ECLI:NL:RBOVE:2022:2352

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 maart 2022
Publicatiedatum
16 augustus 2022
Zaaknummer
9415449 \ CV EXPL 21-3624
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding wegens gebrekkige uitvoering van aannemingsovereenkomst

In deze zaak vorderen eisers, [eiser 1] en [eiser 2], herstelkosten van gebreken die door de aannemer, [gedaagde], zijn veroorzaakt. De eisers hebben hun vordering onderbouwd met een deskundigenrapport, waaruit blijkt dat de werkzaamheden niet naar behoren zijn uitgevoerd. De gedaagde heeft de gebreken uit het rapport onvoldoende gemotiveerd weersproken. De kantonrechter heeft op 22 maart 2022 geoordeeld dat de vordering van eisers toewijsbaar is. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde tekort is geschoten in de nakoming van de aannemingsovereenkomst en dat hij gehouden is de schade die eisers als gevolg daarvan hebben geleden, te vergoeden. De eisers vorderen in totaal € 19.662,97, bestaande uit herstelkosten voor gebrekkig uitgevoerde werkzaamheden en schade die is ontstaan tijdens herstelwerkzaamheden. De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van € 17.191,45 voor herstelkosten en € 2.471,52 voor schade door gebrekkige herstelwerkzaamheden, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast is de gedaagde veroordeeld in de proceskosten van de eisers, vastgesteld op € 1.376,60, en in de nakosten van € 124,00.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 9415449 \ CV EXPL 21-3624
Vonnis van 22 maart 2022 (bij vervroeging)
in de zaak van

1.[eiser 1] ,wonende in [woonplaats] ,

2.
[eiser 2],
wonende in [woonplaats] ,
eisende partijen, hierna gezamenlijk te noemen [eiser 1] ,
gemachtigde: mr. K.D. de Boer,
tegen
[gedaagde] ,h.o.d.n.
BOUW- EN TIMMERWERKEN [X],
wonende in [woonplaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. S. van Steenwijk.

1.De procedure

1.1.
Eerder heeft de kantonrechter in deze zaak vonnis gewezen, dat is uitgesproken op 16 november 2021. Daarin heeft de kantonrechter bepaald dat de zaak zich leent voor een mondelinge behandeling.
1.1.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 28 februari 2022. Partijen zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigden. Door zowel mr. De Boer als mr. Van Steenwijk zijn pleitaantekeningen overgelegd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen tijdens de zitting verder is besproken.
1.2.
Omdat partijen tijdens de zitting geen regeling hebben getroffen, hebben zij vonnis gevraagd. Het vonnis is bepaald op vandaag.

2.Inleiding en korte samenvatting

2.1.
[gedaagde] heeft verschillende werkzaamheden verricht aan de woning van [eiser 1] , waaronder het plaatsen van kozijnen en een deur. Volgens [eiser 1] heeft [gedaagde] deze werkzaamheden niet goed uitgevoerd. Om in kaart te brengen wat er niet goed is gegaan heeft [eiser 1] een deskundigenrapport laten opstellen. Vervolgens heeft [eiser 1] een offerte opgevraagd voor het herstellen van de punten die uit dat rapport naar voren zijn gekomen. In deze procedure vraagt [eiser 1] om betaling van die offerte. Daarnaast vordert [eiser 1] betaling van een offerte voor schilderwerk, wat volgens [eiser 1] nodig is omdat [gedaagde] aan dat schilderwerk schade heeft veroorzaakt tijdens het uitvoeren van herstelwerkzaamheden.
2.2.
De kantonrechter wijst de vordering van [eiser 1] toe. Kort gezegd heeft [gedaagde] zijn betwisting van (een gedeelte van) de gebreken uit het deskundigenrapport onvoldoende onderbouwd. [gedaagde] heeft zich weliswaar bereid verklaard om eventuele gebreken te herstellen, maar dat is een gepasseerd station. [eiser 1] heeft namelijk aangegeven geen nakoming meer te vorderen, maar een vervangende schadevergoeding. Die zal de kantonrechter dan ook toewijzen. Dat er daarnaast schade is ontstaan tijdens herstelwerkzaamheden is door [gedaagde] erkend, zodat dat deel van de vordering ook zal worden toegewezen.
2.3.
Dit verkort weergegeven oordeel zal hierna uitgebreider worden gemotiveerd.

