In deze zaak vordert eiser [A] van gedaagde [B] betaling van onbetaalde huurpenningen over de periode van december 2020 tot en met april 2021, alsook bijkomende kosten. [B] heeft de huur niet voldaan en beroept zich op persoonlijke omstandigheden en de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid. De kantonrechter oordeelt dat [B] de huur volledig moet betalen, inclusief bijkomende kosten, en dat de door [B] betaalde waarborgsom van € 1.300,00 in mindering moet worden gebracht op de huurachterstand. De kantonrechter wijst de vordering van [A] toe tot een bedrag van € 6.065,00, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De procedure heeft plaatsgevonden in Zwolle, waar partijen op 31 maart 2022 zijn verschenen. De kantonrechter heeft de persoonlijke omstandigheden van [B] niet als voldoende geacht om de betalingsverplichting te matigen. De vordering tot terugbetaling van de waarborgsom in voorwaardelijke reconventie wordt niet beoordeeld, omdat het beroep op verrekening in conventie slaagt.