mij aan met zijn linkerhand. Hij kneep letterlijk een paar seconden in mijn lul.
Op 6 november 2021 ging het normaal. Binnen vijf minuten kneep hij weer in mijn lul. Ik stond weer links naast hem op het moment dat het gebeurde.
2.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 21 juli 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
Ik stootte hem aan met mijn elleboog en dan heb je contact. De keer dat het zeker te ver ging, was in december 2020 de laatste dag voor de lockdown. Ik was toen ‘s middags de laatste klant en ik had weer met mijn elleboog zijn kruis aangeraakt en ik was benieuwd of het wat bij hem deed. Ik heb hem toen met mijn linkerhand bij zijn kruis gegrepen. Daar schrok hij van. Toen kwam de lockdown en daarna heb ik wel weer gevraagd of hij mij kon knippen. Ongeveer om de zes weken ga ik naar de kapper. Op 6 november 2021 ging ik weer naar de kapper. In coronatijd droegen de kappers altijd plastic mantels, maar toen hadden ze weer een stoffen schort voor. Iedereen moest nog wel een mondkapje dragen. Het ging een beetje onhandig met mijn arm en toen schoot ik uit en raakte ik met mijn arm weer zijn kruis.
3.
De als bijlage bij het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] gevoegde foto van een WhatsApp gesprek tussen verdachte en [slachtoffer] , pagina 6, voor zover inhoudende zakelijk weergegeven:
6 november 2021, te 12:35 uur:
Hoi [slachtoffer] . Het spijt me heel erg wat ik je aangedaan heb. Ik wil de het echt niet, maar kan me begrijpen dat jij dit anders ervaren hebt. Ik hoop dat je het me wilt vergeven. Het gaat je goed. Bedankt voor de bijzondere gesprekken en wens je alle geluk in de liefde. Ik zal je nummer nu verwijderen zodat je geen last meer van me hebt.
4.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] van 27 december 2021, pagina 8, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van die getuige:
Hij zei tegen mij dat hij die klant niet meer wilde knippen. Terwijl hij dat zei had hij de tranen in zijn ogen staan. Hij had mij eerst uitgelegd over welke klant hij het had. Het was een klant die altijd naar hem vraagt. [slachtoffer] vertelde dat hij aan zijn kruis zat en dat hij dat al eens eerder heeft gedaan, 6 weken terug.