3.De beoordeling

Wat er aan de zaak is voorafgegaan

3.1.
[gedaagde] heeft [eiser 1] een offerte toegestuurd voor het plaatsen van dertien kozijnen, als ook een tuindeuren kozijn en een paardendeur. Het totaalbedrag van deze offerte is € 10.150,00. [eiser 1] is met deze offerte akkoord gegaan.
3.2.
[gedaagde] heeft de overeengekomen werkzaamheden in de periode van oktober 2018 tot en met juni 2019 grotendeels uitgevoerd. Partijen zijn hierna overeengekomen dat [eiser 1] de werkzaamheden die op dat moment nog moesten worden uitgevoerd in eigen beheer door een derde zou laten uitvoeren. Partijen hebben afgesproken dat [eiser 1] hiervoor de resterende 10% van de aanneemsom kon aanwenden.
3.3.
In juni 2019 hebben partijen e-mailcontact gehad over de door [gedaagde] uitgevoerde werkzaamheden. [eiser 1] heeft Verenging Eigen Huis vervolgens ingeschakeld voor een zogeheten ‘milde keuring’. Bij deze keuring waren beide partijen aanwezig. Verenging Eigen Huis heeft van de keuring een rapport uitgebracht.
3.4.
[gedaagde] is eind september 2019 bij [eiser 1] langsgekomen om de gebreken die uit het rapport van Verenging Eigen Huis naar voren waren gekomen te herstellen. Bij deze herstelwerkzaamheden is schade ontstaan aan de kozijnen.
3.5.
Propendum B.V. (hierna: Propendum) heeft op verzoek van [eiser 1] een tweede keuring uitgevoerd met betrekking tot de werkzaamheden van [gedaagde] . Op 7 december 2020 heeft Propendum hiervan een rapport uitgebracht.
3.6.
[eiser 1] heeft bij [A] timmerbedrijf & interieurbouw (hierna: [A] ) en [B] Schilders – Afbouw en vastgoedonderhoud (hierna: [B] ) offertes opgevraagd voor herstelwerkzaamheden.
3.7.
Partijen hebben begin 2021 contact gehad, waarbij [eiser 1] [gedaagde] heeft gesommeerd om tot herstelwerkzaamheden over te gaan en [gedaagde] zich op het standpunt heeft gesteld een contra-expertise te willen laten uitvoeren.
Wat [eiser 1] wil
3.8.
[eiser 1] vraagt de kantonrechter – samengevat – om [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een bedrag van in totaal € 19.662,97, te vermeerderen met de wettelijke rente, en met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
Het verweer daartegen
3.9.
[gedaagde] heeft – samengevat – de volgende punten naar voren gebracht. Op basis van de algemene voorwaarden van [gedaagde] is hij slechts aansprakelijk tot de hoogte van de oorspronkelijke aanneemsom. Volgens [gedaagde] heeft [eiser 1] daarnaast veel te lang gewacht met het aflakken van de kozijnen, zodat deze onderhevig zijn geweest aan weersinvloeden. Ook is de verdere verbouwing van de woning van invloed geweest op het door [gedaagde] geleverde werk. Volgens [gedaagde] heeft Propendum hier geen rekening mee gehouden in haar rapport. [gedaagde] heeft aangevoerd dat hij de onafhankelijkheid van Propendum in twijfel trekt. Voor zover er gebreken zijn, heeft [gedaagde] aangegeven bereid te zijn deze te herstellen.
Het oordeel van de kantonrechter
3.10.
Partijen hebben een overeenkomst van aanneming van werk gesloten. De vraag die de kantonrechter als eerste moet beantwoorden, is of de algemene voorwaarden van [gedaagde] op deze overeenkomst van toepassing zijn. [eiser 1] heeft aangevoerd dat zij geen kennis van de algemene voorwaarden heeft kunnen nemen en heeft daarom de vernietiging van deze voorwaarden ingeroepen. [gedaagde] heeft aangevoerd dat [eiser 1] door het akkoord gaan met de offerte zich ook akkoord heeft verklaard met de inhoud van zijn algemene voorwaarden.
3.11.
De kantonrechter stelt voorop dat artikel 6:233 BW bepaalt dat de gebruiker van algemene voorwaarden (in dit geval [gedaagde] ) zijn wederpartij (in dit geval [eiser 1] ) in de gelegenheid dient te stellen van de algemene voorwaarden kennis te nemen. Dit kan bijvoorbeeld door het overhandigen (‘ter hand stellen’) van de voorwaarden. Heeft de gebruiker de voorwaarden niet of niet correct ter hand gesteld, dan zijn de voorwaarden vernietigbaar. Naar het oordeel van de kantonrechter is niet vast komen te staan dat [eiser 1] kennis heeft kunnen nemen van algemene voorwaarden van [gedaagde] , zodat deze vernietigbaar zijn en dus buiten toepassing moeten worden gelaten. Voor dit oordeel is het volgende van belang. Op de offerte van [gedaagde] staat weliswaar dat (in dit geval) [eiser 1] bij ondertekening van de offerte of bij betaling van de eerste termijn van de voorwaarden op de hoogte is en daarmee akkoord gaat, maar wat vast staat is dat [eiser 