In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 12 augustus 2022 uitspraak gedaan op een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoeker die een rijbewijs aanvroeg terwijl hij niet in Nederland woonachtig was. De verzoeker had op 4 april 2022 een aanvraag ingediend voor een rijbewijs voor studenten in het buitenland, maar deze aanvraag werd op 10 juni 2022 geannuleerd door de Rijksdienst voor het Wegverkeer. De verzoeker maakte bezwaar tegen deze annulering en diende op 1 juli 2022 een verzoekschrift in bij de voorzieningenrechter. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de verzoeker voldoet aan de criteria van artikel 32 van het Reglement rijbewijzen, ondanks dat verweerder stelde dat de verzoeker niet voldoende bewijs had geleverd van zijn verblijf in Nederland. De voorzieningenrechter oordeelde dat de authenticiteitseis die verweerder hanteerde niet expliciet in de wet is vastgelegd en dat de verzoeker voldoende bewijs had geleverd van zijn inschrijving bij een opleidingsinstituut in Nederland. De voorzieningenrechter heeft verweerder opgedragen om binnen een week een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van de verzoeker en heeft een dwangsom opgelegd van € 100 per dag voor elke dag dat verweerder in gebreke blijft.