Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
[verzoekster],
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
beiden wonende in [woonplaats] ,
GEMEENTE ZWARTEWATERLAND,
wonende in Sint Jansklooster,
1.Inleiding
2.De procedure
3.De feiten
:
4.Het geding in beroep
De beroepsgronden van [verzoekster]
Met betrekking tot perceel L 399 heeft de uitvoeringscommissie zich op het standpunt gesteld dat [verzoekster] niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De kavelvorm en aanwezigheid van bomen zijn aspecten die thuishoren in de Lijst der Geldelijke Regelingen (hierna: LGR) en niet in de beroepsprocedure, aldus de uitvoeringscommissie.
5.De beoordeling
Ontwikkelingen na aanhouding
L 834 en L 835 percelen van een bepaalde kwaliteit kwijtraakt en dat uit het rapport van [G] volgt dat het begrijpelijk is dat het ‘qua vorm, afstand tot de boerderij en geschiktheid volledig navolgbaar is dat [verzoekster] deze graag wil behouden’, maar zoals gezegd gaat het in beroep slechts om de vraag of de toedeling in zijn geheel voldoet. En dat is naar het oordeel van de rechtbank het geval. Bij een vergelijking van de verkavelingssituatie bij inbreng en toedeling van [verzoekster] moet worden vastgesteld dat er bij [verzoekster] , naast de al genoemde huiskavelvergroting sprake is van concentratie wat betreft de ligging van de veldkavels ten opzichte van de bedrijfskavel. In de inbrengsituatie lag een veldkavel van [verzoekster] nog op ongeveer 4,5 km afstand van haar bedrijf en in de toedeling liggen de veldkavels allemaal in elkaars nabijheid. Hierdoor is er een aanmerkelijke afstandverkorting gerealiseerd. Dat de toegedeelde kavels niet allemaal op elkaar aansluiten en (daardoor) kleiner zijn dan de inbreng, staat ook niet aan toedeling in de weg. Gelet op de verbetering voor [verzoekster] kan het belang om een grotere veldkavel toegedeeld te krijgen van minder gewicht worden geacht. Bovendien liggen de toegedeelde kavels dicht bij elkaar zodat zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet valt in te zien waarom deze niet efficiënt zouden kunnen worden bewerkt.