1] de offerte niet heeft ondertekend. De offerte levert daarom geen dwingend bewijs in de zin van artikel 157 Rv op van kennisname door [eiser 1] van de algemene voorwaarden. Het enkele betalen van de eerste termijn van de aanneemsom leidt daar evenmin toe. Verder heeft [gedaagde] ter zitting verklaard dat hij normaliter zijn offertes per post verstuurt, en dat hij daarbij een exemplaar van zijn voorwaarden voegt. In dit geval heeft [gedaagde] de offerte echter per e-mail aan [eiser 1] toegezonden, en heeft [eiser 1] gesteld dat [gedaagde] de voorwaarden niet heeft meegestuurd. Hierop heeft [gedaagde] tijdens de mondelinge behandeling desgevraagd aangegeven dat het mogelijk is dat hij ze in dat geval niet heeft toegezonden aan [eiser 1] . Gelet hierop is niet vast komen te staan dat [eiser 1] van de algemene voorwaarden kennis heeft kunnen nemen, zodat deze buiten toepassing moeten worden gehouden.
3.12.
Vervolgens komt de kantonrechter toe aan de beoordeling van de vordering tot schadevergoeding van [eiser 1] . Deze schadevergoeding bestaat uit twee onderdelen, namelijk herstelkosten vanwege gebrekkig uitgevoerde werkzaamheden (1) en herstelkosten vanwege schade die is ontstaan tijdens herstelwerkzaamheden door [gedaagde] (2). Deze twee onderdelen van de vordering zullen hierna worden beoordeeld.
De herstelkosten vanwege gebrekkig uitgevoerde werkzaamheden (1)
3.13.
Ter onderbouwing van haar standpunt dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de aannemingsovereenkomst heeft [eiser 1] het rapport van Propendum overgelegd. [gedaagde] heeft (inhoudelijk) verweer gevoerd tegen het rapport.
3.14.
De kantonrechter stelt voorop dat indien een op verzoek van een partij of op gezamenlijk verzoek van partijen uitgebracht deskundigenrapport in het geding is gebracht, het aan de rechter is om te beoordelen welke waarde daaraan moet worden toegekend (art. 152 lid 2 Rv). De kantonrechter ziet in de bezwaren van [gedaagde] onvoldoende aanleiding om het rapport van Propendum terzijde te schuiven. Hiervoor is het volgende van belang. [gedaagde] heeft de onafhankelijkheid van Propendum weliswaar in twijfel getrokken, maar heeft deze twijfels niet onderbouwd en daarmee niet concreet gemaakt. De enkele stelling “wie betaalt, bepaalt”, is in ieder geval onvoldoende. [gedaagde] heeft daarnaast weliswaar aangevoerd dat hij een contra-expertise wil laten uitvoeren, maar dit heeft [gedaagde] tot op heden niet laten doen, hoewel daartoe alle gelegenheid was. Coronamaatregelen vormden in ieder geval geen beletsel, aangezien [eiser 1] onweersproken heeft gesteld dat keuringen in de bouw ondanks die maatregelen doorgang konden vinden. Dat de kantonrechter daarom geen tweede rapport naast het rapport van Propendum kan houden, moet daarom voor risico van [gedaagde] komen.
3.15.
Vervolgens het inhoudelijke verweer van [gedaagde] tegen het rapport van Propendum. De kantonrechter gaat aan dit verweer voorbij en overweegt daartoe als volgt. Voor zover [gedaagde] heeft aangeboden om tot herstel van bepaalde in het rapport genoemde punten over te gaan, heeft te gelden dat herstel een gepasseerd station is. [eiser 1] heeft namelijk aangevoerd dat zij in plaats van nakoming (herstel) een vervangende schadevergoeding vordert. Hoewel niet is gebleken dat [eiser 1] een omzettingsverklaring zoals bedoeld in artikel 6:87 lid 1 BW naar [gedaagde] heeft toegezonden, kan de dagvaarding als een dergelijke verklaring worden aangemerkt. Dit betekent dat de verbintenis tot (deugdelijk) nakomen is omgezet naar een verbintenis tot schadevergoeding.
[gedaagde] heeft verder aangevoerd dat het ‘bloeden’ van het hout (punt 3 van het rapport) komt door het te laat schilderen door [eiser 1] . Hierop heeft [eiser 1] onweersproken gesteld dat zij als gevolg van het tekortschieten van [gedaagde] niet eerder aan het schilderwerk kon beginnen. Dit verweer van [gedaagde] kan daarom niet slagen. Bovendien blijkt uit punt 5 van het rapport dat deze deur, waarbij sprake is van bloeden van het hout, niet de juiste dikte heeft voor de beglazing. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [gedaagde] zijn kritiek voor wat betreft punt 8 en punt 15 van het rapport onvoldoende onderbouwd. [gedaagde] heeft weliswaar aangevoerd dat partijen geen KOMO-keurmerk zijn overeengekomen, en dat de lage borstwering door partijen is afgesproken, maar [gedaagde] is niet ingegaan op de constatering van Propendum dat de deuren kunnen wegzakken, en dat daarmee het plaatsen van de deur gebrekkig is uitgevoerd. Dit geldt ook voor punt 14, 22 en 23 van het rapport, met betrekking tot de bevestigingsmiddelen. [gedaagde] voert weliswaar aan dat het kozijn wel degelijk goed is bevestigd, maar onderbouwt deze betwisting van het rapport niet, bijvoorbeeld door aan te voeren op welke manier hij het kozijn heeft bevestigd. Ook voor wat betreft de punten 16 tot en met 20 van het rapport heeft [gedaagde] zijn kritiek op het rapport naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende onderbouwd. Zo gaat [gedaagde] bijvoorbeeld niet in op de door Propendum geconstateerde verzakking van het kozijn (punt 17) en het onvoldoende aandrukken van het glas (punt 18). Dit geldt ook voor de kritiek van [gedaagde] met betrekking tot punt 26 van het rapport, welke kritiek niet meer is dan een blote ontkenning van de vaststelling van de deskundige. Uit de offerte van [A] blijkt niet dat herstel dan wel vervanging van de dubbele boerendeur (punt 27) is geoffreerd, zodat het verweer van [gedaagde] op dit punt onbesproken kan blijven. Ten slotte punt 34 van het rapport. Voor wat betreft dit punt heeft [eiser 1] onweersproken gesteld dat [gedaagde] deze muur zelf heeft opgebouwd, zodat de scheefstand van het kozijn aan [gedaagde] te wijten is. Aan het verweer van [gedaagde] op dit punt gaat de kantonrechter daarom eveneens voorbij.
3.16.
Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de kantonrechter genoegzaam vast komen te staan dat [gedaagde] zijn werkzaamheden aan de woning van [eiser 1] , in ieder geval voor een gedeelte, gebrekkig heeft uitgevoerd. Dit betekent dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten aannemingsovereenkomst en dat hij gehouden is de schade die [eiser 1] als gevolg daarvan heeft geleden, te vergoeden. Ter onderbouwing van deze schade heeft [eiser 1] de offerte van [A] in de procedure gebracht, die een bedrag van € 17.191,45 noemt. [gedaagde] heeft deze offerte weliswaar betwist, stellende dat het bedrag van deze offerte hoger is dan de oorspronkelijke aanneemsom, maar [eiser 1] heeft onweersproken gesteld dat deze prijstoename te wijten is aan het feit dat grondstoffen in de tussentijd een stuk duurder zijn geworden. Om die reden gaat de kantonrechter aan het verweer van [eiser 1] tegen de offerte voorbij, en zal het gevorderde bedrag worden toegewezen.
De herstelkosten vanwege schade door gebrekkig uitgevoerde herstelwerkzaamheden (2)
3.17.
[eiser 1] vordert een bedrag van € 2.471,52 aan herstelkosten, bestaande uit een offerte voor schilderwerk, dat volgens [eiser 1] nodig is om schade te herstellen die tijdens door [gedaagde] uitgevoerde herstelwerkzaamheden is ontstaan. Aangezien [gedaagde] ter zitting heeft erkend dat deze schade door zijn toedoen is ontstaan, en deze kosten dus voor zijn rekening komen, is dit deel van de vordering toewijsbaar. Nu [gedaagde] tegen de offerte geen verweer heeft gevoerd, zal dit deel van de vordering dan ook worden toegewezen.
Conclusie
3.18.
Gelet op het voorgaande zullen de vorderingen van [eiser 1] worden toegewezen. Tegen de wettelijke rente is geen specifiek verweer gevoerd, zodat deze als op de wet gegrond eveneens zal worden toegewezen.
Tot slot
3.19.
Omdat [gedaagde] deze procedure verliest, moet hij de proceskosten van [eiser 1] betalen. Deze kosten stelt de kantonrechter als volgt vast:
a. kosten dagvaarding € 123,60
b. griffierecht € 507,00
c. salaris gemachtigde € 746,00 (twee punten, voor de dagvaarding en de mondelinge behandeling, maal het tarief van € 373,00 per punt)
Dus in totaal: € 1.376,60.
3.20.
De nakosten worden begroot op € 124,00 (een half punt van het salaris gemachtigde, met een maximum van € 124,00).

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser 1] van een bedrag van € 17.191,45, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na de datum van dit vonnis totdat volledig is betaald;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser 1] van een bedrag van € 2.471,52, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na de datum van dit vonnis totdat volledig is betaald;
4.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de kant van [eiser 1] vastgesteld op € 1.376,60, en in de nakosten, begroot op € 124,00;
4.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.M. Essed, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 22 maart 2022. (wv)